"Domweg gelukkig in de Dapperstraat..."
Er zijn mensen, die jonkheer Testa, de opstappende directeur van het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) Amsterdam, op handen dragen. Van anderen krijgt hij het heilige kruis na. Tot die laatste groepering behoor ik.
Toch moet ik Testa iets nageven. Na NZH een poot van drie miljoen gulden uitgedraaid te hebben bij zijn vertrek in 1996, is hij toch nog een nieuwe uitdaging aangegaan: het GVB er bovenop helpen. Hij had toen al kunnen besluiten, wat hij nu besloten heeft: ergens stil te gaan leven van zijn vele centen.
Of het hem gelukt is, het GVB te saneren, daarover verschillen de meningen. Hij haalde de bezem door het management (om er zijn eigen vriendjes van de NZH neer te kunnen zetten); hij kreeg bij het gemeentebestuur gedaan dat GVB een vloot nieuwe bussen mocht bestellen (aangezien een stadsbus hoogstens 12 jaar meegaat, zal elke directeur daar vroeg of laat voor moeten zorgen; niet echt een verdienste); hij maakte GVB financieel gezond en bestreed de corruptie. Het laatste weerhield hem er niet van, zelf regelmatig met zijn twee voorpoten in de gemeentelijke geldla te graaien. Bij de comptabele ambtenaren van Amsterdam heerste vaak verbijstering over zijn monsterdeclaraties ten eigen bate, waaronder een avondje Chinezen voor intimi, ter waarde van 10.000 gulden.
Soit, voor de reiziger geldt alleen de kwaliteit van het product OV. Daarbij viel tijdens het bewind van Testa vooral de bus in ongunstige zin op. Er waren hardnekkige problemen met de personeelsbezetting. In de hoofdstad valt ongeveer 10% van de busritten uit, mede als gevolg van het excessief hoge ziekteverzuim onder GVB-chauffeurs. Het werd Testa niet persoonlijk aangewreven; wel werd één van zijn onderknuppels, de directeur van het busbedrijf, er onlangs voor ontslagen.
Dit alles vormde voor ons aanleiding om een lang betreurde belofte in te lossen: een artikel over de bussen van het GVB. Maar het viel allemaal erg mee, onthul ik op voorhand.
Amsterdam associeer je met (sex, drugs en rock & roll, maar ook met) trams. Normaal neem je de tram, in Amsterdam. Toch is het busnet niet te verwaarlozen. Niet minder dan 38 buslijnen telt de GVB (inclusief Sternet- en spitslijnen), veel meer dan tram- en metrolijnen bij elkaar. Op deze buslijnen worden dagelijks in totaal pakweg 200.000 passagiers vervoerd.
Gezien de omvang van het busnet verdelen we ons bezoek aan Amsterdam in twee delen: één dag boven het IJ en één daaronder. Een ongelijke splitsing, op het eerste gezicht, want slechts 15% van de Amsterdammers woont boven de genoemde zeearm. Maar het noorden van de stad kent (nog) geen railvervoer, is geheel op de bus aangewezen en heeft een zeer dicht busnet.
We beginnen echter in het zuiden, waar de blauwwitte
bussen alleen maar de gaatjes vullen
die door het railverkeer worden opengelaten. De datum: zaterdag 15
september 2001, een
wisselvallige nazomerdag, in de slagschaduw van het wereldnieuws.
Osdorp. Lijn 23, gezien vanuit lijn 19.
Het uitzicht is enigszins gespikkeld, maar dat ligt aan de
achterruit van de bus, en niet aan uw toestel, noch aan het mijne.
Een would be-tramlijn is een mooie lijn om een busdag in Amsterdam te beginnen. Ook wil ik beslist een rit maken met de Opstapper: het grachtenbusje dat overal stopt; is het niet achter een lossende bestelauto, dan wel om passagiers op te nemen.
Om 10.31 kom ik in Leiden aangerend op het perron, en hoor de sluitfluit van de Intercity naar Amsterdam CS. Met schijt aan de huisregels-in-ontwerp, en ofschoon een overspannen machinist - wiens OVL-mails ik altijd ongelezen weggooi - het me verboden heeft, spring ik toch nog aan boord van de trein. Zodra we vertrokken zijn, bemerk ik mijn vergissing: deze stopt niet in Sloterdijk! Ik reis door naar Amsterdam CS, en stel mijn plannen bij. Ik ga per bus een groot vierkant afleggen door de buitenwijken van Amsterdam: west, zuid, oost en noord. Een plattegrond heb ik niet bij me, maar ik zal mijn reis bijeen componeren door bestudering van de lijnennetkaarten in de abri's; een beetje avontuur. Als we nog tijd overhebben voor die Opstapper, dan pakken we die ook nog mee.
Het is opvallend druk in de trein. Veel hutkoffers en tassen,
zowel vóór Schiphol als daarna;
mogelijk een gevolg van het feit dat het luchtverkeer van en naar
Amerika pas weer op gang is
gekomen.
Eindpunt Geuzenveld
Tot en met de Rozengracht rijden we gelijk op met een bundel tramlijnen. Dan slaat de bus af, de Nassaukade op, en later de Hugo de Grootstraat in. Ineens word ik enthousiast voor mijn busmissie; eindelijk zie ik vandaag eens een nieuw stuk Amsterdam, waar de tram niet komt. Een heel vertrouwd stuk overigens: winkelstraten en hoge, sombere portiekhuizen. Mijn bus is zo goed als leeg, maar de tegenliggers, richting de geneugten van de binnenstad, zitten vol.
Lijn 21 rijdt in kwartierdienst, de hele week, behalve in de spits van maandag tot / met vrijdag; dan wordt een tienminutendienst geboden. Het is een streekvervoersfrequentie, veel minder dan de tram. Veel Amsterdammers zullen de bus links laten liggen, en een klein stukje verder lopen om een tram te pakken.
We kruisen de Kostverlorenvaart. De nieuwe wijken ten westen daarvan vallen onder Hoogheemraadschap Rijnland, en worden dus in poldertechnisch opzicht vanuit Leiden bestuurd. Een raar idee; hoe hebben de Amsterdammers het ooit kunnen accepteren! Amsterdam is zelfs niet de hoofdstad van Noord-Holland, zoals ieder schoolkind je zou kunnen vertellen.
De volgende halte heet nog steeds Centrale Markthallen, hoewel die al lang afgebroken zijn, en plaatsgemaakt hebben voor moderne flats. Even later kruisen we de Westtak en de Ringmetro, op een plek waar geen station is. Er liggen grote zandhopen; het heeft te maken met de Hemboog, het in aanleg zijnde verbindingsspoor tussen de Zaanstreek en de Westtak. Opvallend, dat je ook tijdens een busdag vooral let op rail-details. Ben ik dan in mijn hart toch een railhobbyist? Laat het s.v.p. niet waar zijn!
We rijden door de wijken Bos en Lommer, Slotermeer en Geuzenveld. Zo'n stad is gelaagd als een ui. Van binnen naar buiten passeer je alle bouwstijlen van de laatste drie eeuwen.
Bij de Burgemeester de Vlugtlaan is een groot winkelcentrum, waar vrijwel alle passagiers uitstappen. Een meisje wordt voortgetrokken aan een arm. "Kom nou, schiet nou op, anders zit je tussen de deur", hoor ik haar moeder zeggen. Kinderen kunnen soms zo lekker teuten.
We halen een groene connexxion-bus in, lijn 80 naar Zandvoort,
aan welke lijn wij in 1999 nog
een special gewijd
hebben. Hoge jaren-zeventigflats maken plaats voor zeer recente
bouwsels.
In het uiterste westen van Geuzenveld heeft lijn 21 niet lang geleden
een extra uitstulping
gekregen. De bus rijdt over de Bok de Korverweg, langs sportvelden, en
we zitten nu nog
maar een kilometer of twee van Halfweg, dat ooit halverwege Haarlem en
Amsterdam lag (de
naam zegt het al) maar nu bijna door de laatstgenoemde stad is
opgegeten.
In Geuzenveld wil ik overstappen op lijn 19. Deze verbindt Sloterdijk via Slotermeer door het Sloterpark langs de Sloterplas met Nieuw Sloten en Slotervaart. Een nogal sloterige buslijn; je zou ervan gaan fliffen. Bovendien een typisch voorbeeld van wat ze een tangentiële lijn noemen. Hij verzorgt de onderlinge verbinding van de westelijke buitenwijken, en snijdt een aantal tramlijnen loodrecht. Dergelijke lijnen zijn nooit verschrikkelijk populair. Lijn 19 heeft dezelfde frequentie als 21, en heeft dezelfde, wat oudere gelede bussen.
Bij de halte staat een man met een capuchon, een bleek muizenbekkie en een zware bril de haltestaat over te schrijven. Amsterdam telt tienduizenden van dit soort mannen; hoe het komt, weet ik niet.
De bus komt precies op tijd. Het is de 511, en zoals in alle GVB-bussen hangt hier een handvol exemplaren van de huisregels; wat er allemaal niet mag. Ze zijn opgesteld in verrekt kleine lettertjes, en zijn aangebracht op dusdanig vreemde plaatsen dat je je in rare kronkels moet wringen om ze te kunnen lezen (wat niemand ooit doet, neem ik aan). Het schijnt dat bij de GVB de huisregels sinds kort ook gelden voor het personeel, en niet alleen voor de passagiers; een revolutie in het denken over OV, maar er staat geen woord over vermeld.
Ik zit in de achterbak, die hevig op en neer deint. Door al dat gehos en gebonk worden mijn aantekeningen er niet leesbaarder op.
We passeren de Sloterplas, met daartegenover het winkelcentrum De Meervaart, waar de bewoners van het stadsdeel Osdorp hun boodschappen komen halen.
Ik ben alweer onderweg naar iets dat met railvervoer te maken heeft. Er is namelijk een ruim 2 kilometer lange tramverbinding in aanleg door de wijk De Aker, die vijftien jaar geleden, toen de eerste huizen werden opgeleverd, nog luisterde naar de onmogelijke naam Middelveldsche Akerpolder (kortweg: MAP). Ongeveer evenlang is gebakkeleid over dat minuscule tramtrajectje, maar vorig jaar vloog de kogel dan toch door de kerk. Lijn 1, die nu zijn eindpunt heeft op het Dijkgraafplein in Osdorp, zal het nieuwe traject gaan rijden. Lijn 17 wordt een paar haltes doorgetrokken, van de Meervaart naar het Dijkgravenplein.
Ik wil uitstappen op de Pieter Calandlaan, waar de tramwerken in volle gang zijn, maar de bus slaat even daarvoor rechtsaf, en stopt bij een tijdelijke halte. Ik stap uit, en loop de rest. De Pieter Calandlaan is werkelijk helemaal binnenstebuiten gekeerd voor de tramaanleg: één zandvlakte; auto's en fietsen kunnen er niet rijden. De trambaan moet in december 2001 klaar zijn, maar dat lijkt me een zeer optimistische planning.
Ik loop over zwiepende planken boven pas gelegde tramrails. "Het lijkt hier wel uitgestorven", zegt een vrouw die een fiets met zich meevoert, "weet ú misschien, wat er aan de hand is?" Amsterdammers hebben het hart op de tong, en maken wildvreemden graag deelgenoot van hun gevoelens. Ik antwoord, dat ik het ook niet weet. Nu zij het zegt, valt me pas op hoe on-Amsterdams stil het vanmorgen is in Osdorp. Er spelen alleen een paar allochtone kindertjes op straat; verder is er niemand. De meeste winkels op de Calandlaan zijn met planken dichtgetimmerd of met stenen dichtgemetseld. Ik krijg een akelig gevoel in mijn maag: misschien heeft er weer een aanslag plaatsgevonden, en ben ik de enige die het nog niet weet. Natuurlijk zit nu iedereen naar de TV te kijken. Ik heb al drie uur geen nieuws gehoord; de wereld kan ingrijpend veranderd zijn.
Zelfs de leescijfers van De digitale reiziger en REFLEXXIONZZ! weerspiegelen de aanslagen in de USA. Op dinsdag 11, en woensdag 12 september werd door Nedstat het laagste bezoekersaantal sinds maanden gemeten. Daarna kwam de stroom weer op gang. Daarom ben ik zelf ook weer op pad gegaan, vandaag, want zolang er nog lezers zijn, lijkt schrijven niet geheel zinloos.
Ik volg de trambaan in aanleg. Een kilometer verderop is een nieuw winkelcentrum, waar wat meer reuring is. Enkele maanden geleden liep ik ook langs deze OV-verbinding in wording, die sedertdien niet erg is opgeschoten. Toen wist ik niet precies hoe en wat. Ik was verdwaald, en liep exact in de andere richting als dat ik dacht dat ik liep. Ik meende, dat het nieuwe tramtraject een verlenging zou zijn vanaf het Dijkgravenplein. Op een gegeven moment verloor ik de tramroute uit het oog, en dwaalde urenlang door Osdorp en De Aker, met toenemende gevoelens van verlatenheid.
Pas die avond, na een blik op een Internet-site (die ik nu niet meer kan vinden), snapte ik hoe de lijn zou gaan lopen; hij takt bij de Sloterplas, nog vóór De Meervaart, al af van de bestaande lijn. Het eindpunt ligt bij begraafplaats Westgaarde, écht het einde van Amsterdam, op 100 meter van de Ringvaart.
Als ik de wijk tegenover de begraafplaats doorkruis, begint
het te miezeren. Ook hier geen
mens op straat, behalve twee dames in de abri van bus 23, met strakke
gezichten van guurheid
en ergernis: ze staan hier vast al heel lang te wachten. Het is de
halte richting Osdorp, zie ik.
Ik wil de andere kant op, naar Zuid WTC. Daarom loop ik naar de abri
schuin aan de
overkant, honderden meters verderop. Daar hangt echter een plakkaat dat
lijn 23 in verband
met de tramaanleg slechts in één richting rijdt. Ik keer terug naar die
andere halte. Geërgerd:
hadden die twee taarten me niet even kunnen waarschuwen? Amsterdammers
bemoeien zich
overal mee, maar als ze eens hun broodklep open moeten doen, dan
zwijgen ze als het graf.
Pieter Calandlaan
Niet iedereen is op de hoogte van het éénrichtingsverkeer; de chauffeur moet diverse keren zijn hoofd uit het raampje steken om mensen, die aan de verkeerde kant van de weg staan, te waarschuwen.
"Bel me, 0624977610, voor een geil gesprek. Ben meisje", staat met vette blauwe ballpointletters in de stoel vóór me gekrast. Ik vermeld het maar even, voor wie behoefte heeft aan zulk een gesprek, en hier, in dit in-brave verhaal, te weinig aan zijn trekken komt op sensueel gebied. Hou me ten goede: de eerste zeven kan ook een twee zijn; het is slordig geschreven.
Ruim tien minuten lang slingert bus 23 zich door De Aker en
Osdorp. Dan komt Meer en
Vaart weer in zicht; tevens het eindpunt van de lijn. Ik begrijp nu dat
lijn 23 in tweeën is
gesplitst; een ringlijn, plus de gewone lijn, naar WTC. Via de
Shopperhal, een groot overdekt
winkelplein met allerlei kleine toko-tjes, loop ik naar de andere kant
van het winkelcentrum.
Daar neem ik de draad van lijn 23 weer op; hij komt net aanrijden. Weer
een oude.
Van de vloer raap ik een folder op over de OV-promotiezaterdag die precies over een week zal plaatsvinden. Die wordt gecombineerd met een autovrije binnenstedenweekend, of zoiets moois. Bij dat verschijnsel heb ik zo mijn bedenkingen; zie de REFLEXXIONZZ die ik er vorig jaar aan gewijd heb. Onlangs ben ik gevraagd om tijdens die promotiedag een ROVER-stand te bemannen op een bij zo'n gelegenheid onvermijdelijke informatiemarkt. Ik heb het afgewimpeld met een verwijzing naar Grote Drukte op allerlei fronten, maar had er niet veel zin in, ook. Het OV moet zichzelf maar promoten, in plaats van dat over te laten aan arme vrijwilligers van instanties die geacht worden, het OV juist kritisch in de gaten te houden. En de beste en meest lonende promotiecampagne is nog altijd: goede kwaliteit leveren, en een beetje klantvriendelijke houding aannemen, dag-in-dag-uit.
Als de bus WTC nadert, heb ik nog maar een medepassagier. We stappen uit. Het World Trade Center... Nederland heeft er twee, hier en in Rotterdam.
Ik neem de trein naar Duivendrecht; geen erg lange reis. Daar wil overstappen op lijn 59, die van de Bijlmer rijdt naar de nieuwe wijken langs het IJ. Maar eerst wat eten, het is per slot al dóór halfdrie. Op naar het broodstalletje. Hongerig bekijk ik de uitstalling van gezonde en slechte broodjes in de vitrine. Ik wijs er een aan, en laat ook nog een PET-fles voor me uit de koelkast halen. Dan komt de domper: ik heb geen geld meer in mijn beurs, hooguit nog drie kwartjes. "Is er misschien ergens een PIN-ding in de buurt?". Nee?, dan gaat de koop niet door.
Dit is me nu nog nooit overkomen. Ik druip af, en voel me net
een bedelaar. Al het kapitaal
van het kapitalisme verdampt zienderogen, wereldwijd, en nu sta ik zelf
ook al zonder geld.
Uit de microfoon klinkt de honderdduizendste waarschuwing tegen
zakkenrollers. Daar hoef
ik dus ook niet bang meer voor te zijn.
Enkele jonge Duitsers schieten me aan: welke bus rijdt naar de binnenstad? Dan moeten ze de metro hebben. Koortsachtig zoek ik naar het Duitse woord voor metro. Het wil me niet te binnen schieten, wat des te merkwaardiger is, daar ik gisterenavond nog uitgebreid heb zitten studeren op de U-bahnkaart van Berlijn, in voorbereiding op onze vakantiereis. "Uhh, uhh", doe ik. De Duitsers kijken me verwachtingsvol aan. Komt er nog wat, of is die vent niet helemaal goed bij zijn hoofd? Het kwartje valt. "U-bahn!!" brul ik plotseling uit. Nog volgt er zelfs een min of meer correcte Duitse zin: ze moeten de U-bahn nemen naar das / der / dem / den Centralisches Bahnhof, daarboven. Ze lopen in de door mij aangeduide richting.
Ik heb een merkwaardige relatie met de Duitse taal; ik kan hem wel lezen of verstaan, maar het spreken blijft schier onmogelijk. Wim zal het straks in Berlijn wel weer grotendeels moeten opknappen. Staat me eigenlijk netjes, voor een taalstudent!
Bus 59 komt aanrijden. De drie, vier passagiers op dit akelige busstation lopen erop af. Het is een nieuwe bus, de 127. Voor het eerst dat ik erin zit, al heb ik er net vanuit lijn 23 wel een paar gezien. Mooie, ruime en geluidsarme bussen. Het concept van de dunne stoeltjes is verlaten. Dit zijn kloeke blauwe exemplaren, waar je in wegzinkt. Ze zien er plomp en hard uit, ongenaakbaar voor vandalen, maar zitten toch lekker.
Van deze "hangoren" zijn tegenwoordig ook gelede exemplaren in omloop. Die heb ik vandaag nog nergens gezien.
Ik heb nog steeds honger en dorst, maar ik zie niets wat op
een winkelcentrum lijkt. We rijden
over spaghettislierten van wegen, tunnels en bruggen. Via het
universitaire terrein komt de bus
terecht in de Watergraafsmeer. Hij slaat af richting binnenstad. Ik had
die Duitsers wel op
sleeptouw kunnen nemen. Ook deze bus rijdt tenslotte een stukje door
het centrum. Maar ik
betwijfel of deze toeristen wel belangstelling gehad zouden hebben voor
de markt op de
Dapperstraat; wat zegt hen de dichter Bloem? Eerder leken ze me op weg
naar het
hoerengebeuren op de Wallen; dat soort vertier. Meer dan alleen een
geil gesprek. Aussteigen
beim Nieuwmarkt, und vergiss den Peitsche nicht (vrij naar
Friedrich Nietzsche)
Ik stap ergens uit in Zeeburg. Deze straat heeft aan de ene kant 19e eeuwse havengebouwen, en een echte havenkroeg, en aan de andere moderne flats. Zeeburg lijkt wel wat op de Kop van Zuid in Rotterdam: nieuwe huizen bij oude havens. Ik loop wat rond. Het is een aantrekkelijk wijk, waar makelaars nu eens niet liegen, als ze een riant vrij uitzicht beloven op waterpartijen.
De zon is weer volop gaan schijnen, en we hebben iets wat op nazomerweer lijkt. Ik passeer enkele indrukwekkende bouwputten, en beland bij een winkelcentrum, Brasilia. Hier trek ik wat geld uit de muur en begeef me naar een snackbar met uitzicht op een havenkom waar binnenschepen liggen. Op het pleintje bij het water is een vaag kinderfeest aan de gang. Er kunnen ritten gemaakt worden op de rug van een kemel. Bovendien is er een man die zich verkleed heeft als gorilla. Hij draagt een ijzeren kooi op zijn buik en springt raar in de rondte; het zal allemaal wel ergens goed voor zijn, maar de symboliek ontgaat me.
Bij de patatboer staat CNN aan. Het gaat over Pakistan en Afghanistan. Het laatste land zal platgebombardeerd worden als ze Bin Laden niet uitleveren (alsof er na een kwart eeuw oorlog nog één steen op de andere staat). Pakistan staat voor het blok. Er wordt iemand over geïnterviewd, maar ik zit te ver van de TV af, en versta het niet goed.
Ik zit met mijn consumpties aan een tafeltje bij het raam. Aan
de andere kant van het
vensterglas verdwijnen kinderen in de gapende muil van een reusachtige
opblaasbare haai. Aan
de achterkant komen ze weer te voorschijn.
In de abri zit een jonge vrouw met het postuur van een zwaargewichtworstelaar een flesje tomatenketchup ad fundum leeg te drinken. Haar kolossale tong woelt rond in de flessenhals om er het écht allerlaatste druppeltje uit te likken. Daarna smijt ze het ketchupflesje over haar schouder tegen het glas van de abri. De fles ligt aan scherven; de abri is gelukkig nog heel. Hoekig beent ze weg naar haar huis, twee halfjes wit als jachttrofeeën, of gevangen vissen, bungelend aan de hand. Zo, die zaterdagse boodschappen zijn weer gedaan.
Er nadert een bus maar ik bedenk me; met dit mooie weer wil ik nog een stuk rondlopen. Via de Verbindingsdam bereik ik het KNSM-eiland, langs het IJ. De residences hier zijn genoemd naar filosofen (niet Nietzsche). Een beetje misplaatst, vooral Diogenes, want die woonde in een ton, en de huizen hier kosten er vele.
Helemaal op de kop van het KNSM-eiland is het beginpunt van lijn 32, die via het Centraal station doorrijdt naar Buikslotermeer in Noord. Deze bus rijdt op zaterdag om de tien minuten.
De chauffeur zit gedurende de hele rit uitgebreid te roken, hoewel ook in deze bus de huisregels zichtbaar zijn aangebracht. Als ik het menselijk handelen deze week niet zinlediger had gevonden dan ooit, zou ik de moeite nemen van het indienen van een klacht. Dat moet schriftelijk bij GVB, maar die vent is me geen postzegel en gang naar de brievenbus waard. Ontslagen wordt hij toch niet; dan komt er nog meer personeelsgebrek. Of hij lang uit de ziektewet zal blijven, betwijfel ik. Zijn buikomtrek bedraagt bijna twee meter; hij hangt als een vormeloze amoebe in zijn bestuurdersstoel.
We rijden langs de IJburgtram in aanleg. Ook die wil maar niet opschieten. IJburg zelf ook niet. Er is onenigheid over: de gemeente wil hier vooral premiewoningen, maar de projectontwikkelaars poten er huizen neer die voor normale Amsterdammers onbetaalbaar zijn.
Rond de Czaar Peterstraat is nog iets van het oude Kattenburg
bewaard gebleven; van vóór de
renovatie. "Koentje van Kattenburg" heet een boek dat ik lang geleden
gelezen heb; een
sociaal bewogen roman over de arme sloebers die dit stukje Amsterdam
meer dan 100 jaar
geleden bewoonden, en crepeerden aan gebrek, armoe en afgrijselijke
ziekten. Ook geen
vrolijke tijd.
De reis naar het eindpunt op de Zaanstraat duurt niet veel langer dan 10 minuten; net mooi om de middag vol te maken. Halverwege ligt de wat protserige neo-classicistische (of zoiets) Haarlemmerpoort, één van de weinige Amsterdamse stadspoorten die zijn overgebleven, zo niet de enige.
De Spaarndammerbuurt is in de jaren tien, twintig en dertig gebouwd, en heeft enkele huizenblokken die zijn ontworpen in de bouwstijl van de Amsterdamse School. Een stijl die me blijft boeien, hoewel ik in de loop van de jaren alle Amsterdamse Schoolwijken al uitvoerig bewandeld en gefotografeerd heb (de meeste tref je aan in Zuid, langs de Amstel).
Van afstand gezien gaat er een grote kracht, fierheid en schoonheid uit van die stoere woonblokken met hun golvende daklijsten. In detail bekeken zijn deze huizen feitelijk vrij grimmig; mooi-lelijk, vind ik ze altijd. Het zijn meer vestingen. Dat is wellicht juist het aantrekkelijke ervan: eenmaal binnen kun je je veilig wanen voor het gewoel van de wereld. My home is my castle, dat was de filosofie van de bouwmeesters in die tijd. Voor het eerst in de geschiedenis konden ook arbeiders en middenstanders zich een fatsoenlijke woning permitteren.
In deze buurt bevindt zich het "openluchtmuseum straatmeubilair", wat betekent dat overal rond het plantsoen antieke abri's, brievenbussen en elektriciteitshuisjes staan opgesteld.
Ik keer de arbeidersburchten de rug toe, en neem bus 22 terug naar CS. Tijd op de balans op te maken. Ik moet zeggen: het valt me 100% mee! Behalve die ene vormeloze rokende pad, heb ik alleen maar klantvriendelijke chauffeurs ontmoet, met een normale rijstijl. Er is voor zover ik weet, geen bus echt uitvallen. Bovendien vertrokken de meeste bussen die ik vandaag genomen heb, ongeveer op de tijd die vermeld stond op de vertrekstaat, wat op zichzelf een groot wonder is, want vandaag was de voorlaatste dag van de zomerdienst, terwijl overal de tijdenlijstjes van de winterdienst al waren opgehangen.
En een voordeel van zo'n bus-odyssee is ook nog, dat je eens wat andere delen van Amsterdam ziet dan altijd die eeuwige grachtengordel. Nee, ik zag er tegenop als een berg, tegen die Amsterdamse bus, maar ben toch blij dat ik het gedaan heb. De Opstapper heb ik nergens gezien; hij staat zelfs niet vermeld op de lijnennetkaart, dus ik heb geen idee waar ik had kunnen opstappen.
Eén opmerking nog. Vanmiddag heb ik niet
meer gespendeerd dan 11 strippen, voor in
totaal 6,5 uur busplezier. Dat komt onder
meer door de gewoonte van GVB-chauffeurs om het stempel een uur vooruit
te zetten, omdat het zo verschrikkelijk veel moeite is, dat ding ieder
kwartier te verzetten. Een
voor de reiziger plezierige omstandigheid, die echter desastreus
uitpakt voor de
gemeentefinanciën. Als GVB aan dat soort praktijken nu eens een eind
zou maken, dan
bespaarden ze op jaarbasis een hoeveelheid geld die overeenkomt met een
complete jaargang
declaraties van Testa, die andere opstapper. Diens naam is daarmee
hopelijk voor het laatst
genoemd op deze site.
Frans Mensonides
20 september 2001