Muurhuizen, Potbroeders en Cellezusters

Heemschut monumentendagen in Amersfoort, 4 en 5 november 2000

Amersfoort is ongetwijfeld de meest moderne historische stad van Nederland. De Middeleeuwse kern, met de unieke muurhuizen, is - afgezien van het autoverkeer - een paradijs voor monumentenwandelaars; de buitenwijken vormen een boomtown die, zowel in ontwikkelingstempo, als qua aanwezigheid van moderne architectuur, gemakkelijk kan wedijveren met Almere.

Ik heb wel eens een middag (al was dat vóór de oprichting van deze website) met een camera rondgelopen door de avant-garde wijk Kattenbroek, in het noorden van de stad. Deze wijk leverde een flinke bijdrage aan de recente groei van Amersfoort: van 100.000 inwoners in 1990 naar 125.000 in 2000.

Over Kattenbroek gaan wij het niet hebben; die huizen komen pas rond 2045 op de monumentenlijst. Wel willen wij de kwestie "Middelpunt van Nederland", nog een keer aan de orde stellen, waarover, behalve De digitale reiziger, vrijwel niemand in dit land zich druk schijnt te maken. Amersfoort is onmiskenbaar een kandidaat voor deze eretitel.

Voor het Kadaster en de Topografische Dienst Nederland is deze discussie al gevoerd: die beschouwen Amersfoort al eeuwen als het Middelpunt van dit land. De 98 meter hoge Onze-Lieve-Vrouwentoren is de oorsprong van de Rijksdriehoekmeting. Vroeger had dit punt logischerwijze de coördinaten (0,0), maar dat is veranderd in (155,463), voor het gemak, naar het schijnt.

Ik vind er ook wel iets voor te zeggen, het NS-station van Amersfoort uit te roepen tot Neêrlands Middelpunt, omdat hier de Intercitytreinen uit alle windstreken elkaar twee keer per uur ontmoeten.

Dit opgemerkt hebbende, duiken we in de geschiedenis, en gaan terug naar de periode vóór het jaar 1000, toen het drassige gebied ten oosten van de stad Utrecht bekend stond als Flehite, Flethite, of Fledite. In het moeilijk doorgrondelijke Oud-Nederlands betekende dit zoiets als "Land van wateren".

Amersfoort ontstond als een "voorde", een doorwaadbare plaats, in de rivier de Amer, thans bekend als Eem. Deze rivier stroomt de huidige binnenstad van Amersfoort binnen bij de waterpoort Monnikendam, om hem een kleine kilometer verderop bij de Koppelpoort weer te verlaten. Amersfoort is de enige stad in Nederland, waar nog twee waterpoorten te bezichtigen zijn.

Rond 1300 werd een cirkelvormige muur om de stad aangelegd met een doorsnede van ongeveer 400 meter. De planologen van Kattenbroek ontwierpen bijna 700 jaar later een precies even grote rondweg om de wijk van die naam; zonder kantelen en weergangen, maar mét asfalt. Wie rondwandelt door Kattenbroek, zal hier en daar huizen zien, die van afstand 7 eeuwen oud lijken, in plaats van 7 jaar. Zo zijn oud en nieuw verbonden, in Amersfoort.

In de 14e en 15e eeuw groeide Amersfoort even snel als in ons tijdperk het geval is. Al heel snel moest een nieuwe, ruimere muur gebouwd worden, waarmee de oude zijn functie verloor, en een nieuwe bestemming kreeg als bouwplaats van de befaamde muurhuizen.

Na 1500 stagneerde de ontwikkeling van Amersfoort, tot op het moment dat de stad een spoorwegstation kreeg (volgens de Heemschutfolder gebeurde dat in 1836, maar het zal een tikje later geweest zijn; de eerste Nederlandse trein reed in 1839 tussen Amsterdam en Haarlem).

Tot diep in de 19e eeuw was geen nieuwe stadsuitbreiding noodzakelijk. Daarna groeide de stad eerst in de richting van de Heuvelrug, wat een aantal mooie villaparken heeft opgeleverd. Na de aanwijzing tot groeistad in 1981, begon Amersfoort het polderland ten noorden van de stad op te eten, waardoor nieuwe wijken ontstonden (en nog steeds ontstaan) als Langenhorst, Kattenbroek, Zielhorst, Vathorst en Schothorst. Het dorpje Hooglanderveen, aan de spoorlijn Amersfoort - Zwolle, komt binnenkort midden in de nieuwbouw te liggen, en krijgt een NS-station.

Door deze nieuwe wijken zal over een paar jaar een heuse hoogwaardige busbaan worden aangelegd, waarop misschien een Phileas komt te rijden. Het blijkbaar onvermijdelijke NIMBY-gejank van omwonenden is nu al luidkeels te zien op het Web. Maar dit is meer een onderwerp voor De digitale reiziger, waar we die kwestie een andere keer wel eens gaan uitdiepen.

Nu eerst op pad! Op 4 en 5 november 2000 hield Heemschut in Amersfoort voor de laatste keer dit jaar de Monumentendagen. Wij namen deel aan een 2 uur durende stadswandeling onder leiding van een zeer enthousiaste en vrijwel alwetende gids. Daarbij stond het alleroudste stukje Amersfoort, binnen de oude stadsmuren, centraal. Het is verbazingwekkend hoeveel er is te zien in een gebied van hooguit een kwart vierkante kilometer, en hoeveel erover valt te vertellen.

Op eigen gelegenheid bezochten wij ook nog de Koppelpoort, het St. Pieters- en Bloklandgasthuis, en het Hofje De Armen de Poth.

Hieronder een fotorapportage. Klik op de kleine fotootjes om de grote binnen te halen!

De oudste muurhuizen ontstonden onmiddellijk na de afbraak van de stadsmuur. Die muur was zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant voorzien van een gracht. De buitengracht is nog steeds aanwezig, behalve aan de Noorzijde, waar hij in de 17e eeuw gedempt is. Dit stukje heet toepasselijk 't Zand (welbekend van het KRO-omroeppastoraat). De binnengracht werd in de 15e eeuw al dichtgegooid; de grond deed dienst als tuin voor de muurhuizen.

De vroege muurhuizen werden gebouwd met de stenen van de gesloopte stadsmuur; een enkele keer werd zo'n huis opgetrokken op de fundamenten ervan. Aan de zuidzijde bevindt zich nog een originele toren van de Middeleeuwse omwalling. Niet ver daarvandaan staat een klokkentoren die op alle mogelijke tijdstippen slaat, behalve op het hele uur. Zou dit toch gebeuren, en valt de klokslag samen met die van de O.-L.-V.-toren, dan zal volgens een oude legende, de stad Amersfoort ten gronde gaan.

In tegenstelling tot de huizen in grachtensteden als Amsterdam, staan de muurhuizen in de lengterichting langs het water (met andere woorden: ze volgen de loop van de oude stadsmuur). De trapgevels bevinden zich dus aan de zijkant, zoals op de foto goed te zien is.

In de loop van de eeuwen is er op de plek van de oude stadsmuur veel gesloopt en bijgebouwd. De muurhuizen vormen nu een bonte staalkaart van bouwstijlen uit verschillende tijdperken. Museum Flehite op de onderste foto, beslaat drie muurhuizen en is minder oud dan je op het eerste gezicht zou denken. Het museum werd in 1898 door architect H. Kroes gebouwd in neorenaissance-stijl.

In de periode na de Tweede Wereldoorlog bevonden de meeste muurhuizen zich in een bouwvallige staat. Daarna kwamen er ingrijpende restauraties. Dit feit, en de gekte op de woningmarkt, joegen de prijzen de afgelopen decennia op tot fabeltastische hoogten. Iemand die kort na de oorlog voor een paar duizend gulden een muurhuis heeft gekocht, kan er nu zonder blikken of blozen een miljoen voor vragen. Miljoen Euro krijg je er ook nog wel voor. De record-verkoopprijs staat sinds kort op 4 miljoen gulden.

In veel muurhuizen zijn kantoren gevestigd, maar er wonen ook wel particulieren op deze historische grond. Eén zo'n huis, bewoond door een jong gezin, werd door de vriendelijke eigenaars opengesteld voor de deelnemers aan de rondleiding. Het huis bestaat uit een kinderparadijs vol trappen, tussen-etagetjes, kasten op geheimzinnige en onverwachte plaatsen, en spannende speelhoekjes. Dit alles gecompleteerd door een tuin ter grootte van een park.

Lopend langs dit stukje Middeleeuwen vergaten we geen moment, dat de kalender wel degelijk op 2000 stond. Enkele malen werd de groep wandelaars, met gids en al, bijna omver gereden door een haastige automobilist. Scheldpartijen, vanuit het autoraampje, bleven niet uit. Laat de gemeente Amersfoort alsjeblieft de auto, en het tuig-van-de-richel dat soms achter het stuur zit, verbannen tot ver buiten de stadspoorten; die krengen, en zulke barbaren, horen niet thuis op deze historische grond!

Van puissante 20e / 21ste eeuwse rijkdom, naar de armoede uit het verleden. Wij bezochten twee instituten voor armenzorg.

Op de foto de Mannenzaal van het St. Pieters- en Bloklandgasthuis, nabij 't Zand. De zaal werd in 1531 aangebouwd bij het gasthuis dat anderhalve eeuw eerder gesticht was door volgelingen van Geert Grote. Het gebouw herbergde proveniers, of "kostkopers", die hier na afgifte van hun spaarduitjes mochten verblijven totdat de genadige dood een einde maakte aan hun treurig bestaan.

De foto toont het complete bezit van een provenier: een krappe bedstede, een klerenkist, een tafeltje en een pispot. Uniformen werden door het tehuis verstrekt. De 22 mannen die de zaal bewoonden, dienden zich aan stringente regels te houden. Wie dronken thuiskwam, of zich anderszins misdroeg, kreeg 14 dagen huisarrest, en kwam dus twee weken lang dit deprimerende donkere hol niet uit.

Dergelijke misstanden liggen nog niet eens zo gek ver achter ons. De Mannenzaal werd pas in 1907 gesloten. Het is nu een afdeling van museum Flehite. Op de dag dat wij Amersfoort bezochten, troffen we hier nog steeds geüniformeerde proveniers aan. Je mocht ze vragen stellen, maar de laatste ontwikkelingen op Internetgebied kon je niet met ze bespreken: de acteurs veinsden, niets te weten van alles wat zich sedert 1907 heeft voorgedaan.

Ziekenverzorging, het bieden van onderdak aan daklozen en het spijzigen van de nooddruftigen, dat alles was in het 15e eeuwse Amersfoort de taak van de Broederschap van de Heilige Geest. In de volksmond werden de voedseluitdelingen van de broeders aangeduid als "De Poth". En zo is de bijnaam "Pothbroeders" ontstaan.

In 1547 kregen de Pothbroeders gezelschap van de Celzusters, nonnen die zich verdienstelijk maakten met het verplegen van lijders aan de pest, en de vele andere besmettelijke ziekten die in die tijden rondwaarden.

In de 17e eeuw werden de Pothbroeders vervangen door de regenten, die tot de dag van heden het hofje "De Armen de Poth" besturen. Ongesubsidieerd: de stichting bestaat van de opbrengst van enkele landerijen en van de zeer bescheiden huishuur.

De huidige 49 bejaardenwoningen op het terrein van "De Armen de Poth" zijn gebouwd aan het eind van de 19e eeuw. Het hof heeft verder nog enkele originele gebouwen, waaronder een 15e eeuws kapelletje. Op de foto het hoofdgebouw, met de Celzusterenkamer, de regentenkamer, en het provenhuis, waar het brood voor de armen werd gebakken en uitgedeeld - tot voor kort: in 1975 verstrekten de regenten voor het laatst brood aan de behoeftigen.

De interieurfoto toont de weegschaal van het provenhuis.

Dagelijks passeren pakk'emvast 60.000 treinreizigers de Koppelpoort, een gecombineerde land- en waterpoort, die kort na 1400 voltooid werd. In 1860 werd het gebouw van sloop gered na een landelijke protestactie van monumentenliefhebbers. Niet lang daarna restaureerde Architect W.H. Kam de poort. Kort geleden, in 1997, vond een nieuwe opknapbeurt plaats, waarbij "het behoud van het historisch karakter vooropstond" (wat zou er anders voorop moeten staan bij een monument?). De door de Van Hoogevest Groep zeer kundig uitgevoerde restauratie werd beloond met de Europa Nostra Award.

Weinigen van de 60.000 treinreizigers vragen zich af, hoe de Koppelpoort er aan de stadszijde uitziet. Welnu: zó ziet hij eruit!

Minderbroedersklooster, schuttersdoelen, logement, Artillerieschool, werkhuis tot wering der bedelarij, kazerne, particuliere woning, glasblazerij: ziedaar enkele voormalige bestemmingen van het Stadsinformatiecentrum De Observant. Het gebouw is meer dan vijf eeuwen oud, en zou er niet meer gestaan hebben als Heemschut in 1970 niet had geprotesteerd tegen de sloop (in 1587, na de reformatie, had men het toenmalige klooster ook al bijna tegen de vlakte gegooid).

De naam, De Observant, slaat terug op de kloosterlingen die er tot 1579 huisden: zij trachtten de leefregels nauwgezet te "observeren" (na te volgen), en hielden ook anderen scherp in de gaten.

In De Observant heeft de gemeente Amersfoort onlangs alle varianten van de Amersfoortse HOV-baan nog eens op een rijtje gezet, en daarmee zijn we terug bij waar we het vandaag niet over wilden hebben.



Frans Mensonides
18 november 2000