De digitale reiziger presenteert:
Op een zonnige vrijdag in september 1996 reis ik naar Antwerpen met als enige doel: het tramnet te verkennen. Bij eerdere bezoeken is het er om allerlei redenen nooit van gekomen om een rit te maken met de kleine, schommelende trammetjes die zich voortbewegen over smalspoor.
Wat doet een Hollander in België? Vergelijken! Bij het Antwerpse tramnet dringt zich de vergelijking met Den Haag sterk op. Beide steden zijn net te klein voor een metronet, en zijn uit frustratie daarover toch maar begonnen aan iets dat er op lijkt. Den Haag legde in de jaren '70 een verhoogde trambaan aan over het Centraal Station, en Antwerpen beschikt momenteel al over de onvermijdelijke tramtunnel, terwijl Den Haag druk bezig is met de aanleg.
Om 10 voor 11 arriveer ik op het Centraal station van Antwerpen, dat nog steeds het lijdend voorwerp is van een "omvorming". Op de Meir, de voornaamste winkelstraat, hoef je je bepaald niet ontheemd te voelen. Veel Nederlandse winkels (C&A, P&C, Kreymborg, Blokker, de Slegte). Bij de Inno, een echt Belgisch warenhuis, koop ik een plattegrond van de stad.
Het metrostation, Opera, is compleet uitgestorven. Hebben de Antwerpenaren iets tegen hun "premetro"? Misschien is de stilte louter psychologisch. Dertig passagiers op een smalle tramhalte op maaiveld, die zie je wel staan. In de immense ondergrondse hal valt een dergelijk aantal niet op.
Bij de Centrale Eenheid van De Lijn koop ik voor slechts 105 Frank (ca. f 5,50) een Dagpas voor het hele Antwerpse stadsvervoersnet. "Gij moet hem niet in d'n automat steken, maar laten kijken, hee" is het advies dat ik meekrijg. Ik onthoudt deze enigszins mysterieuze woorden goed.
Op het tramperron, bereikbaar via een lange roltrap, staan
wel degelijk mensen. Van de tien Antwerpse tramlijnen
rijden er slechts drie door de tunnel. De gelijkenis met
Den Haag wordt steeds treffender. Ook daar ligt
momenteel het hele centrum ondersteboven voor een
tramtunnel ten behoeve van drie lijnen.
Trouw aan de PCC
Ik neem lijn 15 naar Mortsel. De tram klinkt erg Haags, en doet sterk denken aan de gele PCC-wagens die in Den Haag in 1995 naar de sloper zijn verwezen. Hij komt dan ook uit dezelfde fabriek, BN te Brugge. De HTM-lijnen 10, 11 en 12, waar de PCC's in den Haag hun laatste jaren hebben uitgediend, zijn na 1995 gekelderd in frequentie. Ik beschik niet over cijfers, maar heb de indruk, dat vooral op 10 en 11 de passagiersaantallen sterk teruggevallen zijn. Antwerpen is de PCC trouw gebleven; de meeste wagens dateren uit de jaren '70, maar zien er goed geconserveerd uit en hebben diverse opknapbeurten ondergaan.
Dank zij de PCC kan ook op dunne lijnen een acceptabele frequentie geboden worden. Enkele lijnen, zoals 2 en 15, rijden met twee gekoppelde trams.
Lijn 15 stopt nog ondergronds bij Diamant en Plantin. Vergis ik me, of heeft het stadsbestuur
in zijn grootheidswaan expres Parijzerig klinkende namen gegeven aan de stations?
Mortsel
Boven de grond staat de tram eerst twee minuten stil bij een soort negenoog, dat uit 4 ogen
bestaat, en vervolgens 3 minuten bij het Albertpark, waar de tramsporen vervangen worden.
Op de Grote Steenweg naar Mortsel stroomt de tram wel goed door op de vrije baan in de
middenberm, maar bij het kruisen van de stadsring gaan weer vele minuten verloren. Op zo'n
manier heeft een tramtunnel weinig zin. Je vraagt je af of het geld niet beter besteed had
kunnen worden aan doorstromingsmaatregelen bovengronds. De rit naar Mortsel duurt 28
minuten over een afstand van zo'n 7 a 8 kilometer.
Tarieven
Bij de kiosk van De Lijn, die hermetisch gesloten is, hangt een folder met tariefbepalingen. De Lijn kent al een magneetkaart, en ligt daarmee een paar jaartjes voor op Nederlandse bedrijven. Voor 300 tot 1000 frank koop je zo'n kaart. Bij een rit per bus of tram steek je de kaart in een leesapparaat. Je drukt op een knop voor het aantal te reizen zones, en het bedrag (27 frank voor een stadsrit in Antwerpen) wordt afgeschreven. Het tijdstip en het aantal zones worden op de kaart gestempeld. Er mag op het stadsnet een uur gereisd worden met recht op overstappen. Voor baar geld kun je in de tram alleen nog een enkeltje kopen (40 frank).
België kent een zone-systeem, maar in Antwerpen is daar bovenop een "stadstarief" in een
gebied dat veel groter is dan een zone, en in ieder geval het hele tramnet omvat. Daardoor valt
de prijs van het OV in Antwerpen betrekkelijk laag uit. Een maandabonnement kost bijv. BF
1000, ruim 50 gulden.
Invaliden
Van Mortsel neem ik lijn 7 terug. Deze tram heeft een plaats gereserveerd voor "groot-oorlogsinvaliden". De tram zit vol met dames die een middagje gaan winkelen. Op een straathoek zie ik een oude man die leunt op een ouderwetse houten kruk. Hij verkoopt Gazettes van Antwerpen, en heeft een levensgroot volgnummer op zijn jas. Voor de Inno zag ik vanmorgen een blinde man spelen op een curieus blaas- en toetseninstrument. Die ochtend had hij nog niet meer geld opgehaald dan een paar honderd Frank. In België lijkt alles extremer dan in Holland. De armen zijn armer, de rijken rijker, de aardige mensen aardiger en de schoften zijn grotere schoften.
Ook deze tram doet een half uur over zijn rit. In de binnenstad van Antwerpen rijdt hij door
een paar zeer smalle winkelstraatjes met kasseien. Het tempo is laag. Het eindpunt, St.
Pietersvliet, ligt vlak bij Scheldepromenade.
Transferium
Ik loop langs de rivier, en daarna terug naar de Meir. Na de lunch besluit ik naar de Westelijke Scheldeoever te reizen. Na het station Groenplaats duikt de tram onder de rivier door. Aan de overkant is nog één ondergronds station, genoemd naar onze landgenoot Frederik van Eeden. Het perron voor richting Linkeroever ligt een meter lager dan dat voor de richting centrum.
Na nog een paar bovengrondse haltes, die uitzicht bieden op grauwe betonnen flatgebouwen, rijdt de tram de weilanden in. Het eindpunt van de lijnen 2, 3, en 15 ligt bij een enorm **GRATIS** parkeerterrein, met zo'n 300 plaatsen. Hier kan overgestapt worden van de heilige koe op het OV, en in tegenstelling tot in Nederland, waar dit soort oorden geheel verlaten liggen, wordt druk gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Verder is bij de terminus een overdekte fietsenstalling. Nederlandse verkeersdeskundigen, die het woord transferium hebben uitgevonden, moeten maar eens in Antwerpen gaan kijken hoe je de overstap auto-OV ook zonder moeilijke woorden kunt oplossen.
Er vertrekt zo eens per drie minuten een tram van de keerlus, ofwel de "terminus". Je blijft verschillen ontdekken met Holland: hier in Antwerpen wordt door een soort lichtkrant aangekondigd, welke tram het eerst zal vertrekken van het beginpunt. "Bij ons" blijft dat altijd een educated guess.
"Frederik van Eeden" ligt zo'n twintig meter onder
het maaiveld. Op straatniveau is een busstation voor
de streekbussen naar het land van Waes. Ook hier
nog wat parkeergelegenheid voor auto's.
Hoboken
Terug in de binnenstad bezoek ik het Rubenshuis, voor de cultuur die ook op een tramdag onontbeerlijk is. Daarna neem ik vanaf de Groenplaats lijn 4 naar Hoboken. Hoewel de avondspits inmiddels is uitgebroken, maken de trams die ik onderweg zie rijden, geen overvolle indruk. Ook mijn tram is niet echt propvol. Het tramnet is wat kleinschaliger dan in Den Haag, en loopt ook niet echt door tot in de buitenwijken, heb ik de indruk. Zo nu en dan passeer je een gemeentegrens, maar het uitzicht blijft bestaan uit woonkazernes uit de periode 1920-1950, en nergens zie je woonerven. Na alweer een klein halfuur wordt Hoboken bereikt. De eindlus ligt in een plantsoentje om een standbeeld van een dode koning, een van de weinige stukje groen die ik vandaag vanuit de tram gezien heb.
Het eindpunt heeft, zoals vrijwel alle haltes, een display waarop met lampjes staat aangegeven waar de eerstvolgende tram zich bevindt, en hoe lang het nog duurt voordat deze aan de halte verschijnt. In Holland heet zoiets dynamische reisinformatie, en functioneert het niet goed op de spaarzame plaatsen waar het geïnstalleerd is; in Antwerpen is het simpel en effectief. Niets leuker dan de lampjes op het bord dichterbij te zien komen.
Op het display voor lijn 2, die ik op de terugweg naar de stad wil nemen, staat al 10 minuten lang aangekondigd dat de tram over 7 minuten komt. Is het ding stuk, of is er een stremming? Tenslotte komt het lampje toch nog in beweging en splitst zich in tweeën en nog even later zelfs in drieën. Ja hoor, daar komt, nadat ik 20 minuten heb staan wachten, een rijtje van drie trams aangereden. Ik stap in de bijwagen van de voorste. Ik heb gemerkt dat je ook zonder je kaartje te laten kijken, in de tram kunt stappen zonder dat iemand je iets in de weg legt. Passagiers die een abonnement of een dagkaart hebben, laten dit echter altijd zien aan de bestuurder, hoewel nergens staat dat dit verplicht is.
Ook lijn 2 doet ruim een half uur over de rit naar de binnenstad. In de tram wordt twee keer
d.m.v. een bandopname omgeroepen dat er in het weekend omleidingen zullen zijn i.v.m. de
werken bij het Albertpark.
Taalstrijd-tunnel
Bij het station Opera mis ik net lijn 3 richting Merksem. Op het display staat te lezen dat de volgende nog op de terminus staat, in het weiland waar ik vanmiddag geweest ben. Het display voor lijn 2 is helemaal leeg. Logisch, want mijn rijtje van drie trams is nu nog op de heenweg. De wachttijden bij de eindpunten zijn erg kort, heb ik gemerkt, en de vertragingen kunnen daardoor niet goed ingelopen worden. Op het perron is het, blijkens een waarschuwingsbord, verboden om lange voorwerpen, zoals hengelroeden en vlaggenstokken, omhoog te steken. Het komt zelden voor dat je zoiets bij je hebt, maar een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Lijn 3 takt na Opera af van de hoofdtunnel, en komt terecht in een eigen tunnel, die pas geopend is. De tunnel is ruim twee kilometer lang, telt 5 stations, en is enkel en alleen aangelegd voor lijn 3. Deze rijdt overdag om de tien minuten (spits iets vaker) met één enkele wagen. Bij elk station staan zo'n twee, drie passagiers te wachten. Het is toch in één woord bespottelijk! De aanleg van deze tunnel schijnt iets te maken hebben met een tunnel in -ik meen - Charleroi. Als de Walen er een krijgen, mogen de Vlamingen er ook één. Dure hobby, zo'n taalkwestie.
Je bent al met al natuurlijk wel lekker snel in Merksem. De avonddienst is al ingegaan en ik moet een kwartier wachten op de tram terug. De Antwerpse tram is een beetje een ochtendmens. De eerste ritten worden kort na 5 uur gereden (op enkele lijnen zelfs al daarvoor!), maar de frequentie wordt `s-avonds snel en drastisch uitgedund, en rond het middernachtelijk uur staan vrijwel alle trams in de "stelplaats".
Ik stap uit waar ik vanmorgen begonnen ben, nl. bij Opera, en laat me een forel met amandelen serveren in een eencafé op de Teniersplaats. Ik heb de helft van het Antwerpse tramnet "gedaan", en neem me voor, een andere keer terug te komen voor de rest.
De meeste dingen die ik me voorneem, voer ik uiteindelijk toch wel uit. Op de laatste dag van juni 1997 onderneem ik opnieuw de reis naar Antwerpen, deze keer in het gezelschap van mijn broer Sjoerd, die de Sinjeurenstad denkt te kennen, maar in de loop van de dag toch nog een paar nieuwe dingen zal zien. Onder meer de tramtunnel naar de Linkeroever, die ook op maandagmorgen veel automobilisten van en naar het weiland-transferium voert. Mogelijk is dit punt binnenkort geen terminus meer; in de hobbypers wordt steeds driftiger gespeculeerd over doortrekking van de tram naar het enkele kilometers verderop gelegen Zwijndrecht.
Na de bezichtiging van de linkeroever staan de lijnen 8, 10, 11, 12 en 24 op het programma. Deze hebben allen hun eindpunt in Deurne, een grote voorstad ten oosten van Antwerpen.
Wij lopen van de Meir naar het beginpunt van lijn 8 op het Lambermontplein. Het is zo'n typische zomerdag in de lage landen: Ukkel heeft motregen voorspeld, afgewisseld met zware regenbuien, gedonder en rukwinden. De laatste twee blijven uit, maar water valt er in de loop van de dag in overvloed. Als we naar Lambermont lopen, is het bijna droog. Antwerpen-Zuid doet een beetje Parijs-achtig aan. Het beginpunt is iets verder dan ik dacht, maar deze wijk is beslist het bekijken waard.
Lijn 8 rijdt via de Nationale straat naar de Groenplaats, en zet vervolgens koers naar
Eksterlaar; een rit van in totaal ruim een halfuur. Ook nu kost het weer flink wat tijd om de
Ring te kruisen. De Ring omsluit de vooroorlogse wijken van Antwerpen Het is een is acht-
tot tienbaansweg, met op alle tijden van de dag een enorm verkeersaanbod.
Deurne
Vandaag voert de tram ons ook naar de wat nieuwere wijken van Antwerpen. Hier zien we toch nog enkele parken. Echt vrolijk wordt je toch niet van Deurne. Alle flats zijn van beton, rechthoekig, niet uitgerust met nutteloze uitsteeksels als balkons, en godsgruwelijk lelijk. Belgisch lelijk. Wat in Antwerpen ontbreekt is het geluid van heimachines, dat je in de Nederlandse steden vrijwel overal hoort. De stad maakt een beetje ouwelijke indruk.
Vanaf Eksterlaar nemen we lijn 11 terug. Het valt me op dat op de lijnen naar Deurne geen displays bij de halte hangen. Wonderlijk: de halve stad ermee volhangen en de andere helft vergeten. De Deurnese lijnen moeten het vaak doen met een onopvallend haltebordje aan de gevel van een huis.
De tram rijdt door een wijk met statige Jugendstil-huizen. Als je in Antwerpen iets moois ziet, is het meer dan 100 jaar oud.
Lijn 11 zit vol, net zoals de meeste trams die wij vanmiddag nemen. De zomerdienst is
vandaag ingegaan. Alle lijnen rijden in 10-minutendienst. Door het slechte weer is de tram
vandaag een zware concurrent van de fiets. We hadden toch al de indruk dat de Antwerpenaar
wat minder vaak op de tweewieler klimt dan de bewoner van de Randstad.
Opstaan voor iemand...
Wij stappen uit bij de Rooseveltplaats, op loopafstand van het station. Hier is een groot busstation. Van de Hamburger bij MacDonald heb ik tot diep in de middag "plezier"; noem het: waar voor je geld krijgen.
Na deze culinaire stop lopen we naar het beginpunt van lijn 10 en 11, bij de Melkmarkt. De trams rijden in deze buurt door smalle eenrichtingstraatjes, waar gestresste automobilisten de vreemdste capriolen uithalen om via de vrije trambaan enkele meters terreinwinst te boeken.
Bij de halte Melkmarkt dient een zuilengang van een kantoorgebouw als wachthuisje. Ook
Lijn 10 is flink vol. Een jonge, over-assertieve vrouw, betwist een bejaarde dame het recht op
een zitplaats naast haar kleinzoon. Althans, dat vermoeden we, want uit de rauwe klanken die
zij uitstoot in het Antwerps, of in het Litouws, kunnen wij Hollanders geen wijs worden. "Hee,
hee, hee", roepen enkele autochtonen verontwaardigd. De oude vrouw weet de zitplaats te
veroveren, en de agressieve tante gaat met haar zoontje op de bank daarvoor zitten. Iedereen
tevreden, zou je zeggen, maar het vrouwmens blijft doorsputteren en zoonlief steekt zijn tong
uit naar de kleinzoon van de oude dame. Die wil de minste niet zijn en laat ook zijn tong zien.
Een paar hatelijkheden worden uitgewisseld. De sfeer is om te snijden. Vele haltes verder, in
Borgerhout (dat er niet zo vervaarlijk uitziet als je zou verwachten), stapt de verbolgen vrouw
uit. Bij de deur roept ze nog een paar scheldwoorden. Of dat allemaal nog niet genoeg is, slaat
zij na het uitstappen hard op de ruit van de tram, ter hoogte van de oma en haar kleinzoon.
Tenslotte steekt zij haar tong uit en maakt een reeks aanvullende gebaren, die voor ons even
onbegrijpelijk zijn als haar verbale uitingen.
Dronken
25 minuten na het vertrek van de Melkmarkt bereiken we Deurne. Omdat het niet al te hard regent, lopen we naar het beginpunt van lijn 12. De huizen op de Ruggeveldlaan zijn nieuw, duur en Belgisch lelijk.
Als we aankomen bij de terminus van lijn 12, gaat het harder regenen. Ook hier is het kantoortje van De Lijn gesloten. De wachtruimte voor de bestuurders is in gebruik als bejaardensoos. Het trampersoneel krijgt in Antwerpen niet overdreven veel pauze, en dan meestal alleen aan één van beide eindpunten. Aan het andere eindpunt wordt meteen doorgereden.
Lijn 12 rijdt aanvankelijk over een brede laan, die enigszins doet denken aan de "hoge" laan van Meerdevoort, het stuk met de nummers boven de 1000. Afgezien van het feit dat er langs die laatste laan natuurlijk niet van die lelijke huizen staan. Er stapt een man in, die de hele ochtend al heeft zitten pintelieren. Hij waggelt naar het gele leesapparaat, en slaagt er niet in zijn magneetkaart in de daartoe bestemde gleuf te steken. De tram trekt op en de dronkaard ligt languit. Hij scheldt op de bestuurder. Na één halte, een veel te grote afstand om te lopen gezien zijn toestand, wil hij uitstappen. De deur gaat niet open en de man begint weer te schelden. Medereizigers wijzen hem geduldig op het feit dat de tramdeuren in Antwerpen al enige jaren werken volgens het zelfbedieningssysteem. De man drukt eerst fanatiek op de stop-knop, en weet vervolgens met behulp van omstanders de juiste toets te vinden. Tierend stapt hij uit.
Op deze regenachtige zomerdag laten de Antwerpenaren zich niet van de meest zonnige kant zien. Ook niet in het verkeer. Het is een even groot gekkenhuis als bijvoorbeeld in Amsterdam.
Als we de Ring gepasseerd zijn is de vaart eruit, zoals gebruikelijk in Antwerpen. De tram zit muurvast in een wirwar van steegjes met druk autoverkeer. Het is een wonder dat de tram in die nauwe straatjes de bocht nog kan nemen. In een rechterbocht zijn de rails aan de linkerkant van de weg gelegd om een voldoende grote draaicirkel te verkrijgen.
Bij de Rooseveltplaats stapt Sjoerd uit; hij weet in de buurt nog een staminee waar 100
soorten bier geschonken worden. Ik blijf in lijn 12 tot het bittere eind. Het is de langste lijn van
de stad. De rit over de Frankrijklei is vervelend; er wordt stapvoets gereden. Na de Ring komt
de snelheid er weer in. De tram schommelt wild; het smalle meterspoor zorgt voor een
instabiele wegligging.
Grafzerksolden
Lijn 12 heeft zijn eindpunt in Hoboken, vlak voor de uitstalling van een winkel met een zeer ruime keuze in grafzerken. Eindpunt krijgt hier een dubbelzinnige betekenis. De zerken die als toonmodel gebruikt zijn, kunnen met reductie worden aangeschaft. Ik zie vandaag vanuit de tram opvallend veel begrafenisondernemers en grafzerken- en graftakkenwinkels. En je wordt al zo somber van dat weer.
Ook zie ik enorm veel winkels die Solden heten. Blijkbaar een grote middenstandsfamilie.
Sjoerd heldert het misverstand later op: het is Belgisch voor "koopjes". Naast de solden voeg
ik vandaag de woorden "droogkuis" (stomerij), "jobstudent" (werkstudent), "klienteel"
(klantenkring) en "mutualiteit" (collectief ziekenfonds) met plezier aan mijn vocabulaire toe.
En in de trein terug, in een Nederlands tijdschrift, nog het woord "obsoletie" (veroudering, het
in onbruik raken).
Ingeburgerd
Ook in Hoboken regent het. Rennend van schuilplaats tot schuilplaats leg ik de ca. 1200 meter af naar het beginpunt van lijn 2 en 4. Bij het plantsoen met de dode koning neem ik lijn 4; even voorbij het Zuidstation stap ik op de Brusselsestraat over op de laatste lijn, nr. 24, naar Silsburg in Deurne. Op de Brusselsestraat stoppen ook diverse streekbussen. De volledige dienstregeling staat aangeplakt op de abri. De eerste bus uit Reet vertrekt op het onzalige tijdstip van kwart voor vijf; je moet er niet aan denken .
Lijn 24 zit vol met forenzen. De tram volgt eerst de route van lijn 12 en na de Rooseveltplaats die van lijn 10. Bekend terrein. Voorbij de Ring, waar het verkeer inmiddels in beide richtingen muurvast staat, toch nog een nieuw stukje Antwerpse tramroute.
Ook Silsburg is nat en lelijk. Bij het beginpunt kan ik een Vlaming helpen aan informatie over de route van de tram; ik begin hier in te burgeren.
Om kwart voor zes stap ik uit bij het Station. Voorlopig kan ik geen tram meer zien. Dat duurt meestal niet lang.
Bij het station staat een voorbeeld van het allerlelijkste Belgisch lelijk: de slechte imitaties van
wat in Nederland op het ogenblik "in" is. Een Vlaamse projectontwikkelaar heeft laatst
geprobeerd aan de gemeente Leiden een weerzinwekkende woontoren te slijten met op het
dak twee wanstaltig grote windmolens, betegeld in zuurstokkleur. "Dat soort narigheid zet je
maar in België neer", zou een gemeenteambtenaar gezegd hebben, en dat advies wordt in
Antwerpen op grote schaal opgevolgd.
Eten en drinken
In de stationshal heerst chaos. Ik hoor een spoorfunctionaris in nog net verstaanbaar Antwerps zeggen: "Er is unne stroomstoring tusse n'Aantw'rp en Sinnekloas". Gelukkig niet tusse n'Aantwr'p en 'Olland, denk ik egoïstisch.
Zoals afgesproken ontmoet ik Sjoerd weer in de stationsrestauratie. In de restauratie staat het blauw van de rook. Twee obers moeten de dorst van zo'n 100 gestrande forenzen lessen. Er is personeelstekort; maaltijden worden daarom vandaag niet verstrekt.
Wij gaan naar het eetcafé op de Teniersplaats. Het regent zo hard, dat wij voor die ene halte
toch maar de "premetro" nemen. Die 110 frank (kleine prijsverhoging!) halen we er dik uit. Ik
kies met zorg een zetel met uitzicht op tram 12 en 24; mijn tram-afkeer heeft zeer kort
geduurd.
Frans Mensonides
september 1996 en 1 juli 1997