(mei 1996)
Waspoederkaartjes
Een dagje uit met de familie Kouwenhoven is een ervaring om niet gauw te vergeten. De zaterdag voor Pinksteren AD 1996 staat me dan ook nog steeds in het geheugen gegrift.
Marcel heeft in de NS-folders ontdekt dat er sinds kort een Erop-uit naar Brugge verkocht wordt. Deze kaart geeft recht op een retour naar Brugge, een dagkaart op het stadsvervoer en toegang tot één van de vier musea die deze stad rijk is. Bij een bekend waspoedermerk kun je, na 12.500 punten gespaard te hebben, bij een Eropuit-toer naar keuze, gratis een tweede persoon meenemen. Een paar dagen voor het vertrek blijkt echter dat de waspoederkaartjes alleen geldig zijn voor 10 met name genoemde reizen uit het Eropuit-assortiment; voornamelijk winkeldochters. De Kouwenhovens zullen er later in arren moede maar mee naar het Scheepvaartmuseum in Amsterdam gaan. Brugge gaat dus de volle mep kosten. Voor Erica is een Nederlandse plus Belgische railrunner goedkoper. Later blijkt dat in België kinderen onder de 6 jaar helemaal niets hoeven te betalen. NS klantenservice betaalt de 9 gulden zonder morren terug.
De dag voor vertrek spreken we af dat ik in Leiden de trein van 8.00 naar Brussel zal nemen;
in Rotterdam zal ik de Kouwenhovens ontmoeten. Het Belgische weerbericht rept van buien,
en zonnige perioden, kortom voorjaar in de lage landen.
Regen
Daar het OV in Leiden op zaterdagen pas na 8.00 aarzelend op gang komt, pak ik de fiets naar het station. Op de vlucht voor een naderende regenbui leg ik de afstand in recordtempo af. Ik kan nog net de dubbeldekker van 7.45 halen. Zo ontmoet ik de familie Kouwenhoven al in Rijswijk. Manorma heeft een flink uit de kluiten gewassen rugtas bij zich, die in de loop van de dag vrijwel ongelimiteerde hoeveelheden voedsel en drank zal blijken te bevatten.
In Rotterdam overstappen op de Benelux-trein. Ter hoogte van de Moerdijkbrug begint het te
plenzen. Voorbij Roosendaal zie je aan een korte onderbreking van de bovenleiding dat je de
grens met België passeert. De locomotief schakelt automatisch over van het Nederlandse
voltage (1500 volt) naar het Belgische (3000). De trein rijdt in België links. De architectuur
verandert na het passeren van de grens onmiddellijk. Minuscule stenen huisjes met vierkante
raampjes. De stations staan dicht op elkaar. Onze trein zal voor Antwerpen echter niet meer
stoppen. We doorkruisen de geboortestreek van Marc Schram, en passeren onder andere
Kijkuit en Luchtbal.
Meer regen
In Antwerpen regent het onwaarschijnlijk hard. We besluiten om eerst in Antwerpen te gaan winkelen, en pas als het wat droger is, naar Brugge door te reizen met eventueel nog een tussenstop in Gent. Uit Manorma's wondertas komen drie paraplu's. Het is nog voor 10.00 uur en de winkelstraten zijn uitgestorven.
Als we bij de Groenplaats zijn aangekomen breekt er een flauw zonnetje door; net genoeg om
een paar foto's te nemen. Aan de voet van de Onze Lieve Vrouwe-kerk gaan we een Brusselse
wafel eten. Het tempo waarin we bediend worden is iets lager dan wij als randstedelingen
gewend zijn. De wafel die na een ruim halfuur toch nog arriveert, blijkt taai en de slagroom is
kledderig. Het is opnieuw gaan regenen, het plein ligt verlaten. Er is alleen nog een
accordeonist; deze brengt een gejengel voort waarvan ik - maar ik ben nu eenmaal een
gevoelige natuur - een acute aanval van neerslachtigheid krijg. Even overweeg ik de musicus
geld te betalen om op te krassen; de eerste onomkoopbare Belg moet tenslotte nog geboren
worden (vooroordeel). De wafels zijn echter op en we gaan verder.
Huwelijkslijst
Op de Meir wil Marcel bij het Belgisch equivalent van Blokker een aanvulling kopen op het
servies dat hij hier eerder in Verviers aangeschaft heeft. Hier maken we kennis met het
verschijnsel huwelijkslijst. Als je in België in het huwelijk gaat treden, legt je je verlanglijstje
ter inzage bij een winkel. In de aankondiging vermeld je dan: huwelijkslijst bij die-en-die. De
gulle gever gaat naar de winkel, vraagt de lijst op en doet een keuze. De "bediende" streept
het gekozen artikel door op de lijst. Ik vraag me af wanneer één of andere marketing-pik dit
eens in Nederland introduceert. Misschien werkt het helemaal niet. "Ik bepaal zelf wel waar ik
mijn cadeaus koop". Hoe dan ook, de klanten die voor ons staan bij de kassa komen allemaal
i.v.m. een huwelijkslijst. Dit brengt veel heen-en-weer-gepraat met zich mee, zodat het ruim
een half uur duurt voordat wij de winkel weer kunnen verlaten. Daarna wordt toch nog het
gele "zomerkleedje" voor Erica gekocht, en moeten we Marcel nog drie keer met vereende
krachten uit een speelgoedwinkel slepen. Erica geeft de wens te kennen om verder gedragen te
worden. Om 13.58 verlaten we Antwerpen in de trein richting Gent. Voor mij een nieuw
traject, want in België ben ik om een of andere reden nooit verder gekomen dan Antwerpen.
Antwerpen - Brugge
De IC-trein naar Lille heeft M4-rijtuigen . Net hebben wij ons geïnstalleerd op de twee-en -een-halfzitsbanken als de conducteur komt. Hij bekijkt onze kaartjes zeer wantrouwig, leest tot drie maal toe de tekst, en geeft dan uiteindelijk het goedkeuringsstempel. Na Berchem, een station dat wel wat lijkt op Den Haag Laan van NOI voor de renovatie van 1975, duikt de trein de Scheldetunnel in. Aan de overkant begint het mistige land van Waas. Ook hier passeer je vrijwel elke minuut een station, maar de trein stopt alleen in St. Niklaas, een naam die Erica bijzonder grappig vindt, Lokeren en Gent Dampoort. De proviand-tas van Manorma wordt opnieuw aangesproken. De WC in de trein is onnoemelijk smerig; je staat er zo ongeveer tot aan je enkels in de zeik. Hij is met Pasen voor het laatst gereinigd. Verder zijn het redelijk comfortabele treinen, al zijn ze niet nieuw meer.
Oorspronkelijk stond ook Gent nog op het programma, maar Marcel zegt dat het centrum veel
te ver van het station afligt. De kansen om Brugge nog te bereiken, nemen dus toe. Bij Gent -
St. Pieters stappen we over op de IC naar de kust. Het station heeft een aantal lage perrons.
De trein is een Break is komt uit Maastricht en Brussel. Als we ruim 20 minuten later eindelijk
Brugge naderen, breekt net de zon door. Even voor het station zien wij de tramfabriek BN,
hofleverancier van o.a. de Hofstad. Op het terrein van BN ligt een spoortje voor proefritten;
Brugge zelf heeft geen tramnet. In Brugge wordt de trein gesplitst in een gedeelte voor
Knokke en een voor Blankenberge.
Zon
Ook de chauffeur van de stadsbus kijkt zeer wantrouwig naar ons kaartje. Hij gaat zelfs nog informeren bij een collega of dit allemaal wel zuivere koffie is. In België zijn ze erg strikt, tenminste als het om kleine dingen gaat.
Na een paar haltes stappen we uit in een winkelstraat in de buurt van de markt. Het is druk,
niet alleen met voetgangers, maar ook met auto's. Van autoluwe binnensteden hebben ze hier
nog nooit gehoord. Wie Brugge wil bekijken, moet slalommen tussen het geparkeerde en
rijdende autoblik. Het Belfort torent hoog boven het plein uit. Ik trakteer Erica op een ijsje en
trek mijn jas uit.
Als we rechtsaf geslagen zijn komen we in een straatje langs een gracht. Bij een kraam koop ik
voor mijn moeder een zak "zeefruit"; dit schijnt een specialiteit van Brugge te zijn. Aan de
overkant is de aanlegsteiger van de rondvaartboten. Dit zijn kleine, platte, heftig
schommelende schuitjes, die helemaal mudvol gestouwd worden met toeristen. Hierbij hellen
ze vervaarlijk over. Als zo'n boot het ruime sop kiest, slaan de golven net niet over de rand.
Niemand heeft zin om zeeziek te worden, dus de rondvaart slaan we maar over.
Oud Brugge
Om half vijf arriveren wij in het Gruuthusemuseum. Ook hier is ons Eropuit-kaartje onbekend. "Oh, het is van de Nederlandse Spoorwegen" zegt een vrouw achter de balie, op en toon van "Dan zal het wel goed wezen". De NS boezemt in België nog vertrouwen in. Het museum is gevestigd in een 14e eeuws huis dat ooit aan meneer Gruuthuse toebehoorde. In snelwandeltempo bewegen we ons door alle zalen. Om 16.55 staan we weer buiten. Ik neem me voor, Brugge bij een andere gelegenheid nog eens wat uitvoeriger te gaan verkennen. Het is tenslotte naast de deur, zelfs nog minder ver dan Sappemeer, en geruststellend dicht bij de Nederlandse grens.
We gaan nu het oudste deel van Brugge
bekijken. Het staat vol met kerken en
kloosters. De huizen aan het water hebben
houten gevels. Kleine stenen bruggetjes, met
een kattenrug, buigen zich over het water.
Heel mooi allemaal; en in deze wijk hebben
we geen last van het autoverkeer. We zien de
rondvaartbootjes met een bloedstollende
snelheid door de grachten racen. De kapiteins
zijn tevens gids en houden met één hand het
roer, en met de andere de microfoon vast.
Onze beslissing om te gaan lopen blijkt juist
geweest te zijn.
Simon Stevin
Om 17.30 komen we terug in het winkelhart van Brugge. Marcel en Manorma besluiten dat er nog meer serviesgoed gekocht moet worden. Ik wordt gedropt bij een boekwinkel met het dringende advies om daar te blijven tot ik weer afgehaald wordt. Als ik na een half uur uitgekeken en uitgekocht ben, ga ik tegenover de winkel op een bankje zitten. Een kwartuur laten arriveert de familie Kouwenhoven, met uitpuilende rugzakken vol aardewerk, kleding en bestek. Op de markt staat een standbeeld van Simon Stevin. Die is hier geboren en heeft in Holland furore gemaakt als uitvinder van de zeilwagen en van de decimale breuk. Ik heb daarover anno 1971 een scriptie geschreven. Ik zaag het gezelschap hier te lang over door.
We eten in een restaurant bij het marktplein. Ik trakteer het gezelschap op een diner, in de
wetenschap dat ik er nog een tegoed heb van de nieuwe voorzitter van Rover. De meeste
auto's hebben het marktplein verlaten, wat de sfeer beslist ten goede komt. Vanuit het hotel
hebben we een mooi uitzicht op het stadhuis. Het tempo van bedienen ligt hoger dan in
Antwerpen, en we halen die trein van 19.25 nog makkelijk, denken we; de bushalte is voor het
stadhuis. Als de rekening komt moeten de Kouwenhovens bijpassen; mijn franken zijn schoon
op.
Busje komt zoooooooo
We gaan bij de halte staan. Er rijdt net een bus weg, maar er komen hier wel 7 lijnen, en ze
gaan allemaal naar het station. Bijna allemaal; de twee volgende bussen hebben een andere
bestemming. Staan we echt wel goed? Nee dus. Het is hier eenrichtingsverkeer, en de bussen
richting station stoppen een paar straten verder, zo horen wij van een autochtone Bruggeling.
We rennen door een stuk Brugge dat ik bij een volgend bezoek nog wel eens terug wil zien.
Als we bij de goede bushalte arriveren, rijdt net een hele reeks bussen weg. Bussen die
aansluiting geven op onze trein. "Busje komt zo" heet de snackbar tegenover de halte. Dit
ellendige liedje, waarmee de Nederlandse radioluisteraar in 1995 de hele zomer geteisterd is, is
zo te zien ook tot in Vlaanderen doorgedrongen. De naam van de snackbar wordt niet
waargemaakt. Als we uiteindelijk bij het station arriveren, hebben we nog 35 seconden. We
rennen door de tunnel onder de perrons, verbaasd nagestaard door een aantal Vlamingen.
HOL-landers, de naam zegt het al. Vergeefs, we zien de achterlichten wegrijden richting Gent.
Balen, godver, braak. We kunnen twee dingen doen: wachten op de volgende sneltrein of de
stoptrein naar Gent nemen. In beide gevallen zijn we een uur later thuis dan gepland. We
pakken de stoptrein van 19.32, een bijna antieke AM 66 met nog de oude kleurstelling.
Stations tellen
Dank zij mijn positieve instelling zie ik de zonnige kant van onze trage terugreis: we zijn nu tenminste goed in staat om de architectuur van de stations in ons op te nemen. Die stations hebben vaak lage perrons. Veel stations van het type Bodegraven (gezellig ouderwets), Kropswolde (klein en oud) of Driehuis-Westerveld (plaatsnaambord en perron). Ook op deze lijn staat ca. om de 1500 meter een station. Erica en ik besluiten ze te tellen. Erica kan al boven de tien tellen en voor het onthouden van die grote getallen leent ze de vingers van de rest van het reisgezelschap. De conducteur zet zijn stempel zonder aarzeling naast die van zijn collega's.
In Gent bel ik mijn moeder dat het ietsje later wordt. Marcel wil bij het loket een spoorboekje kopen. Eerst krijgt hij te horen dat ze er niet meer zijn; na enig pruilen heet het dat ze al in de kluis liggen, die is uitgerust met een nachtslot. Na nog heftiger pruilen wordt hem alsnog een reisgids verkocht; mijn eigen exemplaar zegt de loketman.
De conducteur van de volgende trein, de IC naar Antwerpen, type 800, wil ons kaartje zelfs niet eens meer zien. Het tellen van de stations stagneert even, omdat we nu eenmaal in een sneltrein zitten. Luchtballonnen zijn er des te meer. In Antwerpen is het verboden de stroomdra den aan te raken, ook als ze op de grond liggen, een omstandigheid die ook bij de Belgische Spoorwegen tot de hoge uitzonderingen zal behoren. De stootblokken zien eruit of ze zelfs tegen de gemiddelde Nederlandse machinist bestand zijn.
In Antwerpen pakken we de stoptrein naar het Noorden, een duikbril. Een rit in de
schemering. Die trein sterft op doordeweekse dagen in het zicht van de grens in Essen; in het
weekend gaat hij door tot Roosendaal. Daar aangekomen nemen we de Beneluxtrein richting
Amsterdam. De familie Kouwenhoven gaat mee tot Rotterdam CS; dit is het 35ste station of
zoiets. Even over half 12 ben ik in Leiden. Ik heb in 9 treinen gezeten en in 8 verschillende
treintypen. Voor mij zit een enerverend, maar boeiend dagje België erop. Marcel moet nog een
brief schrijven aan de zeeppoederfabrikant. Deze schrijft terug dat de helft van het tweede
treinkaartje vergoed wordt, maar zal uiteindelijk het volledige bedrag op zijn giro overmaken.
Frans Mensonides (met spoor- en tarieftechnische adviezen van Marcel Kouwenhoven)
11 januari 1997