Verhaal van twee talen
Van alle moderne transportmiddelen is het de tram, die de meest opmerkelijke bijdrage levert
aan het bloeiende en boeiende thema van het reizen per openbaar vervoer.
Het zij toegegeven: deze beroemde standaardzin uit Elsschots "Lijmen" klinkt beter in het Frans dan in het Nederlands, wat je er ook aan vertimmert. Boormans, een van de hoofdpersonen, zo niet dé hoofdpersoon uit Lijmen, bedreef zijn activiteiten- op-het-randje-van-de-wet in Brussel en moest dus goed overweg kunnen met de Franse taal. "Die teksten zijn door een Fransman geschreven" zegt Boormans tegen zijn meesterknecht Laarmans, "verander er dus maar niets aan". Ik citeer uit mijn hoofd want ik behoor niet tot de goedgeordende bibliofielen die zo'n roman even uit de E van hun boekenkast kunnen plukken.
Brussel. Je denkt eerst aan Manneken Pis (volgens boze tongen één van de twee echte Belgen, de andere is de koning); in tweede instantie denk je aan de taalstrijd. Brussel was in de donkere Middeleeuwen een zuiver Vlaamse stad maar verfranste vanaf 1800, hetgeen uiteindelijk zelfs leidde tot discriminatie van Vlaamssprekenden. 'Lijmen' begint met een demonstratie van flaminganten, bijgewoond door Laarmans. In dienst van Boorman zal hij zijn afkeer van de Franse taal moeten overwinnen. Frans is in het Brussel van de twintiger jaren de taal van het succes.
Volgens het lezenswaardige boek 'Het verhaal van een taal', dat ik na enig zoeken te voorschijn weet te brengen uit mijn boekenkast, is het tegenwoordig andersom. Frans is nu de taal van de immigranten, van de losers. In bepaalde kringen schijnt het mode te zijn, zo deftig mogelijk Nederlands te spreken. Bewaar me: Belgen die spreken met het curieuze gegorgel dat wordt voortgebracht door RTL-nieuwslezer-types.
Ik heet Frans, en heb de gelijknamige taal ooit geleerd met een indertijd revolutionaire methode die nu al lang is bijgezet in het zich nog telkens uitbreidende museum van goedbedoelde menselijke rampen. Het was "een natuurlijke leermethode". Geen narigheid met spelling en grammatica. Ik heb er een perfecte uitspraak aan overgehouden. Spijtig genoeg begrijp ik niet wat ik zeg; noch wat anderen daar allemaal op terugzeggen.
Brussel. In de derde plaats denk je aan trams. Brussel is een compacte stad, een cirkel met een
straal van zo'n 8 kilometer, met ongeveer een miljoen inwoners. Dit vraagt om een fijnmazig
tramnet en dat is er ook. Goed, er zijn twee metrolijnen; ook een kleine metropool moet
meedoen met de groten der aarde. Maar het aantal tramlijnen is ronduit indrukwekkend: 15
stuks; over het algemeen met een flinke lengte. Teveel voor éen dag, dus ik moet een keus
maken. Aan de hand van een stadsplattegrond stel ik een route samen, waar in de loop van de
dag ongetwijfeld van afgeweken zal worden.
Het traject voorbij Antwerpen is nieuw voor mij; ik ben nog nooit eerder in Brussel geweest, hoewel het dichterbij ligt dan Assen. Het station Mortsel Oude Steenweg bestaat uit een noodperron in een uitgraving. Er wordt gewerkt aan de spoorbaan. Ik vermoed: de eerste tekenen van de bouw van de tunnel onder Antwerpen, waarvan jarenlang niet meer te zien is geweest dan een maquette in de hal van het Centraal Station. Wij Hollanders mogen nog wel eens klagen over de stationsomgeving, maar hier in België bestaat een station vaak uit niet meer dan een verzakt laag perronnetje dat is voorzien van twee a drie ouderwetse bushokjes. Er zijn wel erg veel stations; vaak liggen zij niet meer dan zo'n twee kilometer uit elkaar.
Buiten zie ik Belgische huisjes die, als we Brussel naderen, allengs kleiner en schever lijken te worden. Als de trein Mechelen binnenrijdt, passeren wij een hectarengroot kerkhof waar zo te zien half België begraven ligt. Wie denkt dat Nederland een lelijk land is moet maar eens in Vlaanderen gaan kijken. Mechelen bestaat voornamelijk uit parkeerterreinen vol auto's. Een autofabriek of een levensgroot transferium?
Parfumgeuren waaien de coupé binnen. Zo'n twaalf vrolijk kwetterende Mechelse vrouwen doen een dagje Brussel. Een Vlaamse invasie. Even voorbij Vilvoorde zie ik door mijn linkerraam de Thalys. Waar komt die zo snel vandaan? Heeft hij ons ingehaald? Ach nee, het is natuurlijk niet de Thalys uit Amsterdam, maar die uit Keulen.
Brussel Noord is gevestigd in een hoerenbuurt. Alle opschriften op winkels en fabrieken zijn nu ineens in het Frans. Terwijl Mechelen alleen in het Vlaams werd aangekondigd, wordt Brussel Noord tweetalig omgeroepen. Taalkwesties dienen hier omzichtig benaderd te worden. Brussel Noord is ongeveer even gezellig als Rotterdam Hofplein. "Stap hier niet uit, vreemdeling", roept het station luidkeels, in twee talen.
Brussel Centraal ligt onder de grond. Daarna komt de trein weer bovenduiken en stopt temidden van huizen die gelaten wachten op de sloopkogel. De zon schijnt. Een bezoek aan een regenachtig Brussel is me van meer kanten afgeraden. De trein komt weer in beweging en we rijden het eindstation binnen; Brussel Zuid - Bruxelles Midi.
Onder het station is een lange tunnel met winkels aan weerszijden. Ik ben op zoek naar een
geldautomaat; die is niet te vinden. Wel is er een bureel voor betwiste zaken, maar ik voel
geen behoefte om wat dan ook te betwisten. Een snackbar werft aan een tweetalige
onafhankelijke medewerkster. Soms is het Vlaams even onbegrijpelijk als het Waals. Ik vind
geen geldautomaat; wel een wisselkantoor dat me 18 frank voor een gulden biedt; een halve
Frank meer dan zijn buurman.
Naast twee metrolijnen heeft Brussel ook nog twee premetro's; zeg maar tramtunnels. Premetro 3 is zo'n vier kilometer lang en loopt van Albert via Station Zuid naar Station Noord. Door de tunnel rijden 6 tramlijnen. De andere premetro, lijn 5, ligt in het Oosten van de stad, onder de Witlocklaan, en wordt gebruikt door lijn 23 en 90. Volgens mijn plan zal ik eerst met metro 1A naar Heizel rijden. Daarvoor moet ik de tram nemen naar Station Noord en daar overstappen. Tram 90 komt binnenrijden; leeg. Hij heeft blijkbaar kopgemaakt in de tunnel.. Het is een niet al te nieuwe, enkelgelede PCC-tram, het meest voorkomende type in Brussel. Daarnaast zijn er heel oude ongelede trammetjes, en hypermoderne dubbelgelede met slechts 36 zitplaatsen en plenty ruimte om te staan. Over ruimte gesproken: de zitplaatsen in de tram zijn zo krap dat mijn knieën bijna de bank tegenover me raken. Ik ben, met mijn voor Nederlandse begrippen niet uitzonderlijke lengte, een kop groter dan de gemiddelde Brusselaar.
Het eerste station heet Hallepoort in plaats van Lemonnier. Ik zit verkeerd! Lijn 90 rijdt wel naar Noord, maar met een enorme omweg via premetro 5. Na een blik op de kaart zie ik dat 90 parallel rijdt aan lijn 23; die gaat rechtstreeks naar Heizel.
Voordat de deuren van de tram sluiten klinkt een luide claxon. Zo'n bestuurder moet wel hoorndol worden van de hele dag dat getoeter.
Boven de grond rijden wij door een buurt met statige huizen in een bonte mengeling van stijlen. Ik zie chalets, Jugendstil, nieuwe en oude torenflats, vakwerkhuizen, een nepkasteeltje met kantelen en om het af te ronden een gebouw in de vorm van een koffer, met echte hengsels op het dak. Al met al een aardig geheel al begint het nu toch te regenen.
Twee Franssprekende Turkse jongens van een jaar of dertien buigen zich nieuwsgierig over mijn Psion en beginnen meteen op knoppen te drukken. De wereldkaart vinden ze interessanter dan de tekstverwerker, die het beeldschermpje gevuld heeft met het voor hun vreemde Nederlands. Ze verstaan het wel. Een wijst op het apparaat, kijkt me vragend aan en maakt een geldtelgebaar. Wil hij het van me kopen? Hij zal nog een paar jaartjes moeten sparen. Ik maak me weer meester van het toetsenbord om de prijs in Franken uit te rekenen: en ook om het apparaat te beschermen tegen verdere experimenten; het moet vanavond héél terug naar Nederland.
Bij het ondergrondse station Montgommery kruisen de trambanen metrolijn 1B (Bizet-Stockel). Verder kan hier overgestapt worden op nog vier andere tramlijnen. Onder de grond is een compleet winkelcentrum. Ik zal dat vandaag nog vaker zien. Ook valt me op dat in de stations veel personeel aanwezig is van MIVB, het vervoersbedrijf van Brussel. In de controlekamers, die in de Nederlandse metrostations altijd verlaten zijn, zitten hier wel degelijk mensen. Ook is er veel informatie, duidelijke routekaarten, etc. Vóór elke rit moet ik mijn dagpas in de stempelautomaat stoppen; in Antwerpen werd me juist op het hart gebonden dit na te laten. ik kan er geen enkele reden voor bedenken, maar doe het braaf.
Lijn 23 en lijn 90 rijden door de tunnels van premetro 5, in gecombineerde 7,5
minutenfrequentie. Lijn 23 bereikt Heizel via een route langs een bos. De trambaan loopt door
kleine tunneltjes met krappe bogen. Heizel; associaties met een voetbalramp. Ik ben in totaal
meer dan een uur onderweg geweest en heb al heel wat van Brussel gezien.
Het uitzicht is mooi, al zijn de ramen wel erg goor. "Wij danken u om de ramen netjes te houden", staat te lezen op een bordje.
In de middelste bol is een onsamenhangende tentoonstelling over 40 jaar Atomium (meen ik eruit op te kunnen maken). Daarvandaan kun je met roltrappen afdalen naar lager gelegen bollen. Eén roltrap "werd stil gelegd voor uw veiligheid". Ik sta weer beneden. Tot zover het beroemde Atomium. Futuristische attracties moeten afgebroken worden voordat ze op de monumentenlijst komen, vind ik. Ik ben daarom ook zo blij met het plan voor de nieuwe Euromast.
De metro (1A: Heizel - Debrouck) rijdt net voor mijn neus weg. Ik sta tien minuten te wachten op de volgende. Het perron wordt met veel herrie gerenoveerd; dikke stofwolken trekken over het spoor.
Op een deurtje staat te lezen: '900 volt. Doodsgevaar.' en verderop: 'Het niet naleven van deze regels
Och, denk ik. Als het eerste je is overkomen, hoef je voor het laatste niet bang meer te
zijn.Brusselaars zijn zeer uitvoerig met hun verbodsbepalingen. Waar "aanplakken verboden"
volstaat, kun je in Brussel lezen: 'verboden aan te plakken, zonder toelatingen, op straf van
gerechtelijke vervolgingen.'
De metrostellen doen wel wat denken aan die van Amsterdam. Er mogen na 19.00 uur fietsen meegenomen worden. Hiervan zal weinig gebruik worden gemaakt. Ik zie in Brussel nauwelijks mensen fietsen.
Lijn 1 is de langste metrolijn. Hij bestaat uit twee takken: Bizet - Stockel en Heizel-Debroux.
De metro's rijden tussen Beekkant en Merode een gezamenlijk traject; Oost-West onder het
centrum door. Op dit trajectgedeelte wordt een frequentie geboden van 3 minuten in de spits;
5 minuten in de daluren en 10 minuten in de avonduren. De metro's bestaan uit stellen met ca.
80 zitplaatsen, waarvan er maximaal vijf aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Tot mijn
verbazing zit er een kopstation in de metrolijn: Beekkant. Het duurt vrij lang voordat de metro
van dit station vertrekt: blijkbaar kuiert de bestuurder op zijn dooie akkertje naar de andere
kant. Ik stap uit bij Brouckere, ook weer zo'n knooppunt met een compleet winkelcentrum.
Via een stelstel van smalle straatjes loop ik terug naar Station Zuid. Een school met Franstalige kindertjes gaat uit. Ik schat de verhouding Frans - Vlaams in Brussel op 4 staat tot 1. Maar iedereen die ik ontmoet spreekt wel een paar woorden Nederlands. Niemand weigert me te woord te staan. De strijd van Laarmans en zijn kompanen heeft vrucht afgeworpen. Ten behoeve van de ca. 20% vlaamstaligen zijn alle aanduidingen in de stad tweetalig. En je wordt in winkels geholpen door tweetalig onafhankelijk personeel.
Station Zuid; de cirkel is alweer rond. Ik neem opnieuw premetro 3 (in dit geval tram 52) en
stap bij Rogier over op metro 2 (Simonis - Clemanceau). Deze metrolijn is veel korter dan lijn
1, maar minstens even druk. Hij beschrijft een U-vormige route om het centrum heen. Drie
haltes verder, bij Kunst-Wet, stap ik uit. Het Park van Brussel ligt tussen het Koninklijk paleis
en en de Wetstraat, waar de regeringsgebouwen staan. Een mooi stukje Brussel. Deze
stadswijk ligt op een heuvel. Drommen forensen lopen in de ganzenpas door het park. Ik sluit
me bij he aan, in het vermoeden dat zij op weg zijn naar het station. Dat is inderdaad het geval.
Het station Brussel Centraal ligt ondergronds. Catacombe-achtige gangen en trappen voeren
naar de perrons. Weggedoken in nissen zitten bedelaars die hun bedelnap zonder veel hoop
omhooghouden naar de forenzen. "Sans Abri" heeft er een op een stuk karton geschreven. ik
begrijp ineens dat een abri een dak is. Jarenlang heb ik gedacht dat de abri genoemd was naar
de bekende franse ingenieur Abri, de uitvinder van het bushokje.
Brussel heeft een echte metro: hij rijdt over bijna 90% van zijn traject ondergronds en verandert niet, zoals "bij ons", halverwege in een boemelende sneltram op maaiveld (België kent volgens mij niet zoiets als een maaiveld; alleen Nederlanders kunnen zo'n woord uitvinden). Er is in Brussel, met al die tunnels, flink geïnvesteerd in het openbaarvervoer. Resultaat is: een OV-net, dat een iets meer gestroomlijnde indruk maakt dan dat van Amsterdam.
De stations van metrolijn 1B liggen niet ver uit elkaar, zo'n 750 meter schat ik. Elk metrostation is gebouwd in zijn eigen stijl; er lijken er geen twee op elkaar.
Na station Vandervelde stijgen we en bij Alma komen we eindelijk boven de grond. Alma is uitgevoerd met veel hout; de passagiers kunnen zitten op sierlijke houten bankjes die in een plantsoen niet zouden misstaan. Na Alma dalen we meteen weer. Ook Kraainem ligt in een soort uitgraving. Bij het eindpunt, Stockel, is de wand van het station voorzien van Kuifjemotieven.
Ik ga ervan uit dat er zo ver buiten het centrum geen tram rijdt, maar als ik het metrostation uitkom, staat er toch een voor me klaar. Het is een ongelede PCC-wagen en hij gaat naar Ban-Eyk. We beginnen in een gewone straat, maar al spoedig bereiken wij een spoortalud. De tram zet er flink de vaart in en de meter klimt naar 65 kilometer per uur. Links en rechts zie ik alleen maar weilanden. De tram stopt in een dorpje en rijdt daarna met dezelfde gezwinde spoed verder. Ik zit klaarblijkelijk in een streektram, een verschijnsel dat in Nederland allang is uitgestorven. Ik krijg een donkerbruin vermoeden dat mijn dagkaartje niet geldig is op dit traject; een vermoeden dat versterkt wordt als ik op mijn plattegrond zie, dat de woonwijken hier een afwijkende kleur hebben. Och, denk ik. als ik gesnapt wordt, dan doe ik net of ik een domme buitenlander ben.
Zo'n vier kilometer ten oosten van Brussel is het eindpunt, in een landelijke omgeving. Op de halte staat vermeld dat het stadstarief hier niet geldig is. Voor de terugreis koop ik toch maar netjes een enkeltje.
Deze lijn, nr. 39 loopt normaal tot Montgommery, het station waar ik vanmorgen ben
overgestapt op lijn 23. Halverwege worden wij echter buitengezet. De tocht wordt voorgezet
per bus. Bij de halte Bosstraat zien we waarom: de bovenleiding is kapotgetrokken. Een
hoogwerker is bezig de boel te repareren. Onderweg komen we tram 44 tegen (Montgommery
- Tervuren). Op deze lijn worden zo te zien de alleroudste PCC-trammetjes ingezet. We
passeren het trammuseum in Woluwe waarover zoveel geschreven wordt in de hobbypers.
Ik stap in lijn 90 en lees allerlei aankondigingen in de tram. 'Er zijn grote prijsverminderingen bij IPHO want de huishoudtoestellen zijn gekrast'. 'Daar onverwachte schokken zich kunnen voordoen worden de staande reizigers verzocht zich aan de handvatten vast te houden.' In Brussel wordt veel tekst verspild aan zaken die zonder meer duidelijk zijn. Zo dient de trampassagier zijn zitplaats af te staan aan mensen die 'niet goed kunnen rechtstaan', zoals zieken, 'ouderlingen' en zwangere vrouwen.
In de Avenue- Buyl -Laan wacht ik op zo'n mooie 2000-tram. Aan de overkant rijdt er een langs. Hij is over zijn hele lengte uitgevoerd als lagevloertram; niet zo'n raar badkuipmodel als in onze eigen hoofdstad rondrijdt. De wielen van de 2000-tram zijn opvallend klein; de doorsnede is op het oog zo'n 2/3 van die van een normaal tramwiel. Deze wieltjes worden aangedreven door een groter wiel dat zich bevindt in een trommel.
De eerste tram die aan mijn kant van de straat komt voorrijden, is lijn 93 naar Marie-José. Daar neem ik geen genoegen mee; op het haltebord zie ik dat lijn 93 nog maar een heel kort stukje voor de boeg heeft. Wachten op 94, dus. De volgende tram is weer een 93, dan volgt er een rit van 94 die gereden wordt met een oude, enkelgelede tram. Ook die laat ik doorrijden. Ik heb al met al ruimschoots de tijd om de dienstregeling aan het haltebord te bestuderen. In de spits rijdt 94 om de 6 minuten. Na 20.00 uur keldert de frequentie naar 20 minuten; lijn 93 heeft er dan al helemaal de brui aan gegeven.
Nadat ik een kwartier heb staan te verkleumen, komt eindelijk de gewenste tram aanrijden. Het zijn prachtige exemplaren, die 2000-ers. De weinige zitbanken zijn comfortabel als fauteuils; er is geen herrie, geen geschok en geen gerammel.
De tram rijdt door Bosvoorde, een villapark
dat nog net tot de gemeente Brussel behoort,
zodat ik deze keer niet hoef over te gaan tot
grijsrijden. Bij het eindpunt, Wiener,
fotografeer ik een ouderwets aandoende abri,
met krullen en tierelantijnen. Terwijl ik
daarmee bezig ben rijdt de mooie tram weg
en ik moet genoegen nemen met een oud
exemplaar voor de terugreis.
De tram rijdt door mooie winkelstraten. Donderdagavond is in Nederland de koopavond bij uitstek, maar in Brussel doen ze daar niet aan. Na ruim 35 minuten bereikt de tram de Koningstraat, vlak bij Brussel Centraal. Ik vergeet uit te stappen. Een halte verder stap ik over op de metro. Dat gaat sneller dan lopen, denk ik, maar de metro laat lang op zich wachten. Als ik eindelijk op Brussel Centraal ben, moet ik de lange gang van metro naar stationshal nog door. Om tien over half acht arriveer ik eindelijk in de stationsrestauratie. "Neen, menierrrr, 't sjpèèt me. 'et iez gedaan om zev'n'alf" zegt de ober. Dit is Koeterwaals voor: "er worden na half acht helaas geen warme maaltijden meer geserveerd". Alleen nog spaghetti, voegt hij eraan toe. Ik kies voor spaghetti. Ik wil een ijsje toe en loop naar de stationshal, maar alle stalletjes zijn afgesloten met ijzeren hekwerken. Een Brusselse wafel dan, voor onderweg. Ik loop naar een snoepautomaat, waaraan een hele tweetalige roman met instructies bevestigd is. Ik moet voldoende muntgeld gereed houden, dit vervolgens in het apparaat steken, (ATTENTIE: het apparaat geeft geen geld terug!) en tenslotte de knop indrukken bij de afbeelding die overeenkomt met het door mij gewenste product. Kort samengevat komt het hierop neer; ik heb geen tijd om het hele verhaal over te tikken. Bij het gereedhouden van mijn muntgeld constateer ik dat ik 5 frank tekort kom; bovendien brandt het lichtje bij de afbeelding van de wafel, hetgeen wil zeggen dat "het product is uitgeput".
Ik daal af in de catacomben, via een smal trapje waarvan ik mij niet kan voorstellen dat hij naar
een perron voert. Dit is wel degelijk het geval; ik zie de bekende beneluxtrein binnenlopen. In
de trein kijk ik reikhalzend uit naar de komst van de minibar, iets waar ik nog tot voorbij de
Moerdijkburg op moet wachten.
Nederlanders vormen toch wel een ontstellend vermoeiend en enerverend volk. Je hoeft maan één dag weggeweest te zijn en het valt je al op. Gekrast en uitgeput kom ik aan in Leiden. Een beetje somber einde, daarom keer ik in gedachten nog even terug naar Brussel. Bij het verlaten van metrostation Montgommery werd ik getroffen door een tekst op een bordje:
'graag zien wij u terug op onze lijnen'.
Ik denk dat de MIVB mij nog wel eens terugziet.