Flipsen

-Je kunt zeggen wat je wilt: het is allemaal terug te voeren op Flipsen.

-Nou, nou, nou. Niet op Flipsen alleen. Nee, hoor. Niet op Flipsen in zijn eentje. Dat vind ik niet. Hij heeft ook zijn goede kanten.

-O. Die heb ik dan even niet zo glashelder voor de geest. Hij zal wel goed zijn voor zijn moeder, maar wat kopen wij daar voor? Vanmorgen nog. Ik loop van hot naar haar te vliegen. Hartstikke druk. Dat mokkel van Marleen weer ziek. Heeft weer eens een keertje zogenaamd griep. Werkmentaliteit, kom er eens om, tegenwoordig. We zitten zwaar onderbezet. Belt ie op. "Mèèèt Flllip-sennnnnn". Met dat zeikerige, lijzige stemgeluid van hem. Je kent dat wel. Of de crediteuren al gedaan zijn. Dat er haast mee is. Dus ik als een gek aan de crediteuren gaan lopen sleuren. José achter d'r Libelle vandaan gehaald; meteen zó'n lange snoet, want ze moeten allemaal zo nodig her-intreden, maar als er gewerkt moet worden, zijn de dames niet thuis. Wat denk je: een uur later. Telefoontje eroverheen. Flipsen. Of de debiteuren éérst kunnen. Nieuwe richtlijn van Zwammerdam. Kan ik wéér alles laten vallen. Je had dat hoefijzer van José eens moeten zien. Maar daar kan ik toch niks aan doen! Het is weer terug te leiden op Flipsen. De debiteuren! Op Vrijdag! Nou vraag ik je. Bén je dan een klojo, als je Flipsen heet! Bèn je dan een stomme luldebehanger!

-Nou, balen zeg, OK, terecht, waardeloos. Maar Flipsen krijgt ook geen moer steun van boven; van die hoge heren daar op de eerste etage. Daar moet je wel consideratie mee houden. Je weet zelf hoe Zwammerdam is.

-Ja, ja, ja. Maar nou kun je lullen wat je wilt, maar ook dát is terug te voeren op Flipsen.

-Hoe Zwammerdam is? Hoedatzo?

-Hij is toch helemaal niet assertief tegen Zwammerdam? Moet je net Flipsen heten. Hij zit tot aan zijn oksels in Zwammerdam z'n kont. Bruinwerker. Als Zwammerdam wat wil; Flipsen rent er wel achteraan. En wij kunnen het opknappen; en Flipsen met zo'n smijl bij Zwammerdam, dat hij het zo fantastisch voor mekaar heeft gekregen.

- Pronken met een ander zijn veren, dat kunnen ze hier allemáál heel erg goed!

Blieberdeblieberdeblieb! Blieberdeblieberdeblieb!

-Momentje. Telefoon. Zo kom je nooit aan je werk toe. Met Buitenwegh. [...]. Meneer Flipsen. [...]. De laatste aanmaningen??? [...]. Jamaar de debiteuren dan? [...]. Geen prioriteit. OK, maar ik wou net vandaag een beetje bijtijds [...] Jamaar wie dan? [...] Herman? Die heeft ATV. Herman, die ruikt het volgens mij, als er werk aan de winkel is. [...]. Zelf doen. Ikzelf. Maar. Maar meneer Flipsen [...] Overwerken. Goed meneer Flipsen. [...]. Uitstekend, meneer Flipsen. Zorgen we voor, meneer Flipsen. [...] Dag, meneer Flipsen. U ook prettig weekend, meneer Flipsen!

- Was dat Flipsen?

- Nee hoor, het was koningin Beatrix, nou goed? Weet je wat die lul zegt! Dat nou weer de aanmaningen eerst moeten. Nou, ben je dan een klootzak, of ben je een klootzak?

-Tja..

-Dat ik moet overwerken, zegt-ie. Ja doei!, na zo'n week. Ik weet het nou niet meer hoor. Daar word je toch helemaal debiel van? Ik schijt er hier zwaar de balen van, bij deze toko hier. Ik kap ermee. Ik ga pissen, ik trek mijn jas aan en ik ga naar huis. Maandag is hij de eerste, Flipsen. Nee, je kan lullen wat je wilt, maar al dat gekloot hier; het is allemaal terug te voeren op Flipsen. '