WEEK 15 / 9 APRIL 2000


Frans Mensonides

Den Helders helden

Van alle steden aan de Noordzeekust kust heeft Den Helder de meest indrukwekkende bijdrage geleverd aan het onuitputtelijke en immer boeiende thema van de strijd van de mens tegen het water.

Zo heel erg verwonderlijk is dat niet, als je de kaart van Noord-Holland er even bijpakt; de stad wordt aan drie kanten omgeven door de golven. Aan de noordkant wordt de duinenrij onderbroken door een hoge zeedijk. Ooit heeft het water hier tijdens een stormvloed een flinke hap weggevreten uit het land. Het levert de huidige wandelaar een fraaie promenade op; met uitzicht op Texel, bij helder weer.

Den Helder is ook verder een zeer bezienswaardige plaats; al zou je dat op het eerste gehoor niet denken. De stad wekt de verwachting van een kil oord, waar het altijd waait, en waarvan de weerman steevast beweert dat de temperatuur er enkele graden lager ligt. Verder zie je het beeld voor ogen van lelijke marinehavens en gore vissershuisjes met verf die, door de inwerking van water en wind, al begint af te bladderen voordat hij goed en wel droog is. Den Helder: de stad waar je met je ogen dicht doorheen rijdt, op weg naar de boot naar Texel.

Ik stond daarom verbaasd te kijken, toen ik in het tijdschrift Heemschut een aankondiging las van een monumentendag op zaterdag 25 maart, uitgerekend in Den Helder. Den Helder, dacht ik nieuwsgierig. Wat zou daar nou te zien zijn? Laat ik dáár zaterdag eens heengaan! (Vanzelfsprekend doe ik nu net, alsof ik er nog nooit van mijn leven geweest was; dat past beter in de logica van dit stukje. Ook mijn verbazing bij het lezen van de aankondiging berust grotendeels op toneelspel).

Den Helder bleek een heel sympathieke stad, waar zelfs de obligate winkelpassages er nog aardig leefbaar uitzien. Midden tussen de winkels bevindt zich het Nationaal Reddingsmuseum Dorus Rijkers, gewijd aan de onverschrokken helden die in de loop van de eeuwen duizenden drenkelingen uit de Noordzee hebben gered.

Liefhebbers van moderne technologie kunnen zich in dit museum vergapen aan onzinkbare boten, reddingshelicopters met onbreekbare lijnen en geavanceerde radarsystemen. Op de reddingsboot-simulator is het voortdurend windkracht-tien; hier bestaat de gelegenheid, je tot brakens toe door elkaar te laten schudden.

Ik, als romanticus, had meer oog voor de historische afdeling. Urenlang dwaalde ik op die stille zaterdagmiddag rond door de zalen die het verhaal vertelden van Den Helders helden. Met gammele roeibootjes, en met gevaar voor eigen leven, trotseerden zij de golven om schepelingen te redden uit het koude Noordzeewater. Redders, die hun heilswerk pro deo verrichtten: voor een bedankbrief; voor een enkele keer een medaille; voor nog niet eens een onkostenvergoeding. Dorus Rijkers (1847-1928), de bekendste van hen, redde in de loop van zijn carrière bijna 500 schipbreukelingen het leven, maar zou in diepe armoede gestorven zijn als de liefdadigheid zich niet over hem ontfermd had.

***

Ook voor militaire helden is altijd plaats geweest in Den Helder. De strategische ligging, op de uiterste noordwestpunt van Holland, heeft in de loop van de eeuwen aanleiding gegeven tot menige zee- of landslag.

In de Napoleontische tijd riepen de Franse machthebbers Den Helder uit tot “Het Gibraltar van het noorden”; er werd rond de plaats een halve cirkel van fortificaties aangelegd.

De Franse revolutie bleek een kortdurende gril. In 1813 marcheerden de Fransozen af, lang voordat hun nieuwe Gibraltar voltooid was. De Nederlandse autoriteiten besloten, de klus af te maken. Uit die tijd dateert Fort Kijkduin in Huisduinen, dat heden ten dage een toeristische attractie is, maar ook het veel grotere Fort Erfprins (tot 1813 “Lasalle” geheten); met zijn oppervlakte van een halve vierkante kilometer het grootste fort van Nederland.

Fort Erfprins heeft in de huidige tijd de functie van militaire opleidingsschool, en is normaliter niet toegankelijk voor burgers. Heemschut bood de monumentenliefhebber het buitenkansje van een rondleiding.

Het meest indrukwekkende onderdeel van het fort is het uit 1875 daterende “bomvrije onderkomen” met een lengte van bijna 300 meter, waar 1000 soldaten een schuilplaats konden vinden - veilig voor bommen, maar verder wel als ratten in de val. Ergens midden in de bomkelder bevindt zich een ruimte die door de rondleidende militair “de laatste verdedigbare stelling” genoemd werd, of woorden van gelijke strekking. Hier dienden de dappere krijgslieden zich tot de laatste man te laten afslachten; over overgave kon moeilijk onderhandeld worden in die tijden. Thans bevindt zich op deze plek een vergadertafel en een zitje, dat je - ondanks de bizarre lokatie - “gezellig” zou kunnen noemen.

Het leek me bij het begin van de rondleiding raadzaam, aan de militair te vragen, of fotograferen wel was toegestaan; niet graag had ik mijn bezoek aan Den Helder beëindigd in een kille kerker. Ik kreeg permissie, mits ik mijn activiteiten zou beperken tot de monumenten en geen moderne militaire installaties zou vastleggen, ten gerieve van de immer meekijkende vijand.

Zodoende heb ik uit Den Helder een complete fotoserie mee naar huis kunnen nemen, mét fort Erfprins. Thuis bleek ik per ongeluk een radarmast meegefotografeerd te hebben. Ik heb hem weggeretoucheerd; niet zozeer uit angst voor spionage, maar vooral omdat hij de foto lelijk bedierf.


Dit artikel was vooral bedoeld als inleiding tot de plaatjes; je vindt ze, door hier te klikken.
column-archief

De digitale reiziger

Gewóón doen

Vorige week hielden de vakbonden een actiedag tegen zinloos geweld in het openbaar vervoer. Daarbij werd een nieuwe slogan gelanceerd: "doet u gewoon, dan doen wij gewoon ons werk".

Ik was al bang, dat ze met zoiets zouden komen. Je kunt het aan de vakbond wel overlaten om precies de verkeerde toon te treffen.

Ik verwachtte dat ik de leuze de dag daarop overal op abri's en stationswachtkamers zou tegenkomen, maar dat viel mee. Alleen in Alphen aan den Rijn, waar ze blijkbaar een hyperactieve vakbondsafdeling hebben, was het station vergeven van de plakkaten met die ongetwijfeld goedbedoelde spreuk; verder heb ik hem nog nergens gezien.

De vakbondsactie tegen zinloos geweld, hoe actueel hij ook is, heeft slechts weinig journalisten kunnen inspireren tot schrijfarbeid. In de beide spitskrantjes Metro en Sp!ts, toch bestemd voor de groepering die zich er iets van zou moeten aantrekken, zocht ik de volgende dag vergeefs naar een achtergrondartikel over geweld in het OV. De publiciteit bleef beperkt tot een berichtje van drie à vier regels in Metro. Is de geweldshype al weer over?

Tijdens de speurtocht door de spitsbladen stuitte ik op een geheel ander artikel. Het stond in zo'n kolom vol vermakelijke "man bijt hond"-nieuwtjes. In Brazilië hadden boze forenzen hun vertraagde trein in brand gestoken.

Die trein stond al meer dan 2,5 uur stil op een emplacement en er werden geen fatsoenlijke omroepberichten gegeven over de oorzaak van de vertraging. Plotseling sloeg de vlam in de pan en sloegen de vlammen uit het dak. Binnen de kortste keren brandde de trein geheel uit; de schade werd geraamd op 2,5 miljoen gulden. De daders konden niet aangehouden worden; die zijn vast en zeker niet in de brandende trein blijven zitten.

Brazilië, het is aangenaam ver weg; in ieder geval te ver om zo'n bericht te kunnen verifiëren. Het zou best waar kunnen zijn: Brazilianen zijn nogal heetgebakerd van aard. Ik heb me laten vertellen, dat als het nationale voetbalteam verliest, in Sao Paolo de televisietoestellen dan bij tientallen uit de ramen van de flats vliegen. Een vertraagde trein platbranden ligt dan geheel in de lijn der verwachtingen.

Brazilië, het is ook veel te ver weg om zo'n bericht érg te kunnen vinden. Toen ik was uitgelachen, vroeg ik me af, hoe zoiets in zijn werk gaat. Is er één forens die zegt: "Nou jongens, die trein vertrekt niet meer; laten we hem dan maar in de fik steken?". En is er dan een medereiziger, een organisatorische geest, die die morgen een jerrycan benzine van huis heeft meegenomen, voor het geval van vertraging?

Hoe dan ook: zo'n bericht relativeert de Hollandse geweldsproblemen wel enigszins. In Alphen aan den Rijn was één van de "doet u normaal"-posters door een boze hand beklad. De tekst luidde als volgt: "om 15.24 komt de trein uit Leiden aan, en om 15.23 is de trein naar Gouda vertrokken. Dáár wek je agressie mee op!".

De reiziger had dus de achterlichten van zijn trein zien wegrijden; ik kan me zijn gemoedstoestand wel indenken. Maar hij was een Nederlander, en geen Braziliaan. Had Alphen aan de Amazone gelegen in plaats van de Rijn, dan was van het Alphense station nu niet veel meer over geweest dan een hoopje smeulende as in een diepe bomkrater.

Maar een Nederlander, opgevoed in de wetenschap dat normaal al gek genoeg is, steekt de boel niet in de fik. Hij houdt zich aan het óverlegritueel, waarin staat voorgeschreven dat ongenoegens alleen verbaal geuit mogen worden. Hij schrijft een kreet onder een kreet, in de hoop dat het helpt. En hij droomt van een wereld, waarin het OV-personeel - als beloning voor het normale gedrag van de reizigers - eindelijk eens gewoon zijn werk gaat doen.