WEEK 18 / 30 APRIL 2000


Frans Mensonides

Humor (1)

"Hij was heel erg goed, maar dat is heel erg lang geleden", zei ik tegen een jongere collega, nadat de radio de dood van cabaretier Toon Hermans gemeld had.

Bij de jongere generatie laat de naam Toon Hermans geen belletje meer rinkelen. Ook ik moest diep in mijn geheugen tasten, en vond een herinnering uit 1964, of daaromtrent.

De hele doopceel van Toon Hermans is de laatste dagen gelicht, maar één feit is door niemand gememoreerd, omdat het misschien wel wat al te statistisch-nuchter zou overkomen: Hermans is nog steeds de houder van het Nederlands record kijkdichtheid. In ca. 1964 kluisterde Toon Hermans' One Man Show, uitgezonden op een avond tussen kerst en oudejaarsavond, 85% van de Nederlandse bevolking aan de buis. Goed, TV was toen nog een wondertje, de meeste Nederlanders hadden maar één net, en zelfs kinderprogramma's trokken soms drie keer zoveel kijkers als er kinderen waren. Maar 85% was zelfs voor die tijd erg veel; het cijfer is, voor zover ik weet, nimmer overtroffen.

Ik was nog te jong om een avondvullend programma te mogen zien, maar heb misschien tot de pauze mogen kijken, of helemaal niet; ik kan het me niet goed herinneren. De volgende dag sprak iedereen op straat over Toon. "Wat was hij weer goed, hè". Ook de grappen deden nog wekenlang de ronde. "Dankuwel - alstublieft", "de doif ist tood", "een man in een livrei, een soort livrijer, dus", en "leg néér, die bal!".

Het was een nieuwe fase in de geschiedenis van de humor; de aan de TV ontleende Witz. Iedereen die gisteren gekeken had, kon eventjes lolbroek zijn, gewoon door een regel uit Toon Hermans' show te debiteren. Men riep dan: "leg néér, die bal!" en het hele café lag dubbel. Behalve dat ene chaggerijn die behoorde tot de 15% die de TV had uitgezet, maar aan zo'n zuurpruim was toch geen eer aan te behalen.

Niet lang daarna nam Hermans het onzalige besluit, Nederland te verlaten en zijn fortuin te zoeken op Broadway. Het liep uit op een pijnlijk fiasco. Na terugkeer pruimden zijn landgenoten hem ook niet meer. De late jaren zestig vroegen om "ge-engageerde kunst", om Vietnamprotesten en om tomaten, die naar het hoofd van traditionele theaterartiesten geslingerd moesten worden. Niemand had nog interesse voor een wat clowneske man met ballonnetjes, die aarzelde bij het uitspreken van schuttingterminologie als "blote navels".

Toon Hermans ging zich toeleggen op het componeren en zingen van carnavalshits (een feit dat door vrijwel alle necrologen uit piëteit is verzwegen) en vervolgens op het schrijven van het soort gedichten die niet in de smaak vallen bij mensen die verstand heten te hebben van gedichten.

Nog later mat hij zich de allures aan van een milde wijsgeer, die de mensen graag mocht uitleggen hoe het precies in elkaar stak met God, Jezus en de hemel. Och, sommige mensen overleven hun successen te lang. Voor sterven op het hoogtepunt is ook wel iets te zeggen, al staat juist op het hoogtepunt van je leven je hoofd absoluut niet naar doodgaan.


Nu moet ik iets bekennen: deze column gaat eigenlijk niet over Toon Hermans, maar over een veel boeiender persoon: mijzelf. Het zal niemand verwonderen; elke REFLEXXIONZZ! ging tot dusverre nog over mezelf (also known as Menson), en het is bepaald niet voor niks dat mijn naam en mijn portret erboven staan.

Ik ben namelijk zelf ook humorist, zij het amateur-, en niet in een theater. En ik moet zeggen (en ik zeg dat heel erg graag): ik zou dat zonder Toon Hermans niet geweest zijn. Alles heb ik aan Toon te danken. Want Toon Hermans is toch wel de aartsvader van de Nederlandse humor. Toon heeft een hele generatie humoristen grootgebracht. Toen ik als klein kind naar Toon keek (al mocht ik er niet voor opblijven), toen wist ik: ja, dit is de ware humor, de ware levensvreugde, die die man uitstraalt. Ook aan mijn moeder, opa, oma, ooms en tantes was dit overduidelijk af te zien: nog weken na een avondje Toon waren ze smoorverliefd. Niet zozeer op elkaar, als wel op het leven an sich. Overal waar Toon was, scheen de zon. En hij ging wekenlang niet meer onder.

Jarenlang heb ik geteerd op de humor van Toon; wat zeg ik: nog dagelijks teer ik erop. Als ik Toon op de TV zag (al was het te laat voor me, en al was ik te jong om zijn grappen te begrijpen) dan wist ik het zeker: ik wilde zelf later ook humorist worden. Toon was nooit cynisch en grof (wat ik nadrukkelijk wél probeer te zijn, al hou ik me soms nog in) en hij had een diep respect voor God en het leven.

Ik zou zo nog wel even door kunnen gaan, maar de boodschap is nu hopelijk wel duidelijk: het belangrijkste dat Toon Hermans op aarde gedaan heeft, is een humorist als Frans Mensonides voort te brengen.

Walgelijk, hè, dit stukje. Maar ik doe niets anders, dan wat vele beroepshumoristen deze week hebben gedaan, en het ging erin als koek. Ook in dit opzicht kijk ik de kunst graag af van de professionals.

Eén lid van de huidige generatie cabaretiers liet in de krant optekenen: "Toon kon alles wat opgeblazen was, doorprikken, en terugbrengen tot wat het in werkelijkheid was". Vooral om dat laatste zinnetje zal Toon, vanuit de hemel, wel smakelijk hebben moeten lachen.


column-archief

De digitale reiziger

Connexxion en de 35%-regel

Er bestaat - ik heb hem wel eens gelinkt, maar ben hem momenteel even kwijt - een anti-Arriva website. Zoiets zou ik zelf nooit willen maken. Het is me te eenzijdig. Er zijn wel meer OV-bedrijven te noemen, waar geen klap van deugt. Waarom alleen maar klagen over Arriva-Noord Nederland? Als moderator / inspirator van De digitale reiziger probeer ik toch wel wat veelzijdiger te zijn.

Ik moet oppassen, dat DDR geen anti-Connexxion-site wordt. Dit is al de derde REFLEXXIONZZ! in successie over het busbedrijf dat de naam van mijn column heeft nageaapt. Daarom ga ik deze week iets positiefs over ze zeggen. Ik doe dat vooral om ze te pesten, dat ook wel weer.

Ik heb namelijk laatst eindelijk begrepen, waarvoor Connexxion het allemaal doet: om zo weinig mogelijk nieuwe klanten te werven. Elke nieuwe klant kan de toekomst van het bedrijf in gevaar brengen.

Dat zit zo: in de nieuwe Wet Personenvervoer staat, dat geen enkel OV-bedrijf meer dan 35% van de markt in het stads- en streekvervoer in handen mag hebben. Anders ontstaat kartelvorming, en krijg je dezelfde misstanden als met Microsoft, en die webbrowser van ze, die ze iedereen door de strot hebben geramd.

Nu wil het geval, dat Connexxion momenteel het grootste stads- en streekvervoerbedrijf is, met een marktaandeel van 33%. Ze staan op scherp. Nog een paar klanten afsnoepen van hun concurrenten, en de bijl valt. Dan overschrijdt het busbedrijf de 35%-limiet, en moeten ze voor straf zonder eten naar bed. Ze mogen dan niet meer meedingen bij de aanbesteding van vervoerscontracten.

Dat verhaal heeft de Connexxion-directie in de publiciteit gebracht. Connexxion vindt dit een heel, heel erg kwalijke ontwikkeling: nu moet het bedrijf zich nota bene inhouden bij het leveren van topkwaliteit.

Het verhaal van Connexxion is een gotspe. Al jaren geleden was bekend dat de Wet Personenvervoer zou gaan gelden, en daarmee de 35%-regel. Juist met het oog daarop is Connexxion opgericht, uit de brokstukken van de voormalige streekvervoergigant VSN. Dat men zich bij de fusie verrekend heeft, en een te groot gedeelte van de koek heeft ingeslikt: het is aan niemand anders te wijten dan aan de oprichters van Connexxion zelf.

Dan nu het positieve verhaal. Een paar maanden geleden heb ik twee klachten ingediend over chauffeurs Connexxion-Leiden. De ene staat hier beschreven; de andere betrof een chauffeur die, mogelijk uit solidariteit met de boze buurtbewoners, eigenmachtig de route door de Coebel oversloeg (Terzijde: het gaat nog steeds erg "goed" in de Coebel. De anti-busgroepering zag zijn bezwaarschrift door de gemeente afgewezen, maar dreigt nu naar de Raad van State te lopen).

De eerste klacht diende ik in via snail-mail; de tweede via Internet. Acht weken later ben ik maar eens gaan bellen, hoe het ermee stond. Het meiske dat ik aan de lijn kreeg, begreep er niets van: beide klachten hadden geen enkel spoor nagelaten in de databanken van Connexxion. Maar misschien wilde ik die klachten dan nog even mondeling aan haar doorgeven?

Ik gaf de klachten door. Het meiske wist van toeten noch blazen ("ik zit hier nog maar pas") en ik had niet veel vertrouwen in een spoedige afdoening.

Reeds de dag daarop ontving ik twee ontvangstbevestigingen; één per klacht. In die brieven (geadreseerd aan de heer Menson; zo noemen mijn Amerikaanse achter-achterneven zich), stond onjuiste en onvolledige informatie over de telefonisch doorgegeven feiten. Mij werd een diepgaand onderzoek beloofd, waarbij ook het verantwoordelijke rayonkantoor betrokken zou worden.

Twee dagen later kreeg ik een brief van de "Unitmanager Leiden stad", deze keer gewoon gericht aan M. Mensonides, waarin te lezen stond dat beide chauffeurs waren aangesproken op de door mij omschreven situaties; situaties die beslist niet pasten in het door Connexxion voorgestane beleid!

Een sterk staaltje van efficientie en effectiviteit. Van mij wordt gevraagd, te geloven dat binnen 48 uur tijd het volgende gebeurd is:
- het meiske van de klachtentelefoon heeft mijn klachten, én mijn naam, toch correct doorgegeven aan de Unitmanager Leiden;
- Die klachtenmanager heeft de betrokken chauffeurs onmiddellijk op het matje geroepen en de les gelezen over iets wat twee maanden geleden gebeurd is;
- Terstond heeft hij vervolgens pen en papier gegrepen om een antwoord aan mij te concipiëren;
- nog dezelfde dag is de brief uitgetypt, gecollationeerd, ondertekend, van een postzegel voorzien en op de brievenbus gegooid.

Connexxion verdient een compliment voor deze razendsnelle afdoening; zo vlot gaat het zelfs bij de gemeente Ter Aar niet, en we zijn toch de beste gemeente van Nederland.

Wat wel gek is: geen van die twee chauffeurs heb ik meer teruggezien. Dat vind ik niet erg. Graag verbeeld ik me dat ze zijn overgeplaatst naar district Hippolitushoef, of regio Tolkamer, of joeniet Aardenburg, waar ze, ongehinderd door de beruchte brievenschrijver Menson, verder kunnen gaan met het pesten van passagiers. Want wat er ook gebeurt, 35% marktaandeel is de target, en iedereen bij Connexxion is er nu goed van doordrongen: dit target mag beslist niet gehaald worden.