WEEK 28 / 9 JULI 2000
Frans Mensonides
Onvoltooid Deze week een zeer ongebruikelijke aflevering van REFLEXXIONZZ!. Hij bestaat uit twee onvoltooide afleveringen van REFLEXXIONZZ! Het eerste fragment had de opening moeten worden van een column over de politiek in Nederland. Als inleiding vond ik het wel geslaagd, maar ik wist geen goed vervolg. Ik had, na die inleiding geschreven te hebben, ineens zo ontzettend de balen van politiek, dat ik er feitelijk helemaal niets meer over wilde schrijven. Daarenboven gaat de rechtercolumn ook al gedeeltelijk over wethouders en gemeenteraden. De tweede onvoltooide column was de opmaat tot een kort verhaal, dat te lang dreigde te worden (hoewel je een column op Internet zo lang kunt maken als je wilt, waarmee je een ontegenzeggelijk voordeel hebt boven een krantencolumnist). Het verhaal beviel me bovendien niet helemaal. Het is geschreven in de "hij-vorm", wat ik niet gewend ben. De hoofdpersoon, Erik Holendrecht, had bovendien moeten overkomen als een schlemiel, terwijl hij, zoals hij nu geportretteerd staat, voornamelijk onsympathiek is. De echte kwaaie pier uit dit verhaal had moeten zijn: ene Roderik Bullewijk, maar die kwam niet goed uit de verf, toen ik hem in een proefzinnetje probeerde neer te zetten. Verder is de naam Roderik Bullewijk me net iets te jolig (wat op zich natuurlijk niet echt bezwaarlijk is in een tragi-komisch bedoeld verhaal). Ook een uitspraak die Erik over Roderik zou gaan doen, "hij heeft een hoofd als een hamerhaai", vond ik ineens een beetje té. Kort en goed: deze week op deze plaats twee halve columns, in plaats van één hele. Tóch een hele dus, zeker na deze inleiding: het is een héle column over de worsteling van een schrijver (schrijver dezes, in casu een dilettant) met zijn stof.
De democratie In de jaren dat ik leerde voor papierschuiver, kreeg ik eens onderricht in staatsinrichting. Het vak werd gegeven door een vrij hoge ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, een doorgewinterde cynicus van ongeveer 63 jaar, die alles al meegemaakt en gezien had. Een man met felle, hardblauwe steekoogjes, die vergroot en vervormd werden door een centimeters dikke jampotbril. Je kon hem maar beter te vriend houden: ook het mondelinge examen werd door hem afgenomen, en als hij de pik op je had, hoefde je niet rekenen op een coulante houding, noch op een acceptabel cijfer. Op zekere dag liet deze man zich een uitspraak ontvallen die me altijd is bijgebleven (wat in principe ook de bedoeling is van onderwijs: dat het je bijblijft). Hij zei, dat hij terugverlangde naar de 17e en 18e eeuw, toen Nederland nog bestuurd werd door de zo vaak gehekelde regentenkliek. "Regenten waren over het algemeen bekwame bestuurders. Ze hadden er tenslotte voor doorgeleerd, en het was hun vak. En ze konden zich geheel wijden aan hun bestuurlijke taken, want er waren nooit verkiezingen. Ze hoefden zich geen zorgen te maken over hoe ze overkwamen op het publiek, en ze konden het zich permitteren, verder vooruit te denken dan het eerstvolgende vrijdagse vragenuurtje in de ministerraad". De docent laste een korte pauze in, om zijn wijze woorden tot ons te laten doordringen. Sommigen kalkten het verhaal zelfs neer in hun dictaatcahier. Toen zei de jurist, met een spijtige ondertoon in zijn stem: "Maar tegenwoordig kan dat natuurlijk niet meer, een bestuur van regenten. Tegenwoordig hebben we democratie".
Humor (2) Erik Holendrecht wist niet wat hij erger vond: boodschappen doen met Saskia, of in zijn eentje. Eigenlijk had hij het helemaal niet op winkelen. Je liep je voortdurend wild te ergeren in zo'n grote, drukke supermarkt, tussen al die huisvrouwen. Met Sylvia erbij had hij tenminste nog wat aanspraak, tijdens de wandeling van bijna een kwartier naar het grote winkelcentrum. Een bijkomend voordeel was, dat hij Sylvia de helft van de tijd het oranje boodschappenkarretje kon laten trekken. Hij had niet graag, dat mensen hem met zo'n karretje zagen. Dat was niets voor een kerel, zo'n ouwewijventas op wieltjes. Zo'n schoonmoedertas, noemde hij het altijd. Maar even reëel blijven: zijn rug begon de laatste jaren nogal snel op te spelen. Het was ergens toch wel handig: wieltjes onder zo'n tas. Het nadeel met Sylvia erbij was altijd dat gezeur in die winkel. Altijd heel onnozel commentaar. En maar commanderen: pak dit, pak dat, let op zus, kijk uit voor zo. "Nee, de koffie staat toch niet tussen de ontbijtkoek!". Of hij een klein kind was. En kwam het dan tot inpakken, dat kon hij helemaal geen goed meer doen. Zachtjes deed hij de snibbige stem van zijn vrouw na, na om zich heen gekeken te hebben of niemand hem hoorde. "Erik, waarom smijt je nou dat grote pak diepvries weer bovenop de biscuitjes? Nu is alles natuurlijk weer gruis". Zo'n vervelende, kribbige opmerking. "Ach mens", zei hij dan, "zal er zo'n koekje doormidden breken. Wat dan nog. Je kunt ze toch niet héél doorslikken". Op donderdag had hij trouwens helemaal geen keus. Sylvia werkte dan. Sylvia werkte drie dagen per week. En zijn kinderen waren nooit thuis, als er iets gedaan moest worden. Hij had het Dick nog gevraagd. "Loop je even mee naar het winkelcentrum, voor de gezelligheid?". "Ach man, ik zit voor mijn tentamen generatieve Syntaxis", gromde zijn zoon. "Dat heb ik je toch verteld, pa?" Ja, ja, klaar was je, met drie studerende kinderen. Pa was er alleen maar voor de centen, en verder moest hij zich liefst helemaal nergens mee bemoeien. Hij naderde de winkel. Een bedelaar hield een gore jat omhoog. Even verderop zat zo'n vervelende ouwe pik aan een accordeon te trekken. Het leek nergens naar; kattengejank. Op een viezige handdoek, die de man voor zich had uitgespreid, lag wat muntgeld. In het halletje van de winkel zaten een paar van die opgedirkte taarten UNESCO-kaarten te verkopen. Of hij nou thuis was of in de supermarkt: de hele wereld wilde altijd geld van hem hebben. Ze zagen hem als een portemonnee op pootjes. Erik lachte. Een portemonnee op pootjes. Zulke dingen bedacht hij altijd zo maar. Hij had gevoel voor humor.
column-archief |
De digitale reiziger
Lektoerisme Van sommige dingen is de eerste keer de leukste, en is de tweede niet meer dan een slap aftreksel. Dat geldt ook voor het Lektoerisme, een acceptabele vorm van ramptoerisme, omdat er bij het Lek geen doden en gewonden zijn gevallen (en zelfs geen koppen zijn gerold). We spreken natuurlijk over het Lek van de Haagse tramtunnel in aanbouw. Het Tweede Lek, wel te verstaan, dat zich de afgelopen week manifesteerde onder de Kalvermarkt, die prompt moest worden afgesloten voor alle (tram)verkeer. Het Eerste Lek deed zich voor in maart 1998, op nagenoeg dezelfde plek. De digitale reiziger besteedde er ampele aandacht aan. Negen tramlijnen moesten omgeleid worden (deze keer zijn dat er "slechts" zeven). Het trok een ongekend brede stroom van toeristen naar Den Haag. Op de Vijverberg, bij het Malieveld, naast het flatgebouw "De Zwarte Madonna", rond de Grote Kerk, bij het Weteringplein, op de Hofwijckstraat: op alle plekken waar tramlijnen reden waar ze normaal niet reden, stonden de hobbyfotografen drie rijen dik. Vooral het rangeren bij de Zwarte Madonna trok veel bekijks. De trams op de lijnen 3, 6 en 7 moesten achteruitsteken om vanuit de stad het tramviaduct over het Centraal Station te kunnen bereiken, en vice versa. Een situatie waar na een paar weken verandering in kwam door het ijlings aanleggen van de zogenaamde ROVER-boog. Onnodig te zeggen, dat die ROVER-boog meteen na dichting van het Eerste Lek weer is opgebroken, zodat de trams nu, in het tijdperk van het Tweede Lek, opnieuw moeten rangeren. Ook onder de Hagenaars zelf heerste jolijt. Geen wanklank heb ik vernomen, gedurende de tien weken dat het Eerste Lek duurde. Onder de gedupeerde passagiers, zowel als onder het HTM-personeel leek een ontspannen extra-vakantiestemming te heersen; zo'n stemming die je krijgt als je op maandagmorgen door ijzel niet naar kantoor kunt, en dus lekker thuis kunt blijven: door overmacht bevrijd van de sleur van alledag. Nu, in juli 2000, ligt dat anders. Het Tweede Lek veroorzaakte een storm van verontwaardiging in Den Haag. Een raadslid van de oppositie suggereerde zelfs, dat aannemerscombinatie Tramkom (vulgo: Zwemkom) het Tweede Lek met opzet had aangebracht om de toch al zo hoge revenuen uit het tramproject nog verder op te schroeven. Verkeerswethouder Meijer, sprekend met zijn gebruikelijke VVD-bral, wist deze geruchten te ontzenuwen. Zelf was het hem allemaal overduidelijk een rotzorg: juist de dag daarvoor had hij te horen gekregen, dat zijn VVD-vrindjes voor hem een burgemeestersbaantje in Zwolle geregeld hadden, als beloning voor de jarenlang tentoongespreide incompetentie in de Residentie. Daardoor kon de magistraat ook de raadsvergadering over het tramtunnelproject met een gerust hart tegemoet zien. Hij hoefde niet bang meer te zijn voor een trap onder de poeperd (hoe welverdiend zo'n trap ook geweest zou zijn); zijn kostje voor de komende zes jaar was al gekocht. De gemeenteraad verzuimde verder, de enige juiste beslissing te nemen: een definitieve streep te zetten onder dit rampzalige project. Ook de sfeer op straat was niet meer zo als in 1998, ten tijde van Lek Eén. Gezichten van trambestuurders, passagiers en informatiemedewerkers (voor zover aanwezig) stonden strak van ergernis en woede. Sappige Haagse verwensingen waren niet van de lucht. Vrijwel nergens hobby-fotografen. Schande werd gesproken van het gemeentebestuur, dat die tramtunnel in 1996 had doorgedrukt. Er heerste een stemming als in Brussel, op die dag dat staatsvijand nummer 1, Dutroux, ontsnapt was. Niets was overgebleven van die vrolijke Lek-sfeer in het voorjaar van 1998. Dit alles weet ik niet zeker. Het is slechts een vermoeden. Ik ben zaterdag maar even heel kort bij het Lek geweest, om er een paar foto's te schieten. Ik had geen zin om me er uitgebreid in te verdiepen. Ook voor mij is de lol van dat Lek er een beetje af. Resteert de vraag, hoe ze het Lek dit keer nu weer denken te dichten. Er was sprake van een overdruk aan lucht, die daarvoor ingezet zou kunnen worden. Misschien kunnen ze wethouder Meijer, vlak voor zijn vertrek naar Zwolle, nog even laten leeglopen in die tunnel: gebakken VVD-lucht is bij uitstek geschikt voor het stoppen van een Lek. Ook was er sprake van afdichting met een heel speciale dzjèl. Die speciale djzèl moet nog wel even worden uitgevonden, maar in het uitvinden van het wiel zijn ze in Den Haag altijd al heel bedreven geweest. Wordt die hele tramtunnel ook niet aangelegd volgens een revolutionaire bouwmethode? Ten slotte nog even het volgende, voor de duidelijkheid. Van meerdere kanten is aangedrongen op uitreiking van een Sjef Koekenbakker Award aan wethouder Meijer, voor zijn complete oeuvre. Dat doen wij niet. Wij hebben dat namelijk al gedaan; in maart 1998, de maand van het Eerste Lek. Het leek ons aannemelijk, dat de gemeenteraad dit Lek zou gebruiken als aanleiding om Meijer te wippen als wethouder. Niets was minder waar; tot onze verbazing bleef Meijer doodleuk zitten. Dit feit zegt veel, zo niet alles, over de Haagse gemeentepolitiek, en natuurlijk over de man zelf. Geen Sjef, dus; we laten het bij deze trap, en het heilige kruis ná. |