WEEK 35 / 27 AUGUSTUS 2000


Frans Mensonides

Gedurende de zomerperiode ziet REFLEXXIONZZ! er anders uit dan je gewend bent. In plaats van twee columns, één kort verhaal.


De toekomst van de zon (2)

Lees eerst deel 1!

De rest van de avond verliep zonder ernstige incidenten, al moest Jo nog één maal handelend optreden tegen twee jongere jongens. Ze waren begonnen aan een gecompliceerde stoeipartij, met kunstige wurggrepen en met gesmoorde smeekbeden om genade.

Peter richtte het woord tot me. Hij stelde een paar vragen: hoe oud ik was, in welke klas ik zat en hoe lang ik al lid was van de NVAA. Toen hij merkte, dat ik in ruil voor zijn belangstelling niet veel meer teruggaf dan éénlettergrepige antwoorden, liet hij me met rust. Hij moest zich verder ook met de consumpties bezighouden, als voorzitter van de bar-commissie.

Ik zat wat ongemakkelijk op het lage kussen, en nam geen deel aan de gesprekken om me heen. Mijn been begon te slapen. Daarom stond ik op, begaf me met stramme passen naar de bar, en kocht voor 35 cent een glas cola. Vervolgens slenterde ik naar de tafel, waar nog steeds het bordspel gaande was.

Twee tegenover elkaar gezeten spelers damden tegen elkaar; maar op hetzelfde bord vond een schaakpartij plaats tussen twee anderen. Ik begreep niet goed wat de bedoeling was. Ik zag een damschijf over een schaakpion en een loper heenspringen; beide schaakstukken werden van het bord verwijderd. Even later werd de dam op zijn beurt van het speelveld geveegd door een toren.

De vier spelers beoefenden het spel met ernst. Zij keken met strakke blikken naar het bord, en gaven zo nu en dan kort commentaar op een spelsituatie. Ik hoorde termen, die me niets zeiden. "Dam op de linker-schaaklijn", zei Renze triomfantelijk. "Dat zijn 6 punten!" Hij noteerde een 6 in een opschrijfboekje. Voortdurend zag ik de jongens de scores noteren; er was een ingewikkelde puntentelling, waarover soms enige discussie ontstond.

Jo kwam naast me staan. "Dit is damschaken", zei hij. "Het is uitgevonden door Rob." Hij wees de jongen aan. "We spelen het hier al jaren. En het is ook doorgedrongen tot het Tweede Christelijk Lyceum (een grote middelbare school in de Heesterbuurt, wist ik). Rob en Benno, en nog een paar anderen zitten daar op school. Er is vorig jaar een kampioenschap gehouden, en ze denken nu over het opzeten van een hele damschaak-competitie."

Jo legde me de regels van het spel uit. Ik probeerde te luisteren, maar merkte al snel dat ik de draad kwijt was. "Er is een reglement van", zei Jo. "Jongens, wie heeft het reglement?".

Een pakket beduimelde stencils, bijeengehouden door een verroest nietje, werd me aangereikt. Ik nam weer plaats op een zitkussen en begon te lezen. Dit kwam me wel goed uit, want zolang ik aan het lezen was, zou vast en zeker niemand me durven aanspreken.

Iemand had de televisie aangezet. Het gepermanente hoofd van Mies Bouwman verscheen close up op het scherm. Zij kondigde aan, welke gasten er de komende 50 minuten te zien zouden zijn in haar show.

Voor mijn geestesoog zag ik de huiskamer thuis. Mijn moeder en zus op de tweezits; zwijgend; de ogen gericht op het toestel. Mies Bouwman, daar werd bij mij thuis niet doorheengesproken. "Ze heeft iedere keer toch altijd weer gasten, die nèt iets bijzonderder zijn dan de rest", zo luide na afloop steevast de tevreden recensie van mijn moeder.

Ik zag mijn vader op zijn studeerkamer. Hij zat te werken in het gelige schijnsel van een oude bureaulamp. Pa had geen interesse voor plat amusement; hij keek alleen naar programma's waar je iets van meenam, zoals hij dat uitdrukte.

Mies Bouwman ging in de Astro-Club vergezeld van dikke horizontale strepen en hevige sneeuwval. Eén van de jongens stond op. "Kankerbeeld!", schold hij. Hij gaf met de vlakke hand twee harde klappen op de televisie. Het beeld knapte er niet zichtbaar van op. Nu ging de jongen staan morrelen aan de antenne.

-"Dat helpt geen reet, man!", zei Peter. "Het zal tijd worden, dat Ruurd komt, met die ouwe plof van hem. Waar blijft-ie eigenlijk?"

Ik las verder. Het damschaken was op het eerste gezicht zo goed als ondoorgrondelijk, maar met enige oefening zou ik het wellicht onder de knie krijgen. Misschien mocht ik een volgende keer wel meedoen. Alles beter dan de hele avond naar Mies Bouwman zitten kijken. Maar ik zou nooit zo goed worden in damschaken als de jongens die het al jarenlang beoefend hadden.

***

Tegen negenen arriveerde Bronkhorst toch nog. Hij reed een ouderwetse Berini-bromfiets naar binnen en ontdeed zich van een natte regenjas. Toen hij me zag, knikte hij me toe, en zei: "Zo, je bent dus toch gekomen". Verder nam hij geen notie van me. Hij vond mischien, dat ik het maar alleen moest zien te rooien.

Het verbaasde me, dat Bronkhorst op een bromfiets reed. Op school had ik hem een keer uit een Renault 4 zien stappen, dé standaardauto onder het lerarencorps. Leraren in die tijd stemden D'66 en reden Renault 4; dat was een onwrikbare natuurwet.

"Kom op, Ruurd, met die ouwe rotbrommer van je", zei Peter.
--"Rotbrommer?", antwoordde Ruurd. "Hij mag dan zeventien jaar oud zijn, maar hij loopt nog als een tierelier. Ik reed er laatst mee naar Nijmegen. Beetje wind mee, niet te veel. Ging lekker, joh, héé! Mijn snelheidsmeter stond de hele tijd tegen het puntje aan; ver voorbij de zestig. Ik was in twee uur in Nijmegen".
-"Ah Joh, rot op! Met dat kreng haal je Nootdorp geeneens! Bevalt dat nou, brommen met zo'n grote benzinetank tussen je benen?"

Peter reed de bromfiets tot in de hoek waar de televisie stond. Hij koppelde een kabeltje los van de antenne, en maakte dit vast aan het stuur van de oude brommer. Mies Bouwman verdween enkele seconden uit beeld, om even later veel helderder terug te keren. Het stuur van de Berini deed dienst als antenne. In stilte lachte ik erom. De leden van de Astro-club waren inventieve geesten; in hun midden moest ik me toch wel thuisvoelen.

"Jongens, we hebben de tafel nodig", zei Ruurd. Ik dacht dat nu het werk aan het zonneproject een aanvang zou nemen, maar de damschakers wilden eerst hun spelletje afmaken.

Bronkhorst nam plaats in de kring op de grond. Hij begon een verhaal te vertellen over de afgelopen jaarwisseling. Bij hem in de buurt woedde jaarlijks een prestigestrijd, wie het meest indrukwekkende vuurwerk ten hemel kon zenden.

Dat jaar hadden de Bronkhorsten met glans gewonnen. Het vuurwerk was illegaal, en was aangeschaft in België. Meer dan duizend gulden hadden Ruurd en zijn vader uitgegeven, maar dat was het wel waard geweest.

"Mijn vader stond om halfelf al in de tuin om de stellage op te bouwen. En na twaalven: een licht, en een herrie, man, ongelooflijk! Het moet in de hele buurt te horen zijn geweest, en te zien. En een rook; het leek wel mist! Ik zag de huizen aan de overkant niet eens meer. Nee, daar praat Park Duinschoten nog maanden over, over dat vuurwerk van ons".

Ruurd leunde voldaan achterover, en liet een hinnekende trimoflach horen. Hij gedroeg zich op de Astro-Club heel anders dan op school. Het leek me nogal een opschepper, maar de jongens luisterden vol bewondering naar zijn verhaal.

"Dat is driedubbel damschaak!" hoorde ik Benno aan tafel zeggen. "Dat kost je twaalf strafpunten!
"Godverdomme!" zei de jongen die damschaak stond.

Dit was blijkbaar een beslissende wending in het spel, want spoedig daarna was het afgelopen. Na het tellen van de punten bleek Rob de winnaar. Dat leek me rechtvaardig; tenslotte was hij degene die het damschaken had uitgevonden.

Het bord verdween in de kast, waaruit even later een hele verzameling zaken te voorschijn kwamen die te maken hadden met het project "De toekomst van de zon". Nu ging het dan toch echt van start.

Ik zag schetsen, millimeterpapier waarop met kleurpotlood grafieken getekend waren, vellen ruitjespapier vol berekeningen en een diktaatcahier met aantekeningen.

"We gaan beginnen, jongens", zei Ruurd. Enkele clubleden, waaronder de twee jonge jongens, kwamen aan tafel zitten, maar de meesten bleven naar de TV kijken. Ook de damschakers ploften neer op de zitkussens.

Jo, die na enige aarzeling het project had verkozen boven Mies Bouwman, haalde een rekenlineaal te voorschijn uit de binnenzak van zijn jasje. Hij vleide het rekentuig voor zich neer op tafel, met de omzichtigheid die je verschuldigd was aan een precisieinstrument.

Ruurd deelde exemplaren rond van het "Tabellenboekje voor het middelbaar onderwijs", dat ook bij ons op school in gebruik was bij natuurkunde en scheikunde. "Eigenlijk hebben we een nauwkeurigere logarithmentafel nodig", zei hij, "met vier decimalen achter de komma. Ik heb er ergens nog wel één liggen, thuis, van uit mijn studententijd. 't Was nog beter als we zo'n elektronische calculator hadden, maar die dingen zijn voor een normaal mens niet te betalen".

Ruurd legde me kort uit, wat de bedoeling was van het project. Ik kon aan zijn uiteenzetting evenmin een touw vastknopen als aan het damschaakreglement. Beleefd en quasi-geintereseerd knikte ik.

"Je zult het in de praktijk wel snel oppikken", zei Ruurd. Hij begon tegen Jo te praten over de wiskundige formule waar ze de vorige week in waren blijven steken. Met voorzichtige vingers schoof Jo de schuif en de aanwijzer van de rekenlineaal heen en weer. "Nu moet je dus de e-log van alpha bepalen, en die invullen in die laatste vergelijking die je daar hebt", zei Ruurd. "En dan de integraal bepalen van die andere functie. Je weet toch hoe dat moet?" Jo knikte aarzelend. Zou hij er wél iets van begrijpen?

De anderen deden niet meer mee. De twee jonge jongens begonnen zachtjes met elkaar te praten. Ik zag er één een geeuw onderdrukken.

Op de televisie was de show van Mies Bouwman afgelopen en begon een aflevering in de serie "De stille kracht", naar een roman van Louis Couperus. Op dit moment zou mijn moeder de huiskamer verlaten om nog een kopje thee in te schenken. Boven legde pa zijn pen neer en drukte op het witte knopje om de bureaulamp uit te zetten. "De stille kracht" zou hij beslist willen zien; hij was een grote bewonderaar van Louis Couperus.

Eens had hij mij een roman van die schrijver geleend, met de opmerking dat het echt iets voor mij was. Uit beleefdheid had ik het boek aangepakt, en er te hooi en te gras iets in gelezen, maar ik vond er niets aan: ingewikkeld, ouderwets taalgebruik. Stiekem zette ik de roman een paar dagen later in zijn boekenkast terug. Dit ergerde me ineens, toen ik er in de Astro-club aan terugdacht. Kon ik nou nooit eens een beetje belangstelling opbrengen voor wat die man bezighield?

Ik zag hem nu in zijn eentje naar "De stille kracht" kijken. Vorige week had ik, louter uit verveling, met een half oog meegekeken. Ik zou nu gewoon thuis moeten zitten! Wat deed ik in de Astro-club? Damschaken, de toekomst van de zon; ik zou er toch nooit een zier van begrijpen.

Ruurd sprak, tegen niemand in het bijzonder, over zwarte gaten. Het was een recente ontdekking in de sterrenkunde; in het NVAA-blad had ik erover gelezen. De massa van uitgedoofde sterren werd door de zwaartekracht geconcentreerd tot het volume van een speldenknop. Zelfs lichtstralen konden niet meer ontsnappen aan het zwaartekrachtveld.

"Ik hoorde van iemand die bij de Leidse sterrenwacht werkt, dat ze het hebben proberen te berekenen", zei Ruurd. "Maar op het moment dat de Schwartzschild-straal eenmaal wordt overschreden, dan gaan de gebeurtenissen zo snel; dan kunnen de snelste computers ter wereld het niet meer bijbenen. Ze hebben het hele model doorgerekend op die gloednieuwe supercomputer van de universiteit. Maar ze hadden anderhalve dag rekentijd nodig, om uit te rekenen wat er in één seconde gebeurde. Daar kom je niet uit!

Plotseling werd er hard op de ramen getikt en even later op de deur gebonsd. Ik hoorde geschreeuw. "Opendoen, vuile kankerlij'ers", verstond ik. "We komen die tent hier effe verbouwen!".

Ik schrok. Problemen! Daar had je natuurlijk die buurtbewoners! Ik had hier nooit naar toe moeten gaan. Wat moest ik doen?

Jo liep naar de deur. "Het is geloof ik Kasper", zei hij. Even later kwam Kasper binnen, deze keer zonder zijn vriend. Hij schaterde. "Aufmachen! Ausweise, schnell, schnell! Jullie scheten in je broek, hè. Geef het maar toe jongen, je schéét!".

"Ja Kasper, we waren allemaal heel erg bang", zei Renze op afgemeten toon.

"Is hier nog wat te zuipen?", vroeg Kasper. "Het is hier goedkoper dan op die kutschool".

Kasper koos cola; alcoholische dranken mochten in de Astro-bar niet geschonken worden. Hij wierp een minachtende blik op de grafieken en de formules van het zonneproject, en ging op één van de kussens zitten. Niemand was zo tactloos, hem te vragen, hoe zijn amoureuze avances waren uitgepakt.

Wij zaten nog steeds aan tafel, maar gerekend werd er niet meer. Ruurd was bezig aan een sterk verhaal over uit de hand gelopen laboratoriumproeven in zijn studententijd.

Op de televisie begon een actualiteitenrubriek. Er was een studiodiscussie over een onderwerp dat me niet interesseerde, dus ik bleef maar aan tafel zitten om naar Ruurds praatjes te luisteren. Met het vorsende werk in het kader van "De toekomst van de zon" waren die avond buitengewoon weinig vorderingen gemaakt, maar dat scheen niemand te deren.

Er begonnen jongens weg te gaan. Ook ik vertrok, na een vage en onverstaanbare groet gemompeld te hebben. "Is er nog iemand, die een interessant probleem voor me heeft?", hoorde ik Ruurd vragen, toen ik in de vestibule mijn jas stond aan te trekken.

Onderweg naar de tramhalte haalde ik een paar keer diep adem, met een gretigheid alsof het me de hele avond aan zuurstof had ontbroken. Telkens keek ik over mijn schouders, of ik niet achtervolgd werd door jongens uit de buurt. Er was niemand op straat, behalve een man die zijn hond uitliet.

Dus ook het leven van de zon is eindig, dacht ik. Uitdoven, ontploffen of inkrimpen tot minder dan een punt. Het hing allemaal af van de parameters. Maar hoe het er ook voorstond; ooit zou de zon ophouden te schijnen. Wat er tegen die tijd met de mensen - of hun opvolgers - zou gebeuren, dat viel wel te raden.

Je zou er bang van worden, als je er dieper over doordacht. Dat laatste leek me niet verstandig. Ook astronomen dachten zelden door over de menselijke consequenties van hun theorieën. En mochten ze er ooit bang van worden, dan hadden zij nog hun talismans: hun rekenlinealen, hun grafieken, hun formules; hun computers die niet eens snel genoeg konden rekenen om de dood van de zon bij te houden.

***

In de tram terug naar huis stond mijn blaas op knappen. Ik "moest" al uren, maar gedurende de hele avond had ik aan niemand durven te vragen, of er ook een toilet was in de Astro-club.

Ik maakte de balans op. Echt ontevreden was ik niet over mijn eerste optreden. Weliswaar had ik nog niet met al te veel mensen gesproken, maar dat zou de volgende weken wel komen.

Even na elf uur kwam ik thuis. Ik maakte de achterdeur open, en sloop de keuken in. Mijn moeder en zus zaten in de woonkamer; ik hoorde hun stemmen. Zachtjes ging ik het toilet binnen. Ik wilde eerst nog plassen, alvorens mijn moeder me zou opmerken, en ik de onvermijdelijke vraag zou moeten beantwoorden, hoe ik het die avond gehad had.

- - -

Wordt nog vervolgd, maar niet noodzakelijk volgende week.


Meer korte verhalen:
De droommannen (23 juli 2000)
Wereld op wielen (16 juli 2000)

alle columns, van 1998 tot heden, in het column-archief

De digitale reiziger