WEEK 1 / 31 DECEMBER 2000


Helaas hebben we moeten besluiten tot een frequentieverlaging. Deze rubriek verschijnt in het vervolg alleen nog maar in de oneven weken.

Frans Mensonides

De informatieoorlog een toekomstvisioen

Van één ding kunnen we zeker zijn: de 21ste eeuw zal geheel anders verlopen dan wij ons nu in onze stoutste dromen kunnen voorstellen (een cliché om deze column mee te beginnen).

Toch ontkomt niemand aan speculaties; ook ik niet. Van een intellectueel wordt verwacht dat hij zinniger dingen kan vertellen over de toekomst, dan dat niemand weet, wat die brengen zal. Ik fixeerde mijn beeldscherm, minutenlang, totdat de letters vervaagden, en redelijk heldere toekomstvisioenen de plaats van de tekst innamen.

Laat ik schetsen wat ik zag over hoe de 21ste eeuw zou kunnen verlopen (al zou het natuurlijk ook net zo goed anders kunnen gaan).

- - -

Met de beelden van de Indisch-Pakistaanse kernoorlog nog op het netvlies, kwamen in 2012 de leiders van de enigszins in omvang gereduceerde mensheid overeen, dat atoomwapens voortaan taboe zouden zijn. Toch was - in tegenstelling tot wat verstokte optimisten gehoopt hadden - de tijd nog niet helemaal rijp voor de wereldvrede. Voor het nucleaire wapentuig kwam iets geheel nieuws in de plaats, dat bijna net zo afschrikwekkend was, en dus een perfect verdedigingsmiddel vormde: het wapen dat in de volksmond de "informatiebom" heette.

"Informatiebom" was een zeer onwetenschappelijke term; de Amerikanen, die die ellende natuurlijk uitgevonden hadden, hanteerden er de afkorting ERASOR voor. Waarvoor dat staat, heb ik niet kunnen zien in mijn tijdelijk tot kristallen bol gepromoveerde beeldscherm. "Des-informatiebom" zou een meer adequate term geweest zijn voor dit wapen. De bom was immers ontworpen om alle, maar dan ook alle informatie waarover de vijand kon beschikken, te vernietigen.

Wat zou er gebeuren als er zo'n vijandige ERASOR-bom neerkwam op Nederlands grondgebied? Een doemscenario, waaraan niemand durfde te denken.

In de eerste plaats zou er een kolonie vrijkomen van zich in fabelachtig tempo vermenigvuldigende exemplaren van de insektensoort "grauwe papierknaagkever". Deze diertjes waren in staat, binnen een week tijd vrijwel al het papier binnen een straal van 500 kilometer tot de laatste snipper op te vreten.

In de vroege 21ste eeuw was nog steeds de papierloze maatschappij niet aangebroken, waarnaar in de late 20ste zo hartstochtelijk verlangd werd. 95% van alle informatie stond nog op papier, en archieven waren nog altijd veel waardevoller dan elektronische informatieverzamelingen. Dat wil zeggen: tot de dag dat de grauwe papierknaagkever zijn opwachting zou maken, want die had op een papierverzameling een effect vergelijkbaar met dat van een zwerm sprinkhanen op een hectare graan.

Archivarissen zagen - nog steeds volgens het doemscenario - hun werk onder hun handen verkruimelen. Schaduwarchieven in ondergrondse kluizen waren ook niet veilig. De vraatzuchtige kevers lustten even graag kopieën als originelen, konden verschrikkelijk goed graven, en waren bovendien klein genoeg om elke kluis via het geringste kiertje binnen te dringen (kluizen, die men na de informatieramp ook niet meer open zou kunnen krijgen; de code stond doorgaans vermeld op een stuk papier, dat zelf niet in een kluis was opgeslagen). Naast papier was de grauwe papierknaagkever overigens ook verzot op celluloid en video-tape.

Ook de informatie in computersystemen zou ten prooi vallen aan de ERASOR's. Tegelijk met de grauwe papierknaagkevers ontsnapte er bij de landing van zo'n "informatiebom" een zwerm van computervirussen die elk informatiesysteem in het aangevallen land compleet verwoestte, zowel hardware- als softwarematig (een veel effectiever middel dan het Kerstvirus, waarvan we bijzonder weinig gemerkt hebben, de afgelopen week).

Ook backups op CD's en Zip-disks waren gedoemd tot teloorgang. Hiervoor zorgde de gevreesde gemuteerde bit-mot, door genetische manipulatie gekweekt aan de universiteit van Leiden, en Nederlands zeer gewaardeerde bijdrage aan de informatiewapenwedloop in de eerste decennia van de 21ste eeuw.

Vanzelfsprekend slaagden de Japanners er zeer snel in, de ERASOR te imiteren. Een wapenwedloop was het gevolg. Het was een woelige tijd, die 21ste eeuw. In de jaren dertig laaide de koude oorlog op tussen de Westerse Wereld (Amerika, Canada, Europa) en Het Oosten: het China - Australië - Japanpact. (Wat is er van Rusland geworden, vraagt de lezer zich af. Welnu: kort na 2000 kwam daar een nazaat van de laatste Tsjaar op de troon, waarna het rijk spoedig afgleed naar Derde Wereldniveau. De Tsjarevich wilde een studiereis naar Nederland ondernemen, net als zijn verre voorzaat in 1696, maar kreeg het daarvoor benodigde zakgeld niet bij elkaar).

Doemdenkers profeteerden dat de wereld afkoerste op een informatieoorlog, die alle beschaving zou verwoesten. En om een lang verhaal kort te maken; deze keer kregen de zwartkijkers gelijk. In 2042 waren de rapen goed gaar, en de gevreesde informatieoorlog brak uit. Het werd een doorslaand succes: vrijwel alle informatie ter wereld, voor zover niet opgeslagen in de geheugens van de mensen, werd vernietigd. "Vrijwel", want zo ongeveer 0,01 tot 0,05 procent van de op informatiemedia opgeslagen kennis bleef op onverklaarbare wijze bewaard. Je kunt het vergelijken met het Ruhrgebiet, waar je thans (anno 2000, dus) een enkele keer per ongeluk nog wel eens een blok huizen ziet staan van vóór de Tweede Wereldoorlog.

Het is niet moeilijk, je in te denken, wat een ontwrichting zo'n informatieoorlog met zich meebrengt in een moderne maatschappij, die zichzelf graag "de informatiemaatschappij" noemt. Hoe kan bijvoorbeeld een fabriek van - zeg- overhemdenboordenknoopjes, nog één boordenknoopje maken, als alle bedrijfsinformatie in rook is opgegaan: van het programma van de productierobot, tot het ISO 9000-certificaat en de gebruiksaanwijzing van de koffiemachine in de fabricagehal? En hoe moet je als 65-plusser (ik zelf ben tegen die tijd 86, bij leven en welzijn) bewijzen dat je pensioengerechtigd bent, wanneer je geen paspoort meer kunt laten zien, en het ABP-archief in Heerlen veranderd is in één grote hoop papierstof? Een met de ERASOR aangevallen land belandt in één klap in het stenen tijdperk, precies wat doemdenkers voorspelden dat het gevolg zou zijn van een atoomoorlog.

Er was na 2042 nog maar één vorm van kennis over; de kennis die was opgeslagen onder de hersenpannen van degenen die toen leefden. Maar in hoeverre kan men vertrouwen op het geheugen van een generatie die niet meer gewend was, dat te gebruiken, omdat er immers opschrijfboekjes en computers bestonden?

De informatiemaatschappij werd in één klap vernietigd. Noodgedwongen ontstond opnieuw een cultuur van vertellers en toehoorders. Maar met een orale cultuur kan men een niet veel langere periode overbruggen dan twee tot drie generaties.

Vanzelfsprekend werd in 2100 intensief teruggeblikt op de 21ste eeuw, die zo anders was verlopen dan men gehoopt had. 2042 vormde in het denken van de mensen een schier onoverbrugbare barrière. Alles was er sedert de informatieoorlog gebeurd was, stond redelijk goed beschreven; kort na '42 was een primitieve vorm van papierproductie herontdekt, en ook computers en opslagmedia werden sinds 2075 opnieuw geproduceerd. Maar alles van voor die tijd leefde alleen nog voort in verhalen van de ouderen. Geen mens kon zich meer een goed beeld vormen van de 20e eeuw. Een enkele krant; een stukje als door een mirakel onaangetaste videoband van een televisiejournaal: het werd door de historici gekoesterd als een onbetaalbare schat.

Ook was - maar dat was wel het laatste waar men zich zorgen over maakte - vrijwel de complete letterkunde van vóór 2042 uitgewist. Wat er nog van over was, was bovendien heel erg verbrokkeld. Wat moet je doen als je deel 4 van Voskuils "Het Bureau" in handen hebt, en je verkeert in de wetenschap dat van de overige 6 delen geen enkel leesbaar exemplaar ooit is teruggevonden? Je leest zo'n boek met ernstige hiaten in je voorkennis, terwijl je leesgenot ook nog eens beperkt wordt door de wetenschap dat je nooit zult weten, hoe "Het Bureau" afloopt. Weliswaar dook in 2056 zo'n handige samenvatting op, die in 2002 geschreven was ten gerieve van Bureau-fans die de draad dreigden kwijt te raken, en literatuurstudenten die te lui waren, het zevental te lezen. Echt blij was geen enkele literatuurwetenschapper met die vondst: het leek wel of dat boekje alleen maar het vruchteloze verlangen naar de zoekgeraakte 6 delen aanwakkerde.

Bovendien: wát er dan nog over was van de vaderlandse literatuur, was lang niet altijd het summum. Papierknaagkevers maken geen enkel onderscheid tussen kwaliteit en rotzooi, het smaakt hun precies even goed (evenals de meeste lezers). Om een voorbeeld te noemen: van de laat-20ste eeuwse schrijver Hermans, waarvan sommigen ouderen zich nog konden herinneren, dat zij er op school iets van hadden moeten lezen, bleek geen enkel boek overgeleverd. Daarentegen waren er nog tientallen goed leesbare kopieën van de Zuster Britta Omnibus uit 2000, waar geen mens, die ook maar een minimum aan smaak bezat, op zat te wachten.

Feitelijk stonden de literatuurvorsers van 2100 voor hetzelfde probleem als degenen die in onze tijd (2000, nog één dag) de Middel-Nederlandse literatuur bestuderen: je bezit een verbrokkeld tekstcorpus, waarbij je blij moet zijn met wat je hebt, en nauwelijks weet wat je allemaal mist (onnodig te zeggen, dat ook van dit geringe corpus bij de informatieoorlog van 2042 nog eens 99,9 % verloren was gegaan).

Het was om die reden, dat literatuurhistorici dolgelukkig waren met alles wat nog boven water kwam, ook al behoorde het dan niet tot de crême de la crême, en had het zeker de canon niet gehaald als die sakkerse informatieoorlog niet had plaatsgevonden.

En zo geviel het in het jaar 2100, dat de puinhopen werden opgeruimd van een oud flatgebouw in Rijswijk, dat in 2068 was ingestort. Onder het puin vond een bouwvakker een zo te zien ongeschonden zip-disk. Er stond iets op het etiket, maar de bouwvakker was de kunst van het lezen niet machtig: het analfabetisme lag in de periode rond 2100 op 70 tot 80%. De bouwvakker had het schijfje weg kunnen gooien; dat was de meest waarschijnlijke afloop geweest van mijn visioen, maar nu wilde het toeval dat zijn zoon, die had mogen doorleren, het beroep van paleo-informaticus uitoefende.

"Backup Website - t/m 15 december 2000" stond in slordige hanenpoten op het etiket geschreven. De zoon nam de disk mee naar zijn instituut, dat de beschikking had over een Zipdisk-lezer. Zonder veel hoop stak de man de disk in het apparaat; dat het etiket ongeschonden was, betekende nog niet, dat wat erop stond, ook nog leesbaar zou zijn. Maar hij had geluk. Er stonden directory’s op het schijfje, en bestanden. JPG, HTM, las de man; de Internet-standaards uit de jaren 90 van de 20ste eeuw, wist hij. Dit leek interessant te gaan worden. De paleo-informaticus startte de browser.

De zip-disk bevatte enkele honderden afleveringen van een website, genaamd "De digitale reiziger". Ook waren er wat korte verhalen, en een rubriek die REFLEXXIONZZ! heette, een woord dat niet voorkwam in de facsimile-uitgave van het enige exemplaar van Van Dale's woordenboek, dat de informatieramp overleefd had.

De man legde REFLEXXIONZZ! terzijde en begon De digitale reiziger te lezen. Deze site bevatte verslagen van reizen per openbaar vervoer, gemaakt in de periode 1996-2000. De schrijver van de meeste artikelen, ene Frans Mensonides, lardeerde zijn verhalen met commentaar op de maatschappij van rond de eeuwwisseling, de vorige eeuwwisseling wel te verstaan, die hij met een zekere afstandelijkheid bekeek, en waaraan hij, zo scheen het, slechts tegen wil en dank deelnam.

Hoogstaande literatuur stond niet op de zip-disk. Te oordelen naar de kwaliteit van zijn verhalen, zou Frans Mensonides wel geen bekende schrijver geweest zijn in zijn dagen. Nergens bleek uit, dat de auteur deze verhalen beroepshalve schreef. Hij was een amateur. Wat zou hem dan gemotiveerd hebben om week-in-week uit die website te vullen? Het moet wel een heel vreemde snuiter geweest zijn, en hij had in ieder geval ongezond veel vrije tijd tot zijn beschikking.

Maar wat een goudmijn was deze disk! Die vent was bijna overal geweest. Vrijwel het complete Nederlandse OV-net van 2000 zou je aan de hand van dit schijfje kunnen reconstrueren! En mooie foto's erbij van zo ongeveer alle in 2000 gangbare materieeltypen. Die uitputtende ruzies onder OV-hobbyisten, over hoe alles er precies had uitgezien, konden nu op afdoende wijze beslecht worden.

En dan alle verwijzingen naar de actualiteit van die tijd. Helemaal duidelijk waren die niet altijd; er zou heel wat historisch onderzoek nodig zijn, om alles in zijn kader te plaatsen. Maar daarvoor had je het "Beerta-instituut voor de bestudering van de 20ste- en eerdere eeuwen". Die zouden ook wel in hun nopjes zijn.

En hoe zou dat ding in Rijswijk terecht gekomen zijn? Misschien had de schrijver het daar tijdens zijn vele omzwervingen verloren. Maar hoe had het de informatieramp overleefd?? En waarom eindigde het verhaal uitgerekend op 15 december 2000? Misschien was de schrijver nog wel jaren doorgegaan met zijn Internetrubriek; jaargangen die wel nooit meer teruggevonden zouden worden.

Het hoofd van de paleo-informaticus duizelde. Deze zip-disk was zonder meer de vondst van het jaar. Wat een eer zou hij er mee inleggen! Ongetwijfeld kwam hij ermee op de TV (de uitzendingen waren, na tientallen jaren van stilte, rond 2065 weer op gang gekomen). Misschien zou hij wel een award winnen; wie was trouwens die Sjef Koekenbakker, die vaak genoemd werd in De digitale Reiziger? Zouden ze daar ooit nog achterkomen?

- - - -

Graag had ik gezien, hoe dit allemaal was afgelopen. Maar de bewegende beelden op mijn beeldscherm vervaagden, en de letters kwamen weer te voorschijn. Ik kon niet veel beginnen met mijn visioen. Maar ik heb in ieder geval nu één extra reden om elke week een internetmagazine te vullen.


alle columns, van 1998 tot heden, in het column-archief



De digitale reiziger

Om de gunst van de treinreizger

Week 51 van het jaar 2000 stond in het teken van stakingsacties op het spoorwegnet; het zal niemand ontgaan zijn.

Dat was echter niet alles. Een paar bommeldingen op knooppuntstations en een paar door militante Molukkers geclaimde aanslagen op het railnet completeerden het beeld van treinreizigers die vogelvrij verklaard zijn, en als kop van Jut gebruikt kunnen worden door iedereen die met één of andere vorm van onvrede rondloopt; ongeacht of die onvrede nu iets met OV te maken heeft of niet. We kunnen slechts hopen, dat dit een voorbijgaande gril is, en niet zal leiden tot kapingsdrama's als in 1975 en 1977.

Laat ik aan dit soort imbecielen niet te veel woorden vuilmaken, en me beperken tot de stakingsacties, waarmee we in 2001 ongetwijfeld opnieuw geconfronteerd zullen worden; de conflicten tussen directie en personeel van de NS zijn nog lang niet opgelost. Wat was er in week 51 zoal aan de hand op het arbeidsfront?

In het oosten van het land legden de verkeersleiders, gesteund door de vakbonden, het treinverkeer op drie achtereenvolgende dagen gedurende enkele uren lam; dit om te protesteren tegen een te geringe onkostenvergoeding bij verhuizing (of zoiets; vergeef me dat ik niet precies heb bijgehouden waarover het NS-personeel nu weer boos is).

Op donderdag de 21ste moest heel Nederland eraan geloven. Vrijwel het gehele treinverkeer op het NS-net kwam tot stilstand door een wilde stakingsactie van conducteurs en machinisten, waartoe zij opgehitst waren door een geheimzinnig anoniem stakingscomité, dat domicilie schijnt te hebben gekozen in Zutphen.

Het draaide om het "rondjes rond de kerk rijden". Wat dat is, hoef ik niet meer uit te leggen, en ik zal dat dan ook niet doen, op gevaar af, daarmee de 22ste eeuwse lezer (zie linkercolumn) voor een raadsel te stellen.

Natuurlijk moet een site als De digitale reiziger een duidelijke mening hebben over zo'n kwestie. Die wil ik op deze plaats graag onthullen, al zal niemand er verbaasd over zijn. Ik ben ervóór, dat wil zeggen, vóór het "rondjes rond de kerk rijden", omdat dit zou kunnen leiden tot een grotere efficiëntie op het spoor en een afname van het aantal vertragingen. En omdat ik er nog geen enkel zinnig tegenargument tegen gehoord heb. Stakingen, daar ben ik so wie so tegen, zeker als de eisen van het personeel gespeend zijn van iedere redelijkheid. (Dat NS een slechte werkgevers is, wil ik overigens best geloven, maar waarom moeten de conflicten nu per se weer over het hoofd van de reiziger uitgevochten worden? Zoek dan een andere baas, als je werksituatie je niet bevalt; dat heb ik onlangs zelf ook gedaan, en het bevalt me uitstekend).

Ik schreef het al in de REFLEXXIONZZ van 30 mei 1999; heen en weer rijden is inherent aan openbaar vervoer. Het gejammer en gejank hierover van het NS-personeel begint absurdistische vormen aan te nemen. Ze doen mij steeds meer denken aan Deejays in een discotheek die zich beklagen over de rotherrie, waarin zij hun brood moeten verdienen. Als een conducteur per se op één dag heen en weer wil van Arnemuiden naar Uithuizermeeden, laat hij dat dan op een vrije dag doen, gewoon als reiziger, en als hij er een leuk verhaal over schrijft, dan wil ik het nog opnemen in De digitale reiziger, ook.

Openbaar vervoer - het wil maar niet doordringen tot de meeste mensen die er hun brood mee verdienen - draait in de eerste plaats om reizigers; niet om de vreemde voorkeuren en de bizarre ideeën van het personeel. Geen argument lijkt te zot te zijn om het rondjes-rond-de-kerk-rijden te torpederen. Terwijl iedere studie aantoont, dat inzet van vast personeel op vaste lijnen bevorderlijk is voor de sfeer onderweg, willen conducteurs juist zo anoniem blijven tegenover hun passagiers. Stel, dat je die lastige klant nog een tweede keer tegenkomt... "Ik heb helemaal geen interesse in meer contacten met mijn klanten", sprak een conducteur, zo ongeveer de domste en de botste die ze hadden kunnen vinden, onlangs in een actualiteitenrubriek op de TV. Met die opmerking gaf hij haarfijn aan, wat er mis is met de mentaliteit van hemzelf en vele van zijn collega's.

Soms krijg je de indruk, dat de reiziger er helemaal niet toe doet in het OV. Soms; maar zeker niet op woensdag de 20ste, aan de vooravond van de wilde stakingsactie. Op die dag was iedereen er juist op uit, zijn stinkende best te doen, in de hoop de gunst van de reiziger te winnen.

Het begon al in mijn trein van Leiden naar Utrecht. De conducteur was zichtbaar aanwezig. Er werden zowaar weer kaartjes gecontroleerd (de hele week al, ook op maandag en dinsdag, heen en terug, terwijl dit normaal bij minder dan de helft van de ritten het geval is); de mededeling "wij naderen station Bodegraven" was goed verstaanbaar, in plaats van de gebruikelijke grauw door de microfoon, en de machinist wenste ons bij het binnenrijden van Utrecht CS via de omroep op zo vriendelijke toon "een hele prettige dag" toe, dat het wel wat leek op een voortijdig goedmakertje voor de staking van morgen. Het kan dus best, klantvriendelijkheid; jammer genoeg alleen in stakingsweken.

Aangekomen in de stationshal werden we bestormd door medewerkers van de Consumentenbond, van wie wij een petitie mochten tekenen. De Consumentenbond voert actie tegen de NS: men wil onder andere dat dit bedrijf afziet van tariefverhogingen, zolang de huidige puinhoop op het spoorwegnet voortduurt. Ik overwoog, de petitie te tekenen, maar bedacht tijdig dat ik via Internet mijn adhesie al betuigd had aan de sympahtieke actie van de Consumentenbond; ook hier geldt: one man, one vote.

Ook de NS zelf stond te folderen: zij wezen op de mogelijkheid, schadevergoeding te vragen, wanneer men gedupeerd zou zijn door de stakingsactie van de volgende dag.

Iedereen leek dus vol medeleven met ons reizigers; we raakten er bijna van in een feeststemming, als de aanleiding niet zo treurig was.

Voor een wanklank in de stationshal zorgde echter de Socialistische partij. "Spoorstaking: Ze hebben groot gelijk", stond met 100-puntsletters op het pamflet, dat partijleden verspreidden onder de wachtenden. "Stop uitverkoop beschaving" luidde de imperatief op de achterzijde, waarmee men doelde op het paarse kabinet met zijn voorkeur voor "marktwerking en winstmaximalisatie". Tussen beide kreten in bleef nog plaats over voor enkele alinea's tekst. SP riep de reizigers op, solidair te zijn met de stakende anonieme NS-ers. Een volstrekt misplaatste oproep, temeer daar in de SP-folder zo goed als niets geschreven stond over de belangen van de reiziger.

Het vlugschrift van SP inspireerde mij die avond tot de volgende sarcastische E-mail aan de kameraden van deze partij:

Geachte Dames / Heren

Jullie folder die ik vanmorgen als treinreiziger kreeg uitgereikt op Utrecht CS, heeft me de ogen geopend. Tot dat moment dacht ik dat de treinstaking van 21 december 2000 georganiseerd was door een stelletje raddraaiers binnen NS, die niets liever doen dan hun superieuren en hun klanten te treiteren met gezanik over het aan het OV inherente heen en weerrijden (vergelijkbaar met verpleegsters die niet tegen bloed kunnen).

Sedert een (ongetwijfeld auto-bezittende) SP-medewerker mij vanmorgen een folder met de kop "Ze hebben groot gelijk" uitreikte, besef ik dat niets minder op het spel staat dan de beschaving, waarbij de lezer wordt opgeroepen, de uitverkoop ervan te stoppen.

Jullie gebruiken wel erg grote woorden, en de berichtgeving in de folder over de situatie op het spoor is buitengewoon tendentieus. Hoe kan het ook anders, wanneer men zich leent als spreekbuis voor stakers die laf genoeg zijn om anonieme actiecomitees op te richten, en daardoor "hun verhaal moeilijk over het voetlicht kunnen brengen". [Zo stond het namelijk geformuleerd in het pamflet].

In uw folder staan de volgende pertinente onjuistheden:

*De NS-directie trekt zich weinig aan van afspraken met de medewerkers (over het rondjes-rond-de-kerk-rijden zijn afspraken gemaakt met de bonden).

*Het rondjes rond de kerk rijden leidt tot meer kans op ongelukken (knallen treinen van Noordnet of Syntus, of metro's van de RET en de GVB dagelijks op elkaar)?

*De oorzaak van alle ellende ligt in de privatisering (ook in de jaren 80, toen het woord privatisering nog uitgevonden moest worden, werd door een gedeelte van het NS-peroneel elke gelegeheid om het werk neer te gooien, met beide handen aangegrepen; ook toen reden er treinen met vertraging en ook toen was er zitplaatsgebrek).

Kortom: jullie hebben een minderheid van het NS-peroneel kundig nagepraat.

Inderdaad; ik ben het met de SP eens: er is veel af te dingen op de wijze, waarop de NS-directie het spoorwegbedrijf, en het paarse kabinet het land bestuurt. Door te grijpen naar het middel van een staking maken de ontevreden NS-ers echter de passagiers partij in het conflict, die er niets aan kunnen doen. Is het niet mogelijk, de beschaving te redden, zonder dat de treinpassagier daarvan de dupe wordt?

De SP strooit altijd kwistig met het begrip "Solidariteit". Zou het niet tijd worden om eens wat solidariteit te betonen met de veelgeplaagde treinreiziger? Tot dusverre heeft alleen de Consumentenbond dergelijke geluiden laten horen. Waar blijft de politiek?

Frans Mensonides
Een treinreiziger

In mijn drift had ik nog een paar dingen vergeten, die ik nu dan maar op deze plek neerschrijf. Ik had nog moeten schrijven, dat ook de discussie over het "rondje rond de kerk rijden" niets te maken heeft met privatisering: er wordt binnen NS al meer dan tien jaar gesproken over vereenvoudiging van de dienstroosters.

Een ander misverstand, door organisaties als SP krachtig in stand gehouden, is de zienswijze dat de verantwoordelijkheid voor de chaos bij NS grotendeels bij de overheid ligt. NS wilde maar wat graag zelfstandig worden, en stond te popelen om naar de beurs te lopen. De overheid gaf NS een douceurtje van een half miljard, en gaf NS tot in lengte van dagen het alleenrecht om op het kernnet te blijven rijden. Concurrentie zou vrijwel uitsluitend mogelijk zijn op de onrendabele losse eindjes van het spoorwegnet, die NS dolgraag wilde afstoten. Als je de overheid iets kunt verwijten, is dat het feit, dat zij het NS wel erg makkelijk gemaakt hebben; niet zozeer dat ze NS in hun ontwikkeling belemmerd hebben.

Ik verwacht geen antwoord te krijgen van de SP; mocht dat toch nog gebeuren, dan zal ik er op terugkomen.

Zoals gezegd dong vrijwel iedereen in week 51 naar de gunsten van de reiziger. Eén stem ontbrak in dit koor, die van ROVER. Als er één organisatie is, die zich krachtig had moeten uitspreken tegen de ellende waarmee de treinreiziger geconfronteerd werd, is het ROVER wel. Echter: niets. Radiostilte, krantenstilte, geen folderacties op de knooppuntstations.

Ik heb mijn misnoegen over deze gang van zaken bij het bestuur kenbaar gemaakt. ROVER heeft boven vele ander groeperingen voor, dat men tenminste nog reageert op per E-mail binnengekomen signalen. ROVER is tot mijn opluchting écht wel tegenstander van de stakingsacties; ik twijfelde daaraan. De reizigersvereniging heeft wel degelijk geprobeerd om de pers te halen met anti-stakingsgeluiden, maar dat was door een aantal uiteenlopende oorzaken minder goed gelukt dan men gehoopt had.

Ik ben blij, dat ROVER tenminste nog achter ons treinreizigers staat, zij het minder luidkeels dan de Consumentenbond, want ik stond eerlijk gezegd op het punt mijn lidmaatschap van de eerste club in te ruilen voor dat van de laatste.

Rest me, aan het eind van deze column, omdat het nu eenmaal de aflevering van oudejaarsdag is, Dé NS, hét NS-personeel, de rijksoverheid, de politiek (en de SP in het bijzonder) en tenslotte ROVER veel wijsheid toe te wensen voor het komende jaar, en alle treinreizigers heel erg veel sterkte.