WEEK 23 / 4 JUNI 2001


Deze rubriek verschijnt eens per veertien dagen, en bestaat over het algemeen uit een rechtercolumn over openbaar vervoer en een linkercolumn over iets anders.

Frans Mensonides

De ongehoorde klokkenluider

Mijn werkomgeving ziet er wat grimmig uit, de laatste tijd. Natuurlijk waren mijn tijdelijke collegae en ik al lang gewend aan het langsgieren van politiesirenes en het voorbijflitsen van blauwe zwaailichten. Tenslotte verdienen wij ons dagelijks brood in de schaduw der machtigen, en werken we op de meest belangwekkende vierkante kilometer van Nederland, waar Wim Kok's Catshuis staat, temidden van talloze ambassades, en tegenover het Nederlands Congresgebouw. Dat brengt een komen-en-gaan met zich mee van hoogwaardigheidsbekleders, die vanzelfsprekend niet in tram 7 stappen, noch in bus 65, maar aanspraak kunnen maken op een zoevende Mercedes en een escorte van politieagenten.

Maar deze week is ook mijn lunchwandelingetje danig verstoord. Ik loop meestal naar de drukte, het voedsel en de gezelligheid van winkelcentrum Frederik Hendriklaan ("De Fred" zoals één collega het hardnekkig noemt). Tot voor kort kon ik in de pauze vanuit kantoor gewoon het fonteinenrijke plein oversteken dat zich bevindt tussen het Congresgebouw en het KPMG-kantoor. Deze week heb je daar ineens een pasje voor nodig, dat ik niet bezit, en dat je moet laten zien aan een grimmige bewaker, die vervolgens een hek met vuistdikke spijlen voor je opent. Zonder pasje kom je er niet door, en moet je een eind omlopen - tenzij je de bewakingsfunctionaris stiekem een rijksdaalder in de geüniformeerde mouw frommelt, hoorde ik op kantoor in de wandelgangen. Maar dat laatste heb ik niet in praktijk durven brengen. Het zou een wel bijzonder cynische daad zijn, want de internationale conferentie waarvoor al deze veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn, handelt juist over de bestrijding van corruptie.

Maandagmorgen bij het ontbijt had ik erover in de krant gelezen, en nog geen uur later zag ik bij het Congresgebouw het druk beweeg van veiligheidsmensen dat voorafging aan de komst der eregasten. "Hoeveel miljoen smeergeld zou Den Haag betaald hebben om dit prestigieuze congres binnen de gemeentegrenzen te krijgen?", vroeg ik me hardop denkend af. Ook die gedachte verwierp ik. Had ik niet net in de krant gelezen dat Nederland de organisatie van dit congres juist te danken had aan zijn grondige afkeer van corruptie? Nederland behoort tot de tien minst verdorven landen ter wereld. Corruptie komt hier niet voor; ja, hooguit een beetje in Limburg, maar niet hiér; dat is de gangbare mening. Ik las getuigenissen van goudeerlijke zakenlieden en ambtenaren, die zelfs relatiegeschenken ter waarde van f 7,50 nog naar de afzender terugstuurden, uit vrees, op een hellend vlak te geraken. Dit in-brave schone-handenland beschouwt "integriteit als zijn voornaamste export-product", schreef die ontbijtkrant doodleuk; met de tulpen en de kaas gaat het blijkbaar wat minder, de laatste tijd.

Ik - toch nog even cynisch doordenkend - kwam tot de slotsom dat we de laatste jaren wellicht iets te veel integriteit geëxporteerd hebben. We houden zelf niets meer over. Nederland is corrupt geworden tot op het merg; het zal niemand ontgaan die goed om zich heen kijkt (maar waarom zou je?)

Zoals de lezer wellicht weet, heb ik een poosje gewerkt bij één van de 500 broeinesten van verwording en normvervaging, die bekend staan als "gemeenten". Een vrouwelijke ambtenaar kreeg eens een promotie van drie rangen - wat een modale functionaris gedurende een hele carrière nog niet lukt - alleen omdat zij bereid was, het bed te delen met de interim-burgemeester. - Althans dat was ons vermoeden. Helaas hebben we in dit land geen Stasi; dan hadden we het zeker geweten. Onlangs las ik in een interview met de voormalig-Oostduitse kunstschaatster Katherine Witt, dat haar huis 24 uur per dag afgeluisterd en beloerd werd door veiligheidsbeambten. Een klinisch-nuchtere passage in een indertijd geheim, maar thans openbaar Stasi-rapport: Witt heeft op zekere avond van 20.00 tot 20.07 uur geslachtsgemeenschap gehad.

Zo zorgvuldig zijn ze in ons land helaas niet, zodat de burgemeester gewoon zijn gang kon gaan. Lelijke vrouwen, en anderen die hem om wat voor redenen niet bevielen, liet hij uit het ambtelijk apparaat verwijderen; ze werden met dure advocaten aan een afvloeiingsregeling geholpen. De burgervader wist in een jaar tijd twee gemeentesecretarissen weg te werken, die nu beide dik betaald worden uit de staatsruif van ons integere en zuivere land.

De kranten, dezelfde kranten die nu Nederland op de wereldbol plaatsen als corruptieloze natie, weigerden te schrijven over het schrikbewind van de burgemeester, en hemelden hem zelfs op. Journalisten waren "ingepakt" of misschien doodgewoon omgekocht. Een klokkenluider onder mijn collega-ambtenaren stortte bij mij zijn hart uit: van de gedetailleerde informatie, door hem aan de kranten doorgegeven over de gang van zaken op het gemeentehuis, was geen regel druks in de kolommen verschenen.

Na beëindiging van mijn carrière als gemeenteambtenaar heb ik ons regionale sufferdje eens opgebeld om opheldering te vragen over de inadequate berichtgeving over "mijn" gemeente. Bij het jonge redactricetje dat me te woord stond, overheerste verbijstering; het schijnt vrijwel nooit voor te komen dat lezers zich rechtstreeks bij het dagblad beklagen over de leugens die dagelijks over hen uitgestort worden. Zij wist niet goed wat ze met me aanmoest; ik zou teruggebeld worden door een naasthogere redacteur. Onnodig te zeggen, dat dit telefoongesprek nooit heeft plaatsgevonden.

Een collega van "mijn" burgemeester, Bram Peper, maakte het al te dol. Hij liep vorig jaar tegen de lamp, mede doordat er nu eens een krant was, die wel serieus werk maakte van zijn waakhondfunctie. Maar op allerlei slinkse manieren - je zou bijna bewondering kunnen hebben voor de manier waarop hij het voor elkaar krijgt - is deze corrupteling al weer bijna gerehabiliteerd. Ik zie nog gebeuren dat er straks in Rotterdam een straat wordt genoemd naar de man die niet met zijn tengels uit de gemeentekas kon blijven.

Een vage kennis van mij, een sjacheraar die ik altijd voor een arme sloeber gehouden had, zag ik laatst rijden in een nieuw automobiel van 120.000 gulden; hij leek zelf wel een hoogwaardigheidsbekleder. Na de invoering van de Euro zal hij de benzineslurper ongetwijfeld snel van de hand doen. "Zwart geld", weet iedereen in mijn kennissenkring. En niemand maakt zich er dik over, want als de groten der aarde niet veel meer doen dan graaien en grabbelen; mag de kleine man dan misschien ook een graantje meepikken? Waarom nog de eerlijke padvinder uithangen op deze walmende mestvaalt?

Nederland is een in-corrupt en on-integer land; de geest van Limburg heeft zich de laatste jaren over alle twaalf provinciën van ons Rijk verbreid. Iedereen weet het, maar we kunnen gelukkig wijzen op die lijst van 230 naties waar het allemaal nog erger is. En we hebben er een mooi congres aan overgehouden, dat ongetwijfeld een glossy eindrapport zal opleveren. Hosanna!


alle columns, van 1998 tot heden, in het column-archief




De digitale reiziger

Overpeinzingen rond (g)een crisis

Eén van de meest fascinerende aspecten van de crisis bij de spoorwegen is het feit, dat er helemaal geen crisis is. Het gaat momenteel even beroerd op het spoor als het altijd gegaan is, en vermoedelijke altijd wel zal blijven gaan. Goed, laten er in het jaar MMI een paar extra dipjes en hikjes zijn, maar die drijven wel over voordat Huisinga een meisje wordt.

Gedurende de afgelopen maand heb ik het weer eens bijgehouden, als lid van een 700-koppig panel dat is ingesteld door de Consumentenbond. Van de 33 treinen die ik in mei 2001 genomen heb (céé kúú: had willen nemen) vertrokken er 2 helemaal niet, en reden er 8 met een vertraging van 3 minuten of meer. Geen ongewoon resultaat, vergeleken met andere keren dat ik aan dit onderzoek heb meegewerkt; het bestaat al een jaar of zeven, en wordt als regel gehouden in mei en oktober. Wel waren de vertragingen ernstiger dan normaal (je rekent tegenwoordig al snel in halve en halve uren, in plaats van minuten), maar het neemt allemaal niet weg, dat toch nog 70% van mijn treinen op tijd was; een percentage dat bus 65 absoluut niet haalt. En tijdens al die 31 ritten heb ik slechts één keer hoeven staan.

Mijn mening over de onveranderlijkheid van spoor-ellende werd onlangs bevestigd door het TV-programma Andere tijden. Er was een documentaire over een spoorwegconflict in 1961, dat sterke overeenkomsten vertoonde met het huidige. Een wereld ging voor me open; in 1961 was ik al treinreiziger, maar nog veel en veel te jong om me op te winden over spoorpolitiek.

Wat was er veertig jaar geleden in het kort aan de hand? De NS-directie had, evenals nu, besloten tot een efficiëntie-operatie: getrokken treinen zouden voortaan heel grote rondjes door Nederland afleggen, zodat er minder loc-wissels nodig waren. Over deze maatregel had onvoldoende overleg plaatsgevonden met het rijdend personeel, dat bovendien een aantal koffiepauzes verloren zag gaan. Het deugt ook nooit: het deugt niet als het rondje te klein is, en het deugt niet als het te groot is; wat willen ze nou eigenlijk?

De introductie van het super-rondje rond de kerk werd getorpedeerd door het personeel, dat door stiptheidsacties de loop van de dienstregeling verstoorde (zoals ook na 10 juni 2001 zal gebeuren, want gelijk-krijgen wordt in spoorwegkringen meestal afgedwongen door je gelijk te némen).

Er ontstonden ernstige vertragingen; het volk - voor zover al niet overgestapt op het hondenhok van Renault of de kever van Volkswagen - sprak er schande van, en de TV, nieuwsmedium in de kinderschoenen, vertoonde levende beelden. Ze werden herhaald door Andere Tijden. Nostalgische plaatjes van historische NS-treinen, getrokken door zo'n oerdegelijke vierkante 1000-locomotief. En een interview met een zelfs voor die tijd wat ouderwetserige NS-directeur, die niet uit zijn woorden kon komen. Hij was doodzenuwachtig omdat het de eerste keer was dat hij voor de TV kwam, en je had in die tijd nog geen media-trainers, en je had nog geen speciaal opgeleide voorliegers om namens jou je praatjes te verkopen.

Wat mij als kijker bijbleef, was niet zozeer de nostalgie, als wel de parallellen met 2001. In het programma verschenen hoogbejaarde spoorwegmensen, die zich nog verkneukelden over hoe ze de directie tuk hadden gehad, in die zomer van 1961. Over reizigers werd opvallend weinig gesproken...

De impopulaire efficiency-maatregelen werden spoedig, ik meen zelfs al in de winterdienstregeling 1961-1962, teruggedraaid. De verhoudingen tussen directie en personeel waren grondig verstoord (is het ooit nog goedgekomen?). Dit gaf aanleiding tot oprichting van enkele categorale spoorwegvakbonden, die zich verenigden in de FSV, die later fuseerde met de FNV, waarna de VVMC opgericht werd uit onvrede met Joost weet wat.

Indirect zadelde het conflict van 1961 ons op met de persoon van Hubert Vankan, de huidige onderhandelaar namens de VVMC. Hij werd laatst geïnterviewd in de GPD-bladen, en schetste een uiterst trefzeker zelfportret. NS is doodziek, verklaarde hij weinig origineel, even uit het oog verliezend dat hij daarmee ook het door hem vertegenwoordigde personeel diskwalificeerde. Vankan heeft diepe bewondering voor het rijdend personeel, dat volgens hem verschrikkelijk loyaal is. Vankan reist zelf echter nooit met de trein. Behalve één keer, maar toen werd hij meteen "geïntimideerd" door een reiziger, die hem aansprak op het arbeidsconflict op het spoor (mág hij?). Nu kan Vankan wel tegen een stootje, want hij heeft vijf jaar lang in een t.b.s.-kliniek gewerkt. De doorsnee treinreiziger kun je dan nog wel van het lijf houden. Maar toch zit Vankan liever in zijn Alfa, hetgeen een automobielmerk schijnt te zijn. Vankans aspiraties reiken hoger dan vakbondsonderhandelaar. Hij wil in de Tweede Kamer voor Groen Links, en zal den volke dan ongetwijfeld vertellen dat zij de auto moeten laten staan om over te stappen op de trein. Ik weet wel tien redenen te noemen waarom ik geen lid van een vakbond ben, en het soort opportunisten als Vankan is er één van. Links stemmen doe ik, dank zij dergelijke proleten, ook al jaren niet meer.

Terug naar het spoor. Ik heb de laatste tijd vaak teruggedacht aan de jaren tachtig. Ook toen zat NS in een dipje en werd er om de klipklap gestaakt op het spoorwegnet. Als ik de spoorwegen anno 2001 vergelijk met die van pakweg 15 jaar geleden, dan vind ik dat er bijzonder weinig veranderd is: materieeltekort, stremmingen, slechte of ontbrekende informatievoorziening bij vertragingen, elk jaar weer grote ogen van verbazing als er op Koninginnedag of tussen-Kerst-en-oud-en-nieuw toch weer meer reizigers van de trein gebruik wilden maken dan ze gedacht hadden, voorlichters die op TV uit hun nek staan te zwammen als er weer eens iets verkeerd is gegaan, conducteurs die geen kaartjes controleren... noem maar op. Zelfs het rondje-rond-de-kerk schijnt in die periode al gespeeld te hebben; de eerste pogingen van de NS-directie om dit erdoorheen te krijgen, dateerden al uit dat tijdvak. Ook het percentage vertraagde treinen schommelde in de jaren tachtig rond hetzelfde niveau als nu.

Dan de sfeer op het spoor. In 1981 of zo'n soort jaar, verscheen er een bijlage bij het toen veelgelezen tijdschrift Vrij Nederland, geheel gewijd aan 'De Meesters: de NS-machinisten, de half-goden die zich de elitetroepen van dat bedrijf voel(d)en. Ik heb dit collectors-item helaas niet meer in mijn bezit, zodat ik er niet uit kan citeren (en geen verzoeken om kopieën kan honoreren), maar ik herinner me nog één lange scheldkanonnade op chefs, conducteurs, de verkeersleiding, de directie, de verlofregeling, de opleiding, de reizigers (uiteraard). Weinig verschillend van de kluiten modder die nu nog regelmatig uitgewisseld worden tussen de verschillende onderdelen of ex-onderdelen van het NS-concern.

Nu, terug in 2001, heerst er een uitputtende polemiek over de verzelfstandiging van NS, die in de jaren negentig zijn beslag heeft gekregen, en die de oorzaak zou zijn van de huidige NS-crisis (what crisis?). Ik heb er een half jaar geleden <een mail over gestuurd naar de Socialistische Partij, die tot de dag van heden nog niet beantwoord is. Maar ik, als reiziger, vind de hele discussie over de verzelfstandiging volkomen onwezenlijk. Het lijkt of alle beroerdigheid van NS er gewoon bij is ingebakken, en tot de bedrijfscultuur behoort, of je er nu een commercieel bedrijf van maakt, of een staatsbedrijf, of wat dan ook. Ik moet toegeven, dat ik ooit naïef genoeg was om veel heil te zien in concurrentie en verzelfstandiging. Het resultaat valt zwaar tegen, maar nogmaals: veel beroerder dan dat het 15 jaar geleden was, is het ook niet.

Onlangs is er opnieuw een splintergroepering toegevoegd aan het grote aantal instanties en belangengroepen die zich met het spoor bemoeien. Het is het "NS-Reizigerscollectief", een uiterst misleidende naam, want als je hun site bestudeert, merk je dat daarachter gewoon de NS-personeelscollectieven schuilgaan. Dit zie je alleen al aan hun tactiek, om eerst te beweren dat het NS-conflict niet om het "rondje rond de kerk" draait, en vervolgens vele Kilobytes te besteden aan dezelfde non-argumenten tegen dat rondje, waarmee we nu al jaren verveeld worden.

Ook dit zogenaamde reizigerscollectief wijt alle spoorellende aan de verzelfstandiging. Maar gelukkig: Het alternatief voor geprivatiseerde spoorwegen hoeft niet per se het ouderwetse, sterk hiërarchische, staatsbedrijf van vroeger te zijn, beweert men. Het is jammer, dat het reizigerscollectief er niet meteen even bijschrijft, hoe het dan wél moet; dan waren we nu allemaal een stuk wijzer, en zouden we in 2041 bij het zien van een documentaire over het spoorconflict van 2001, misschien niet hoeven op te merken: "er verandert nooit iets op het spoor".