WEEK 30 / 22 JULI 2001
Frans Mensonides
De trizofrene schrijver Lezers vragen mij wel eens, waarom er vrijwel nooit een portret van De digitale reiziger staat afgebeeld in het gelijknamige tijdschrift (dit lieg ik; er is niemand die me dit ooit gevraagd heeft). Dat heeft een reden. Feitelijk heeft het twee redenen, waarvan de een van platvloers-praktische aard is, en de tweede wat moeilijker is te doorgronden. Met ontbreken van ijdelheid heeft het niets te maken; integendeel. In de eerste plaats ligt er het simpele feit, dat De digitale reiziger geen aparte fotograaf in dienst heeft. Ik maak alle digitale "stills" zelf, en kan mijn eigen konterfeitsel alleen in beeld krijgen als ik, met camera en al, in een spiegel kijk, iets wat ik meestal tracht te vermijden. En ik waak voor de sketch-voor-twee-heren, die jaarlijks in vele toeristenoorden wordt opgevoerd. Reiziger met duur fototoestel om de nek raakt in gesprek met vriendelijke autochtoon, die aanbiedt, hem te vereeuwigen voor een bezienswaardige kerk of fontein. Een camera verwisselt van hand; een fotograaf wordt gefotografeerde. De te portretteren persoon stelt zich op voor het monument, richt gelukzalig de ogen ten hemel, omdat hij zo'n fijne vakantie heeft en hij zo jofel met de locale bevolking overweg kan. Hij wacht op het klikken van de sluiter. Wanneer dat uitblijft, slaat hij de blik ongeduldig neer, en die sympathieke autochtoon is nog slechts een stipje in de verte. Hoe zeg je "Houd de dief!" in het Verweggistaans? Dág, dure fotocamera! En zijn filmpje met onvervangbare vakantieherinneringen is hij nu ook kwijt. De toerist schaamt zich, en voelt zich te lullig en te belazerd om aangifte te doen bij de politie. De wat ingewikkelde reden voor het ontbreken van mijn portret in De digitale reiziger is de volgende. Stel, dat die foto er wel in zou staan. Dan was het hoogstens een afbeelding van de mens die voor de burgerlijke stand bekend staat als Frans Henk Mensonides, geboren 04-11-1956 te Voorburg. Een weinig interessant portret van een in beginsel weinig interessant persoon. Het is geenszins een afbeelding van De digitale reiziger, zoals de lezer die kent. Die is vanzelfsprekend niet afbeeldbaar, want het is slechts een alter-ego, een schuilnaam, een literair bedoelde creatie, een "vertelinstantie", zoals dat geloof ik ook wel heet in kringen van literatuurvorsers. Met een "vertelinstantie" bedoelen ze net iets anders dan ik er in dit stukje onder versta; de literatuurwetenschap is immers niet uitgevonden voor schrijvers. Ik houd wel van dat woord, "vertelinstantie"; voor mijn geestesoog zie ik een enorm kantoor, een directoraat van het ministerie van Cultuur, waar talloze streng-bebrilde ambtenaren met uitgestreken gezichten de hele dag literaire verhalen zitten voor te lezen. Het is ten strengste verboden, je verhalen elders te betrekken dan bij de officiële vertelinstanties. Soit, die "vertelinstantie" dus, mag je als lezer nooit en te nimmer verwarren met de biologische persoon die het verhaal heeft geschreven, zelfs al gebruikt hij de "ik"-vorm en benadrukt hij - zoals hij laatst deed in het artikel "Dit is Echt", dat het hem allemaal werkelijk zelf overkomen is. Wat ik de afgelopen jaren ervaren heb - en lezers die zelf proza produceren, zullen dit hopelijk kunnen aanvoelen, dan ben ik niet de enige - is het feit dat de kloof tussen mijn beide verschijningsvormen, de eigenlijke persoon en de vertelinstantie, steeds groter is geworden. Aanvankelijk vielen ze naadloos samen. Ik schreef om zekere onplezierige ervaringen te verwerken. In die tijd was ik apetrots op mijn toen nauwelijks bezochte website, en strooide overal met mijn URL in de rondte. Tegenwoordig schrijf ik omdat mijn vertelinstantie het niet kan laten. En waar "hij" groeit, krimpt mijn eigenlijke "ik". Ik voer bijvoorbeeld in de trein een vervelend zwamgesprek met iemand waarvan ik me niet kan losscheuren, en stap uit met een vieze smaak in de mond. "Hij" schrijft het vervolgens allemaal op, genadeloos. Met "mij" in de rol van het sufferdje. Het is "zijn" vlucht; niet uit de werkelijkheid, maar juist naar de werkelijkheid toe. Op papier is dat stompzinnige gesprek plotseling een Dialoog, waar "hij" goede sier mee maakt. Het is een vorm van usurpatie; helderder kan ik het niet uitleggen (kan hij het niet uitleggen). Dat het wat schizoïde klinkt, is mijn schuld niet, noch die van hem. Ik kan de lezer alleen maar de goede raad geven, nooit te luisteren naar de goede raad om het "allemaal van je af te schrijven". Stap niet in die valkuil; je wordt er op den duur alleen maar half van, of dubbel, zo je wilt, maar niet beter. Voor je het weet, schrijf je het allemaal naar je toe, in plaats van van je af. Mijn URL laat ik tegenwoordig nooit meer slingeren; ik zal "hem" een beetje aan extra lezers helpen! Mijn meta-tags heb ik zodanig ingesteld dat werkgevers, collega's, opdrachtgevers, mede-studenten, buren, losse kennissen en docenten mijn website onmogelijk kunnen vinden. Zou ik overnieuw mogen beginnen, ik zou ondergronds gaan, en mijn eigen naam er niet eens meer op vermelden. Desondanks, niettegenstaande dat alles, bekruipt mij soms het gevoel, dat ik meer moet doen met mijn schrijverij, dan er wekelijks een hobby-site mee te vullen. Zoals laatst, toen ik in de krant las, dat ook professionele schrijvers de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen. Ze kregen gemiddeld slechts 500 gulden voor een optreden ("optreden"???), ze vonden het te weinig, maar ik zou dat bedrag graag op mijn rekening bijgeboekt zien. En wereldberoemd worden in de Amsterdamse Grachtengordel; is het niet door mijn verhalen, dan wel door mijn optredens. Mijn ideaal: een uitnodiging te krijgen voor het boekenbal. En dan niet gáán, natuurlijk. Een vrij onzinnige fantasie; je zou hem puberaal kunnen noemen, als ik die leeftijd niet lang voorbij was. Echte schrijvers worden als zodanig geboren. Je rond je 40ste plotseling "schrijver" verklaren, alleen omdat in je leven een paar dingen misgelopen zijn, is even onzinnig als ongetraind deelnemen aan de Rotterdamse Marathon, met het oogmerk, deze te winnen. Het is alles ijdelheid; niets dan ijdelheid. Maar wie van de twee is er dan wel zo ijdel, "ik", Frans Mensonides, of "hij", mijn ik-verteller, die zich als een teek heeft vastgezogen aan mijn persoonlijkheid? Op het eerste gezicht "hij", want "hij" wil natuurlijk gehoord worden door zoveel mogelijk lezers. En optreden, voor 500 gulden. Maar als ik er dieper over nadenk, is het slechts de gefrustreerde, onderdrukte "ik", die al deze hoogmoedige plannen smeedt. Een ik-verteller hoeft zijn brood niet te verdienen. Een ik-verteller éét namelijk helemaal geen brood; hij is een virtueel iets; een literaire creatie, zonder slokdarm. Je hebt misschien wel gehoord van de "vorm-of-vent-kwestie". Een "vent" is een schrijver die naadloos samenvalt met zijn oeuvre (dat daardoor meestal onleesbaar is, en even vervelend als hij zelf); terwijl een "vorm-ist" zich onzichtbaar maakt achter zijn eigen werk. Welnu: "hij" is als schrijver mijn vorm én mijn vent. En ik blijf vormeloos achter. En een vent, in die zin, ben ik eigenlijk nooit geweest. Treurig is mijn lot, en ik wist er niets beters op te verzinnen dan er maar weer eens een stukje over te schrijven. Ik had met de zomervakantie op deze plek nu eens een paar écht goede verhalen willen publiceren; zo'n bevlieging heb ik soms (heeft hij soms). Maar nu dit; triest en treurig! *** Nawoord. Feitelijk is het allemaal nog veel gecompliceerder dan hierboven wordt gesuggereerd. Er is sprake van een driehoeksverhouding. Je hebt dus Frans Mensonides, de persoon die in mijn paspoort staat afgebeeld. En je hebt Frans Mensonides, de ik-persoon in de verhalen, die boven hem uitstijgt, desnoods in schlemieligheid. En je hebt die vermaledijde verteller, die zich op zijn beurt verheft boven hun beiden. Ik besta uit drie personen, "ik", "jij" en "hij", zogezegd. Maar dat wordt allemaal zo ingewikkeld dat wij er niet verder over na willen denken; geen van drieën willen we dat. Evenmin willen we ons verdiepen in de vraag, wie van de drie dit stukje eigenlijk geschreven heeft. alle columns, van 1998 tot heden, in het column-archief |
De digitale reiziger
Redundant Sedert lange tijd bestaat de hardwareconfiguratie op de burelen van De digitale reiziger uit een computer die ik heb aangeschaft in het jaar 5 voor Christus, met slechts 120 Mhz en 16 MB RAM, plus een nog ouder 14.4-modem, die ik heb gestolen van mijn voor-vorige werkgever. Van jaar tot jaar blijft dit krakkemikkige zooitje draaien, hetgeen me in staat stelt, wekelijks een update te produceren van mijn website, en die te uploaden naar Internet. Ik heb het gelovik al eens verteld: daar ik sedert mijn loopbaan als systeembeheer een panische angst heb voor automatiseringssystemen, doé ik helemaal niets aan mijn computer. Ik installeer nooit nieuwe hard- of software, ik pas geen viruschecks, defragmentatie, geheugenbeheer of optimalisatie toe; ik zet het ding aan, werk ermee, en zet het weer uit. Dat is vermoedelijk de oorzaak van het feit dat het al vijf jaar onafgebroken zonder problemen draait. Van prutsen aan een goed werkend systeem, krijg je doorgaans diep berouw. Ik heb geen reserve-apparatuur. Mocht de computer me ooit in de steek laten, dan is het duidelijk wat daarvan het gevolg is: er komt een voorlopig einde aan het verschijnen van al mijn Internet-rubrieken, totdat ik het geld bijeen heb geharkt voor een nieuwe, en de moed om hem te installeren. Ernstig is dat niet; hooguit vervelend. Ik ben maar een dilettant; De digitale reiziger is, evenals het fameuze Wereldtijdschrift van Boormans en Laarmans, een periodiek zonder betalende abonnees. Er is niemand die zijn geld kan terugeisen bij het niet-verschijnen van een nummer. Met computerbestanden ga ik vanzelfsprekend veel minder zorgeloos om. Ik moet er niet aan denken, de hele week te hebben zitten zwoegen aan een DDR-verhaal van 10 A4-tjes, en dit op vrijdagavond kwijt te zijn als gevolg van één of andere computerstoring, of mijn eigen stomme fout. Daarom zet ik elke klein stukje tekst meteen op floppy. Daar mijn huis kan afbranden, en ook de aardbevingen in ons land hand over hand toenemen, tors ik de hele week, waar ik ook ga en sta, backups met me mee van de komende aflevering in wording. Hardware is altijd vervangbaar; een tekstbestand nooit, zo als iedereen zal beamen die ooit een tekst-file, en daarmee een stukje van zichzelf, is kwijtgeraakt. Een verloren gegane tekst moeten herschrijven is éen van de treurigste dingen die de geletterde mens kan overkomen. Nu ben ik een amateur, zoals gezegd. Professionele organisaties, die monden moeten vullen, en van wier diensten mensen afhankelijk zijn, kunnen zich nog minder slordigheden permitteren dan particulieren. Daarom is het zo verschrikkelijk verbazingwekkend, dat bij NS om de haverklap complete soft- en hardwaresystemen uitvallen (dat is overigens niet het onderwerp van deze column; hij gaat over de ijdelheid van ROVER-voorzitter Rudy Schoonveld). Het is natuurlijk onacceptabel, dat om de haverklap het hele spoorwegnet platligt omdat er ergens in hard- of software een bitje is omgevallen. Kijk alleen maar eens, wat er vorige week donderdag allemaal is misgegaan: heel Utrecht CS vrijwel de hele dag gestremd door een mislukte update van het sein- en wisselsysteem; een morgen lang geen treinverkeer mogelijk rond Leiden Centraal, wegens lang niet de eerste Telerailstoring van de laatste maanden; 's avonds de nodige problemen omdat er een verkoelend onweersbuitje over de kustprovinciën trok. Ook Rudy Schoonveld verbaast zich over de storingsgevoeligheid van het spoorwegnet. Hij doet dat in de meest recente aflevering van onze concurrent: het ROVER-verenigingsorgaan De Papieren Reiziger. De spoorwegen zullen ook eens moeten gaan werken met backups en reserve-apparatuur, vindt Schoonveld. Hij introduceert het woord "redundant" bij de lezer. Hij heeft het opgezocht. "Het is een Engels woord", onderwijzert hij (dan heeft hij niet goed gekeken, want in de Van Dale staat het opgenomen als gewoon Nederlands woord, met de klemtoon op de laatste lettergreep: redundánt, in plaats van riedúnd'nt). "Redundant" betekent "overbodig", maar heeft in het ICT-wezen (waar Rudy tegenwoordig heel goed in thuis schijnt te zijn) de betekenis gekregen van "dubbel uitgevoerd". Dat is het, waarvoor Rudy pleit: de spoorsystemen moeten redundanter worden, zodat bij storingen vervanging mogelijk is. Tegenwoordig is ook ROVER een professionele organisatie; niet meer de rebellenclub, de Gideonsbende waarbij ik me in de jaren tachtig heb aangesloten. ROVER behartigt de belangen van miljoenen OV-reizigers (al is slechts een paar promille daarvan lid), en mag elk jaar een kleine miljoen gulden aan rijkssubsidie stukslaan. Je zou denken, dat de automatisering binnen ROVER perfect geregeld is, en alles minstens driedubbel redundant is uitgevoerd. De praktijk wijst anders uit; op het hoofdkantoor in Amersfoort schijnen de computers en servers met regelmaat op tilt te slaan; daarbij gaat ook nog wel eens tekstueel werk van de medewerkers verloren. Binnen de vereniging mag hierover slechts gefluisterd worden. Het wordt niet erg gewaardeerd door het ROVER-bestuur, wanneer men zich vrolijk maakt om de storingen, zijn verontrusting erover uitspreekt, of opbouwende kritiek verstrekt (en bijvoorbeeld de raad geeft, de backups van belangrijke computerbestanden niet te bewaren op hetzelfde medium als het origineel). De preek voor redundantie in Rudy's column is vele ROVERs in het verkeerde keelgat geschoten. Hij is van het type: "Hoort mijn woorden, maar let niet op mijn daden", vindt men. Hier wil ik echter niet verder op doorgaan; het is niet het onderwerp van deze column. Dat is, zoals gezegd, de ijdeltuiterij van de ROVER-voorman. Schoonveld staat deze keer niet minder dan zeven keer vereeuwigd in "zijn" periodiek De Papieren Reiziger. En telkens in een zorgvuldig geposeerde, trotse houding. Tel mee! Eén keer zien we Rudy Schoonveld boven de column over redundantie (even dacht ik dat de kop: "Overbodig", op hem zelf sloeg). Rudy staat hier afgebeeld voor een paneel met dienstregelingen van het streekvervoer, en trekt een spits, intelligent gezicht, als van iemand die alle ins and outs van het automatiseringswezen kent. De tweede foto is er één op poster-formaat, naast een interview over wat er zijns inziens mankeert aan de spoorwegen. De ROVER-hoofdman heeft hier een sluw, gemeen, geslepen Reynaert-de-vos-lachje. Wee de ongelukkige, die met zijn streken te maken krijgt! Een verkleining van dit portret treffen we aan in de inhoudsopgave; dat is nummer drie. Op pagina 5 overhandigt Schoonveld aan minister Tineke weer eens één of ander rapport dat ROVER heeft afgescheiden, toen de computers op het Amersfoortse hoofdkantoor even wilden medewerken. Rudy heeft kennelijk zojuist een goede Witz verteld (iets wat ik van hem niet gewend ben), want de bewindsvrouwe lacht zich zichtbaar een ongeluk om die snaak. De foto is uit een zodanige positie genomen, dat Rudy een kop groter lijkt dan zij. Waarmee de zaken op flagrante wijze worden omgedraaid, want een minister, hoe je ook over haar mag denken, is in onze maatschappij toch nog wel wat belangrijker dan de voorzitter van een klein belangenclubje. Op Pagina 6 komen we de grote roerganger van ROVER opnieuw tegen. Alweer de uitreiking van een rapport. Deze keer heeft Rotterdammer Rudy zich op Amsterdamse bodem gewaagd. Maar ook deze uitwedstrijd wint hij met glans; alweer steekt hij uit boven de ontvangers van het boekwerk: GVB-directeur Testa, en mevrouw Loeffen, die de directiezetel van NSR-NRN even verlaten heeft om te figureren in Schoonvelds one man show. Rudy trekt op deze foto een voldaan gelaat, zo van: "Daar! Pak aan!" Loeffen kijkt met een bewonderend glimlachje naar hem op; Testa's lichaamstaal verraadt iets van: "Poeh, poeh, met die vent moet je óók geen ruzie krijgen!" Het kan weer niet op, want ter rechterzijde van pagina 6 staat ook in de Papieren Reiziger pagina 7, met daarop een verslag en een foto van de meest recente ROVER-ledenvergadering. Je zou op zo'n foto een shot verwachten op de leden in de zaal, die de moeite hebben genomen om naar het godvergeten oord te reizen waar die vergadering gehouden is (ikzelf bezoek die poppenkast al jaren niet meer). Maar neen: op de foto staat alleen de bestuurstafel afgebeeld. En natuurlijk leunde Rudy net op het moment dat de sluiter klikte, naar voren, zodat zijn haarloze schedel ook nu het stralend middelpunt van de opname vormt. Tenslotte nummer zeven: genomen tijdens dezelfde ledenvergadering. Er is een discussie over de recente spoorwegstakingen. Rudy Schoonveld spuwt bitse woorden naar een opponent. De eerstgenoemde heeft zich in volle lengte opgericht; zijn tegenstander lijkt op het eerste gezicht aan zijn voeten te liggen (of is slechts 50 centimeter hoog; een familielid van kabouter Plop). Bij nadere beschouwing is het hoogteverschil goed verklaarbaar: Schoonveld staat op een podium, en de rijk bebaarde heer is gezeten in een soortement zitkuil. Het wordt uit de foto's wel duidelijk, hoe Rudy Schoonvelds levensvisie in elkaar zit. Hij steekt, louter al door zijn voorzitterschap van een 7000 leden tellend belangengroepje, mijlenver uit boven het in dit land gangbare polderniveau. Het is een houding, het dient helaas gezegd, die je vaker ontmoet binnen ROVER. In een club als ROVER kan "Niet" al heel makkelijk worden tot "Iet". Als gewoon doorsnee-burger, zonder opleiding op Nijenrode of de Verkeersacademie, mag je plotseling aanschuiven bij de minister, mag je mensen in de top van de NS-piramide jijen en jouwen, kom je ineens voor de TV en op de radio, en word je door journalisten bestookt met vragen over je mening, die veel meer gewicht in de schaal legt dan die van een doorsnee-treinreiziger. Niet iedereen kan hier even goed mee omgaan. Sommige ROVER's verliezen de harde realiteit gemakkelijk uit het oog: ROVER heeft in de loop van haar 30-jarig bestaan niet veel meer bereikt dan enkele kanttekeningen te mogen plaatsen in de marge van het OV-beleid, dat zich vooral heeft gekenmerkt door afbraak, en onvermogen tot opbouw. Zelf speelt ROVER ook niet veel meer klaar. Het beekje van de creativiteit is na 30 jaar wel opgedroogd, getuige de zoveelste handtekeningenactie die ROVER momenteel organiseert, en de bespottelijke oproep tot een reizigersstaking, waaraan ik zeker geen gehoor zal geven. Een reizigersstaking door een reizigersvereniging, het doet me denken aan een patiëntenvereniging waar ze uit protest hun pillen weigeren te slikken. Veel ROVER-coryfeeën worden wat verwaand van alle "successen" die ze boeken; het schijnt erbij te horen. De manier waarop Rudy Schoonveld doorslaat in eigenwaan en verheerlijking van zijn eigen persoon, begint ook anderen dan mij grondig te vervelen. Een tactvol iemand in zijn omgeving zou hem er eens op moeten wijzen, dat een voorzitter er is voor de vereniging, en niet andersom. Rudy is tenslotte geen maarschalk Tito, wiens tronie dagelijks tientallen keer in elke Joegoslavische krant stond afgebeeld, toen dat land nog niet de titel "Voormalig" voerde. Het is, dat ik niet op voet van spreken ben met de redactie van De Papieren Reiziger, noch met Rudy Schoonveld. Anders zou ik ze de raad geven, voortaan maximaal één portret van hem op te nemen in het blad. Leg de rest van de tweemaandelijks ontvangen map met foto's maar terzijde, als zijnde redundant.
|