WEEK 40 /30 SEPTEMBER 2001


Deze rubriek verschijnt in de regel eens per veertien dagen, en bestaat over het algemeen uit een rechtercolumn over openbaar vervoer en een linkercolumn over iets anders.

Frans Mensonides

Sprengstoff!!

"Aan het eind van de week nieuwe terreuraanslagen verwacht", stond te lezen op de voorpagina van de Metro, die ik op maandagmorgen om 5.45 bij station De Vink uit het rek had gepakt. Deze keer zouden de grote Europese hoofdsteden wel eens het doelwit kunnen zijn, vermoedde het krantje, dat zich baseerde op vaag omschreven internationale terreurdeskundigen.

Daar ik op dat onzalige tijdstip op weg was naar één van die hoofdsteden, Berlijn, achtte ik het raadzaam, het krantenbericht ogenblikkelijk te vergeten. Maar ik maakte het mezelf daarbij niet gemakkelijk, want de avond tevoren had ik ook nog een exemplaar van Vrij Nederland in mijn reiskoffertje gestoken. Ook VN was gevuld met het nieuws over de terreuraanslagen in de USA, en de naderende oorlog tegen het terrorisme.

Professor Noam Chomsky, bekend van (zijn revolutionaire ideeën over taal en) zijn protesten tegen de Vietnamoorlog in de jaren zestig, heeft anno 2001 nog niets van zijn strijdlust verloren. Onomwonden verklaarde hij aan VN, dat de aanslagen op de USA een voorbeeld waren van eigen schuld, dikke bult. Je kunt daarover oordelen zoals je wilt, maar het is in ieder geval een duidelijk verhaal; duidelijker dan dat van de schrijver Marcel Möhring, dat ook in het blad was opgenomen. Möhring stapelde als een ware filosoof de enerzijdsen op de anderzijdzen. Daaraan had ik op dat uur van de dag geen behoefte, en ik sloeg het blad dicht.

Wim en ik hadden onze reis naar Berlijn al maanden van tevoren geboekt, lang voordat er sprake was van terreuraanslagen. Moesten we eigenlijk wel vertrekken? Die gedachte is door ons beiden heengegaan, kort na 11 september, en beiden besloten we, toch gewoon maar te gaan. Maar op maandagmorgen, toen ik eenmaal onderweg was, kwam het me volslagen absurd voor. Zelfs al zou de hoofdstad van het verenigd Duitsland gespaard blijven voor de door "deskundigen" voorspelde aanslagen, dan zou in de loop van onze vakantieweek de kruistocht tegen het internationale terrorisme wel uitbreken. Feitelijk een volkomen idioot idee om onder zulke omstandigheden vakantie te gaan houden, al is er geen enkele geldige reden te bedenken om het te laten. Dat WO III op punt van uitbreken staat, geloof ik niet; ik ben er weliswaar voor vrijwel 100% van overtuigd dat moeder Aarde uiteindelijk wel door ons eigen toedoen naar de ratsmodee zal gaan, maar het hoeft niet per se vandaag of overmorgen al te gebeuren. Die overtuiging had ik ook vóór die aanslagen al; op pad dus; verstand op nul, en vakantie vieren!

We hadden TV op de hotelkamer (al kon Wim ARD en ZDF niet ontvangen, en stonden die bij mij geprogrammeerd op nummers 15 en 17), en bleven dus op de hoogte van het wereldnieuws. Veel opzienbarends gebeurde er niet; Bush' oorlog was nog niet uitgebroken, en komt er misschien helemaal niet meer van.

Berlijn zelf - en je kunt je er met geen mogelijkheid aan onttrekken als je er bent, het idee dringt zich op iedere straathoek aan je op - zit nog volop in de nasleep van de vórige wereldoorlog. Duitsland en zijn hoofdstad werden in 1945 door de geallieerden in tweeën gespleten, en beide delen gingen hun eigen weg. De splijting werd in 1961 bekrachtigd door de Berlijnse muur, 150 kilometer beton, die de Oost-Berlijners moest vasthouden in de communistische heilstaat, waarin zij terecht waren gekomen doordat ze toevallig in een verkeerde wijk van de stad woonden.

In 1989 werd de muur geslecht; tegen alle verwachting in. Het communisme was een plotselinge dood gestorven; het kapitalisme had in elk opzicht de overwinning behaald op het wereldtoneel.

De stad Berlijn stond voor de opgave, beide helften weer aaneen te doen smelten. Twaalf jaar later moet je vaststellen, dat men daar nog nauwelijks in geslaagd is. Ook de macht van het kapitalisme kent grenzen. Ik zie het kapitalisme steeds meer als een "beste van alle werelden" in Leibnitziaanse zin; het is een regelrechte ramp, maar alle alternatieven hebben tot dusverre gefaald, en er is blijkbaar niets beters voorhanden. Zelfs voor het almachtige kapitalisme blijkt het een onmogelijke opgave, in 12 jaar goed te maken wat onder de rode vanen in 40 jaar tijd verziekt is.

Ook op wie niets zou weten van Berlijns voorgeschiedenis, moet de stad de indruk maken van een bouwput ter grootte van de provincie Utrecht. De muur mag verdwenen zijn; in virtuele zin is hij nog steeds aanwezig. Overal waar hij gestaan heeft, zie je nog kale vlakten niemandsland, met op sommige plekken de hijskranen die er iets van moeten zien te maken. Daar verrijzen kantoorgebouwen, nieuwe muren; van glas, steen en staal. De grauw-betonnen bunkers, waarin 10 miljoen Oost-Duitsers tegen wil en dank een woonplaats vonden, staan er nog overal, in het voormalige Oost-Berlijn, en worden blok voor blok met gemeentesubsidie opgekalefaterd tot een niveau dat ook de verwende mens in de kapitalistische samenleving zou kunnen behagen.

Ik heb tijdenlang niets gehad met Duitsland of Berlijn. Je kunt niet eens zeggen dat ik een rabiate Duitslandhater was, zoals in Nederland tot de bon ton behoort; dat land en die stad interesseerden me eenvoudigweg niet. Ik beschouwde de muur, als ik er al over nadacht, even ongenuanceerd als Chomksy, als iets wat de Duitsers aan zichzelf te wijten hadden. Onbewogen heb ik in 1989 de beelden gezien van de vreugde in Berlijn, toen de muur barsten begon te vertonen, en uiteindelijk verkruimelde. Geheel neutraal ging afgelopen maandag ik op pad naar Berlijn. Tijdens mijn verblijf is mijn gevoel voor deze stad en zijn inwoners echter drastisch veranderd. Berlijn is een levend oorlogsmonument, een monument van een oorlog die nog steeds niet voorbij is; dat is de indruk die je mee naar huis neemt.

Als toeristenoord beoordeeld, verliest de stad het op alle fronten van andere Europese hoofdsteden als Parijs, Rome, Londen en (vooruit) Amsterdam. Wie alleen is gekomen voor de highlights in zijn Lonely Planet, zal voornamelijk low-lights ontmoeten, en zich op de dag van terugkeer grotelijks belazerd voelen. De befaamde Ku-dam en Unter den Linden: rommelige, onoverzichtelijke straten vol autoblik; de Alexanderplatz een stenen verkeersput zonder kraak of smaak of smoel, met als enige opvallende gebouw de televisietoren, waarvan die grote bol immer is opgelost in de herfstmist; de Potsdamerplatz hoogstens iets wat in de verre toekomst nog wat zou kunnen worden, en waar de fotografen van ansichtkaarten altijd met de rug naar die immense zandvlakte gaan staan; de Reichstag, die alleen te bezichtigen is voor wie bereid is er drie uur voor in de rij te staan (en wat zie je dan nog??) en tenslotte de Branderburger Tor, waar de afgelopen 200 jaar vrijwel alle legers van Europa in triomf zijn onderdoorgetrokken (het Duitse leger niet al te vaak), en dat momenteel in de steigers staat. Voor die steigers hangt een groot doek, en op dat doek staat de Brandenburger Tor op ware grootte afgebeeld, zodat hij écht leek, toen we hem op 500 meter afstand vanuit een dubbeldeksbus zagen staan in de motregen en de mist. En de zeperd des te groter was, toen wij er vlak langsliepen.

Misschien komt het doordat we de eerste dagen vooral "de muur" gedaan hebben: Checkpoint Charley, station Friedrichstrasse, de Glienicker Brücke, the East side gallery, maar Berlijn kwam bij me over als een groteske stad, geteisterd door de geschiedenis van een eeuw, en daardoor voorgoed murw gebeukt. Ik had het denkbeeld dat de muur er nog steeds stond, en wel tussen mij en de stad; de bewoners waren niet veel meer dan wat schimmen op straat en in de U-Bahn.

Totdat zich een kentering voordeed. Wij liepen in de buurt van de Reichstag en verbaasden ons over de enorme politie- en legermacht die op de been was. Groene auto's met snerpende sirenes reden af en aan; overvalwagens stonden in rijen langs de stoepen; cordons van agenten en soldaten versperden de straten - zonder ons toeristen overigens iets in de weg te leggen; wij slalomden er gewoon tussendoor - en geen auto mocht het terrein op zonder dat de pasjes gevisiteerd waren. Wij vroegen ons af, of dit de normale veiligheidsmaatregelen waren, of dat er iets bijzonders gebeurd was (in het journaal zagen we die avond, dat Poetin en Moebarak op staatsbezoek waren geweest). Even vreesden wij een nieuwe wereldcrisis, maar daarvoor leken de soldaten te weinig op hun hoede; bijna verveeld.

Twee keer zagen wij hoe een fietser gedwongen werd tot afstappen, omdat hij daar van de soldaten niet fietsen mocht. De tweede fietser, een man van een jaar of zestig, met wapperende grijze haren, kneep in de remmen, keek de soldaten die hem de doortocht versperden aan, en riep luid: "Sprengstoff"! Er zaten explosieven onder zijn zadel, en hij wilde het parlement opblazen. Een poging, die nu helaas verijdeld was.

We stonden precies ter hoogte van het incident. Terwijl de man rechtsomkeert maakte, liet hij een luid geschater horen, en keek om, naar ons tweeën, of wij er ook wel om konden lachen. Dat konden we; het was als een bevrijding. De soldaten keken zuur, en waren overduidelijk not amused .

Deze man, die misschien nog gespeeld heeft op de Trümmer, de puinhopen na WO II, en die een halve eeuw geleefd heeft in een verdeelde en gespleten stad, en nu niet eens mocht fietsen waar hij wilde; deze man hoefden ze niets meer te vertellen.

De dag daarop maakten we opnieuw kennis met het bevrijdende nihilisme en cynisme van mensen die meer recht hebben dan indertijd president Kennedy om zich Berliner te noemen. We maakten een rondvaart met de "Wassertaxi", een door mijn Lonely Planet aanbevolen tochtje over de rivier de Spree. De boten van deze rederij waren afdankertjes uit Amsterdam, die zelfs nog de namen hadden behouden uit de tijd toen zij nog over de Amstel voeren: Prins Bernhard en Oranje Nassau. Ze staken wat zielig af tegen de brandnieuwe waterkastelen van de concurrentie. De boottocht voerde door voormalig Oost-Berlijns gebied.

De uitleg werd verzorgd door een ca. 20 jarige studente, een ware stand up comedian die een uur lang niets anders gedaan heeft dan haar vaderstad op een aardige manier af te kraken en belachelijk te maken.

Vooral de ingehouden bouwwoede van de Berlijners moest het ontgelden. Bij het passeren van de zoveelste bouwlokatie merkte zij op: "als je op het dak van dit gebouw iets wits ziet, en het beweegt, dan is het een meeuw; beweegt het niet, dan is het de helm van een bouwvakker". Even verderop stond op een kade een man met zo'n oranje hesje te schuilen voor de motregen. "Dit is nu een Berlijnse bouwvakker", luidde het commentaar. "Hij heeft een afwachtende houding aangenomen, en kijkt of er vandaag misschien nog werk langskomt". En bij alweer een gigantesk, in aanbouw zijnd, kantorencomplex: "Over 10 jaar is het misschien wel klaar, en heeft Berlijn er weer 25.000 Quadratmeter onverhuurbare kantoorruimte bij."

Ook de reeds bestaande bouwwerken konden haar niet bekoren. Bij het passeren van een "fraai" staaltje communistische woningbouw, een flatblok van vele hectometers lengte, wees zij erop, dat het middelste portiek twintig centimeter naar voren stak; wie durfde te beweren, dat communistische bouw fantasieloos was? In Schröders "wasmachine", de nieuwe ambtswoning die door vele Duitsers te groot en duur wordt gevonden, was vanaf het water een gezellig zitje zichtbaar. Dit ontlokte aan de rondleidster de Witz, dat de bondskanselier daar altijd even uitrustte, als hij onderweg was van zijn werkkamer naar het toilet.

Veel vertrouwen in de parlementarie democratie sprak ook niet uit de opmerking, dat de nieuwe koepel van het parlement rond was, opdat de parlementariërs zo nu en dan eens een ommezwaai zouden kunnen maken in hun denken, "hetgeen in de praktijk helaas nooit gebeurt".

Zo ging dat een uur door: sprankelend infotainment vol cynisme, vermoedelijk gebaseerd op vele grappen die onder de Berlijnse bevolking de ronde doen. Aan het eind van de rondvaart onderdrukte ik de neiging, een diepe buiging te maken voor deze gids. Ik meende de Berlijners ineens te begrijpen. Zwarte humor houdt ze op de been. Nergens geloven zij in. In Hitler geloofden zij al nauwelijks (hij was vooral een Zuid-Duits verschijnsel), het communisme vonden zij bespottelijk, maar ook in het kapitalisme en de parlementaire democratie, die de eindoverwinning behaald hebben, zien zij absoluut niets. Berlijners lijken de radeloze vrolijkheid te hebben van mensen die weten dat alles verloren is, en hen dus niets meer kan gebeuren.

Het laatste uur van ons verblijf in Berlijn brachten we door in KaDeWe, het grootste warenhuis van het zonnestelsel, zeven hoog, en met een grondvlak van pakweg een hectare. Het is een tempel van luxe en consumentisme, en ook precies zo bedoeld. Onwillekeurig heb ik me deze week een paar keer afgevraagd, wat terroristen als doelwit zouden uitkiezen bij een aanslag op Berlijn, maar ik denk, dat KaDeWe hoge ogen gooit.

Wim stond een foto te maken in deze immense koopkathedraal, toen hij werd aangesproken door een Berlijner. "De afdeling bedden, daar, is ook wel een foto waard", zei deze. "Nergens in Duitsland koop je zulke bedden. Althans: niet voor die prijs. Ze zijn hier twee keer zo duur als waar dan ook".

Met dit bon mot in onze oren verlieten we Berlijn. Een mooie en gezellige stad vind ik het nog steeds niet, maar de Berlijners kunnen bij mij echt niet meer kapot.

28 september 2001, tussen Berlin Zoo en Hengelo


alle columns, van 1998 tot heden, in het column-archief




De digitale reiziger

Geen rechtercolumn

In verband met vakantiedrukte op de burelen van De digitale reiziger is er deze week geen rechtercolumn. In drie achtereenvolgende afleveringen van De digitale reiziger, te beginnen op 7 oktober 2001, kun je een uitgebreid verslag lezen van onze reis naar Berlijn.