COLUMNS WEEK 47 *** 15 NOVEMBER 1998
Frans Mensonides

Ich liebe Moffrika

Met haat is het ongeveer net zo gesteld als met liefde. Haat vereist geen reden of bewijs; het is er gewoon, of het is er niet.

De instinctieve afkeer die elke rechtgeaarde Nederlander voelt jegens zijn oosterburen heeft weinig meer te maken met de Tweede Wereldoorlog. Het scheldwoord "mof" dateert, als ik me niet heel sterk vergis, al uit de vorige eeuw. Het lijkt wel of we de Tweede Wereldoorlog alleen maar gebruiken als goede reden om nog zo'n honderd jaar een gezonde pesthekel te kunnen houden aan die rotmoffen.

De Nederlandse ambassadeur in Duitsland verkondigde de afgelopen woensdag in mijn ochtendblad dat Nederland nu maar eens moest ophouden met uitingen van haat tegen al wat Germaans, Pruisisch en Teutoons is. Prominente Nederlanders, te beginnen met Wim Kok, zouden in het openbaar blijk moeten geven van hun liefde voor Duitsland (Hoe, dat vertelt het verhaal niet. Misschien moet Kok Schröder in het openbaar een symbolisch kusje op de wang geven, maar beide heren zie ik niet in staat tot een dergelijke frivoliteit).

Smerige landverraaier!, dacht ik, toen ik had kennisgenomen van des ambassadeurs mening. Maar later, nadat ik enigszins gekalmeerd was, kwam de gedachte bij me op dat de man misschien toch ergens in zekere zin welbeschouwd wel een beetje gelijk had. Moffen blijven natuurlijk moffen, daar valt weinig aan te verhelpen. Maar hoe goed zijn wij Nederlanders dan wel? Uit dezelfde ochtendkrant bleven me drie berichten bij. Gristenpolitici willen Bosnische asielzoekers terugsturen naar het hellegat waaruit zij afkomstig zijn; Antilliaanse rijksgenoten die illusies koesteren op een deel van onze vette pot vol guldens, worden meteen bij Schiphol al tegengehouden; leraren van middelbare scholen moeten tegenwoordig eerst hun leerlingen fouilleren op wapens, alvorens zij de hypotenusa, het oorzakelijk voorwerp of Mit-nach-nebst-bei-seit-von aan de orde mogen stellen. Allemaal in ons "gidsland", waar we zo graag uitmaken hoe de rest van de wereld twee en twee bij elkaar moet optellen.

Dat alles had eens in Duitsland moeten gebeuren! "Ausländer raus!" had de doorsnee-Nederlander geroepen, als de Duitsers even kraphartige gevoelens zouden koesteren tegen vluchtelingen als onze gristelijke landgenoten. Dat geval met die Antillianen: "Ausweise!". Elke Nederlander kent wel tien woorden Duits. Ongezellige woorden, altijd uitgesproken met overdreven gesnauw en gespuug, alsof onze eigen taal zo welluidend is. AUFMACHEN, AUSWEISE, JAWOHL MEIN FÜHRER, SIEG HEIL, BEFEHL IST BEFEHL, BLUT UND BODEN, NACHT UND NEBEL. Verder brengen wij het niet. En intussen zijn we apentrots op onze eigen taaltje, dat niet veel meer is dan een tot de draad afgesleten, plat Nederduits koeterwaals, waarvan iedere Duitser spontaan de griezels over de rug krijgt. Want dat was ik nog vergeten te vermelden: op hun beurt haten zij ons ook, ook al lezen ze tegenwoordig onze schrijvers (wel vertaald in Hochdeutsch, natuurlijk) en kakelen ze nu al als een kip zonder kop over Das Niederländische Poldermodel.

Nee, misschien wordt het inderdaad tijd dat we onze haat tegen Duitsland langzamerhand gaan afleren. Die fiets van mijn overgrootvader is nu wel eens gewroken. Ik neem van harte deel aan de binnenkort te verwachten actie "Doe eens tof tegen een Mof", zoals ik gedurende de hele koude oorlog ook voorstander geweest ben van "kus eens een Rus". Ik ben klaar voor de grote Wende in de Nederlands- Duitse betrekkingen (hé, ik kende zowaar nog een elfde woord Duits). Eén ding kan ik echter niet garanderen: dat ik er binnen tien jaar in slaag, die Duitsers ook echt aardig te gaan vinden.



De digitale reiziger

Lovers' klucht

We hadden al een tijdje niets meer gehoord van de nieuwe minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Netelenbos. Verwonderlijk was dat niet. Het goede mens was tijdens de eerste maanden van haar ministerschap met niet veel anders bezig dan zich in te lezen in de blunders die haar voorgangster allemaal gemaakt had.

Vorige week liet Netelenbos dan toch eindelijk iets van zich horen. Dat "iets" ging over Lovers Rail. Netelenbosch lijkt van plan te zijn, een eind te maken aan de tragikomedie, die de Amsterdamse bootjesbaas sedert 1997 opvoert op het Nederlandse spoorwegnet.

Lovers Rail bezit sinds dat jaar vergunningen om treinen te laten rijden op enkele lucratieve forensentrajecten: Amsterdam - Haarlem, Utrecht - Hilversum en Leiden - Den Haag. Op het eerste traject slaagt Lovers er ternauwernood in, de twee stokoude treinen die zij in bezit hebben, rijvaardig te krijgen. Niet zelden is één van de twee niet beschikbaar, zodat de reiziger een half uur moet wachten op het andere Lovers-pieremachochel. Dat moest NS eens flikken; woedende reizigers zouden het halve station kort en klein slaan.

Het product dat Lovers neerzet met die anderhalve trein is op zich niet verschrikkelijk slecht; gezegd moet worden dat in de Optio-treinen, als ze dan toevallig een keertje rijden, een sfeer van klantgerichtheid en dienstverlening heerst, waar de NS een met de dag groter wordend puntje aan kan zuigen. Als we dit gezegd hebben, mag evenmin ontkend worden, dat de belangstelling voor deze extra service uitermate gering is bij het reizigerspubliek. "LOVERS: Leeg Openbaar Vervoer, Enige Reiziger Sul" luidt de laatste grap, ongetwijfeld uitgevonden door de afdeling Marketing van NS, maar daarom niet minder treffend.

Sul, niet op zijn achterhoofd gevallen, stelt de opening van Utrecht - Hilversum en Leiden - Den Haag nog maar even uit. Hij heeft weinig behoefte aan drie zeperds, in plaats van één. Vooral die lijn Leiden - Den Haag: ik beschik over een redelijke hoeveelheid fantasie, maar het wil er bij mij niet in hoe je een succes kunt maken van een uurdienst op een traject waar een ritje 10 minuten duurt en waar al eens in de vijf minuten een NS-trein rijdt.

De smoesjes van Sul zijn niet van de lucht: hij heeft treinen gekocht, de treinen komen eraan, de treinen worden verbouwd, er was iets aan de hand met de treinen maar ze zijn nu toch echt onderweg, etc.

Netelenbosch vindt dat het nu maar eens afgelopen moet zijn. Rijden met die treinen!, anders wordt de vergunning ingetrokken en mag NS het voor Lovers gereserveerde pad in de dienstregeling weer gaan vullen. Ferme taal, waarvan ze in Amsterdam aan de IJoever even flink zijn geschrokken. Maar daarna hoorden wij niets meer van Netelenbos. Want ambtenaren hadden haar ingefluisterd dat Lovers, door een foutje van Jorritsma, een onbeperkte vergunning had gekregen die geldig was tot diep in de 21 eeuw, en - zo voegden zij er aan toe - Jorritsma vergeten was, te formuleren welke omstandigheden zouden kunnen leiden tot intrekken van die vergunning.

Met andere woorden: de echte Sul in deze klucht-op-rails zit nu op het ministerie van Economische zaken; het is niemand minder dan Annemarie Jorritsma.