COLUMNS WEEK 5 / 31 JANUARI 1999
Frans Mensonides

Naarden-Vesting

-- deze column wordt mede mogelijk gemaakt door Cote d’or --

Een zestal jeugdige boeven beraamt een inbraak in een winkel. Drie blank, drie zwart, zodat geen enkel volksdeel zich tekortgedaan hoeft te voelen. “Leid jij hem af, dan jat ik het pand leeg”, zegt de bendeleider op vlakke toon, alsof hij zijn moeder om een extra Mariakaakje bij de thee verzoekt. Het accent van de jeugdige crimineel doet erg Goois aan; de acteurs zijn, zo te horen, geronseld uit 5 Gymnasium Alpha van het Comeniuscollege in Bussum. We kijken naar de TROS.

Ook de overige spelers in deze Nederlandse politieserie praten lichtelijk bescheten. Zoals de twee vrouwelijke rechercheurs het woord “verdomme” uitspreken: een keurige rollende Randstad-carrière-R. Het enige volkstype dat in de uitzending te zien is, een plat Rotterdams pratende kroegbaas, wordt al na tien minuten levenloos aangetroffen in een plas bloed. Vanaf dat moment hoor je alleen nog keurige articulatie. Het is duidelijk: de kroegbaas was een vreemde in Jeruzalem; deze serie speelt in het criminele milieu van Naarden-Vesting.

Toch luidt de titel van het programma: “Spangen”. Dat ligt in Rotterdam-West. Spangen was een nette, knappe arbeiderswijk toen mijn moeder er zeventig jaar geleden ter wereld kwam, maar is in de loop van de geschiedenis verloederd tot één van de oorden waarvoor minister-zonder- portefeuille Van Boxtel zo verschrikkelijk veel geld beweert nodig te hebben. Problemen bij de vleet: drugs, prostitutie, armoede. Een geluk bij een ongeluk: inbraken in juwelierszaken zullen er in de praktijk zelden voorkomen, om de simpele reden dat er op Spangen alleen Sjowarmatenten, koffieshops en louche sportscholen gevestigd zijn.

Terug naar Naarden. Een rijke, Gooise juwelier wordt afgeperst door een groepje ook weer van die deftig pratende kinderen, die veel te laat op straat zijn voor hun leeftijd. Er was zeker niets op de TV, die avond. Die juwelier is zelf ook zo’n mooie meneer niet. Dat kun je zien , al voordat het je gezegd is, want het gezicht van de man wordt steeds zo ongunstig belicht, dat geringe kloofjes en rimpeltjes in zijn huid uitgroeien tot monsterlijk grote horsten en slenken. De juwelenhandelaar lijkt precies op graaf Dracula in een vierderangs horror-film. Er is niets tegen op visueel effectbejag (van de tekst moet deze detective story het toch al niet hebben), maar dit ligt er allemaal wel erg dik bovenop.

Natuurlijk mag in een goede politieserie de filosofische kijk op het boevenwezen niet ontbreken. “Als je ze als tuig behandelt, dan gedragen zij zich als tuig”, weet een van de vrouwelijke rechercheurs zich nog te herinneren van Sociale Vorming op de Politieacademie. Ze doet vaag denken aan Monique v.d. Ven, maar die zal het wel niet zijn. Die speelde vroeger toch altijd in kwaliteitsfilms?

De actie in de serie wordt afgewisseld met stadsgezichten, die overduidelijk opgenomen zijn in Rotterdam. Je ziet de Spido-boot op de Maas; De Erasmusbrug, uitgestrekte containeroverslagplaatsen en RET-tram 6 naar ... inderdaad. “Spangen” speelt blijkbaar toch in de Maasstad, al komt er geen Rotterdammer aan te pas. Die shotjes vormen het enige Rotterdamse element in de serie. Voor TROS heb ik een gouden tip uit het criminele milieu: beperk “Spangen” voortaan tot een paar korte stadsgezichten, en koop detective-series als vanouds aan in het buitenland.


column-archief

De digitale reiziger

Parkeren op zaterdag

Het “stadten” in Nederland is sterk aan tradities gebonden. De Hollander hecht aan zijn zaterdagse gang naar de stad; alle zondagsopenstellingen zullen daar geen verandering in brengen.

Niet minder traditioneel is de parkeerchaos die er op zaterdagen heerst in de binnensteden. Neem Leiden. De parkeergarages zijn niet erg populair, omdat het stallen van de wagen daar nogal prijzig is. Hetzelfde geldt voor de betaalde parkeerplekken bij de meters. Het is veel gemakkelijker, de tuut-tuut neer te smijten in de wijken rond het centrum. Daarna een kwartier lopen naar het winkelhart; je moet er iéts voor over hebben om niet met het OV te hoeven reizen.

Waarom is het OV zo impopulair voor de zaterdagse boodschappen? Stadten doe je het liefst met het hele gezin. Bijvoorbeeld: de familie Janssen uit Noordwijk aan Zee; een standaardgezin zonder echtbreuken: vader, moeder, jongetje en meisje. In Noordwijkse winkels is niet veel meer te krijgen dan de Bildzeitung; voor een fatsoenlijk winkelaanbod ben je aangewezen op Leiden. Het is mogelijk per bus rechtstreeks te reizen naar het centrum van Leiden, al is het meenemen van een lunchtrommel dan wel aan te bevelen: 40 minuten voor een ritje van ruim 10 kilometer is niet echt snel. De busrit kost 5 strippen per persoon. Voor de familie Janssen komt dit in totaal neer op 40 strippen (heen- plus terugweg); bijna een volledige grote strippenkaart van f 34,25. Vergelijk dat eens met de kosten van twee liter benzine. Alleen: je kunt je auto nergens kwijt.

Het particuliere initiatief heeft iets proberen te doen aan de parkeerdruk. Een winkeliersvereniging heeft aan de rand van de binnenstad een braakliggend terrein getransformeerd tot parkeergelegenheid. Vanaf dit terrein rijden bestelbusjes naar de belangrijkste winkelbestemmingen. Voor een habbekrats kun je je auto parkeren; de busrit is incluis. Dit stimuleert het bezoek aan de binnenstad geweldig; het aantal auto’s in en om het Leidse centrum is er dan ook flink door gestegen. Daar bovenop komen dus ook nog de hoogfrequente bestelbusjes van de parkeerservice. Dit alles in een stadscentrum, waar “autoarm” beleid heerst.

Leiden behoort tot de steden die een goedkoop busretourtje hebben geïntroduceerd voor de zaterdag. De Noordwijkse familie Janssen heeft daar niets aan, want het geldt alleen in Leiden en de randgemeenten, en daar valt Noordwijk niet onder. Het retourtje, dat 2 gulden kost, is niet echt een denderend succes. Er worden er 1200 per week verkocht, waarvan 300 door autobezitters; een druppel op een gloeiende plaat.

In Tilburg is enkele jaren geleden het “piekkaartje” ingevoerd, waarmee op zaterdag en op koopavonden en -zondagen heen en weer gereisd kan worden naar het centrum. Dit kaartje gold aanvankelijk alleen in december, maar is sedert 1 januari 1998 het hele jaar dóór verkrijgbaar. Het Piekkaartje is een groot succes: per week worden er maar liefst 10.000 aan de man gebracht. De meerderheid van de kopers heeft een auto tot zijn beschikking. Het piekkaartje zorgt elke zaterdag voor een vermindering van de parkeerdruk met enkele duizenden auto’s.

Dat is de keuze waarvoor de gemeenten staan. OF: zoals Tilburg het aanpakt: de auto ontmoedigen door het OV te stimuleren OF: De methode Leiden: pappen en nathouden, met gratis busvervoer als beloning voor mensen die met de auto naar de binnenstad komen.

-- wordt vervolgd --

De digitale reiziger bezocht Tilburg in december 1997.