COLUMNS WEEK 6 / 7 FEBRUARI 1999
Frans Mensonides

Harde maatregelen, ferme taal

Inderdaad, wat u zegt: afschuwelijke beelden. Ik was diep geschokt. Diep geschokt, toen ik die beelden zag. Eigenlijk kan ik er nog steeds niet naar kijken zonder diep geschokt te zijn. Dat was wel de reactie van het hele bestuur op maandagmorgen. Iedereen die binnen kwam: diep geschokt. Het was de mensen aan te zien. Sommige gaven hun tranen de vrije loop. Ik kan u wel zeggen: ik geld in het wereldje als een harde, een keiharde jongen. Je hebt zo het nodige meegemaakt, de afgelopen 27 jaar. Soms denk ik wel eens: ik moet oppassen om niet af te stompen, maar dat betekent nog niet dat je niet diep geschokt bent als je zulke beelden ziet.

Je eerste impuls is dan dat je zegt: hoe kunnen wij zo nog verder? Hoe kunnen we nog verder leven met deze beelden op ons netvlies. En ik heb maandagmorgen medebestuursleden gesproken, eigenlijk zondagavond al, want de telefoon stond de hele avond roodgloeiend, die zeiden: “Ik weet het nu niet meer. Ik weet het nu echt niet meer. Ik gooi het bijltje erbij neer.”

Maar ja, dat is een eerste impuls. Als je nadenkt, als je eerste diep geschokt-zijn over is, dan komt het nuchtere verstand terug, en dan denk je: het kan natuurlijk zo niet zijn. Het kan natuurlijk niet zo zijn, dat een klein groepje raddraaiers het vergalt voor die honderdduizenden mensen die ieder weekend plezier beleven dank zij onze branche. Ik vraag me af, of de onverlaten, die we daarnet aan het werk gezien hebben - ik kan er bijna niet naar kijken zonder opnieuw diep geschokt te raken - wel weten, waar ze helemaal mee bezig zijn. Daar hebben we, als bedrijfstak, een goede naam opgebouwd, de laatste maanden. Al zes weken geen incident meer. En nu dit. Dat zijn momenten dat je zegt: hier zijn harde, keiharde maatregelen nodig. Dit is een klap in het gezicht van onze klanten die ons door al die moeilijke jaren heen trouw zijn gebleven. Die gewoon voor hun recreatie naar ons toekomen en voor wie het plezier nu vergald wordt door zo’n horde - het spijt me dat ik het zeggen moet - nietsontziende criminelen.

Nee, ik denk niet dat het terecht is om de hele branche de zwarte Piet voor te houden. Ja ik weet het, die geluiden hoor je nu overal in de publieke wandelgangen. En ik kan me dat heel goed voorstellen. Maar ik zie het meer als teken van de algehele verruwing in de maatschappij. Niet alleen in onze branche. Maar als algemeen maatschappelijk verschijnsel. We hebben de jaren vijftig gehad, en de jaren zestig er nog bovenop: de ontkerkelijking, de ontzuiling, het gezag van de politieagent in de straat en van de onderwijzer voor de klas was massaal tanende, en het verschil tussen, ja je zou het “het mijn en het dijn” kunnen noemen, het klinkt misschien wat ouderwets - is steeds meer gaan vervagen. En reken de massale vereenzaming in de grote steden. Ik vraag me vaak af: wat voor wereld leven wij eigenlijk in, dat steeds minder mensen rekening houden met een ander, en het geweld botweg in eigen hand nemen. Daar zijn nu echt keiharde maatregelen voor nodig. Want een zich beschaafd noemende samenleving kan, en mag, en moet dit niet tolereren.

U zegt? Aan welke maatregelen denk ik dan? Wel. Wij zullen natuurlijk, onmiddellijk, ik herhaal onmiddellijk, de pasjes intrekken, du moment dat duidelijk wordt, wie er precies betrokken zijn geweest bij het eh, incident. Dat zien wij als een signaal naar de samenleving: deze branche, die durft dus haar verantwoordelijkheden te nemen.

Verder is het natuurlijk niet aan ons, als bedrijfstak, om uit te maken hoe het verder moet. Daarvoor hebben we in dit land een justitieel apparaat, een politie, een ministerie. Vanzelfsprekend zullen wij zo snel mogelijk met alle betrokkenen om de tafel gaan zitten om ons te beraden op maatregelen om deze uitbarsting van escalatie in het vervolg te voorkomen. Want ik herhaal, en ik blijf herhalen, zodat de positie van onze bedrijfstak in dezen duidelijk wordt: deze uitwassen kunnen, en mogen, en zullen in een beschaafde samenleving niet getolereerd worden!!!


column-archief

De digitale reiziger

Parkeren op zaterdag (2)

<----- Deel 1

Jaloezie is geen mooie, maar wel een diep-menselijke karaktereigenschap. Onder Groningse openbaar vervoergebruikers is ernstige afgunst uitgebroken over het feit dat automobilisten zich gratis mogen laten vervoeren van transferium-annex-sporthal-cum-ijsbaan Kardinge naar de binnenstad. En dat terwijl mensen, die per stads- of streekbus gaan statten (met dank aan een Gronings taalkundige die mij wees op de enig juiste spelling van dit werkwoord) nog steeds hun strippenkaart in de aanslag moeten houden.

Er zit een absurd soort logica in het beleid van Groningen en andere steden die ijveren voor een autoluw centrum. Men lokt automobilisten massaal naar de rand van de stad. Om te voorkomen dat zij de binnenstad onveilig maken, krijgen zij gratis busvervoer aangeboden. Met de reguliere busdienst reizen zij niet, omdat dit (zie ook het voorbeeld in de column van vorige week) veel te duur uitpakt.

Waarom komt nou niemand op het idee, om de tarieven van het normale busvervoer in het weekend drastisch te verlagen? Dan wordt beter gebruik gemaakt van de capaciteit van het OV-systeem (dat nu in het weekend grotendeels in de garage staat), hoeven er geen aparte bussen voor automobilisten ingezet te worden en kunnen we afgunst bij de busreiziger voorkomen.

In Nederland kun je met een lantaarntje zoeken naar voorbeelden van goed verkeersbeleid; in ons omringende landen valt echter een hoop te leren. De Deutsche Bahn AG, zeg maar de NS van onze oosterburen, voerde enkele jaar geleden het SWT in, het Schones Wochenende Ticket. Groepen van maximaal vijf personen mogen voor DM 35,00 een heel weekend onbeperkt op het railnet van Duitsland reizen, op voorwaarde dat zijn alleen gebruik maken van stoptreinen.

In Duitsland kun je ook met stoptreinen een heel eind komen. Hordes treinfanaten, doorgaans op goedkoopte beluste Nederlanders, doorkruisen de ganse bondsrepubliek, van Weener naar München en van Aachen naar Berlijn-Ost en weer terug. Dat wordt door de conducteurs glimlachend aangezien, maar eigenlijk is het SWT daarvoor niet bedoeld. Het gaat er natuurlijk om, dat autobezitters ertoe verleid worden, in het weekend hun wagen te laten staan. Niet tot jalousie van de openbaar vervoergebruikers, zoals in ons land. Integendeel: ook zij profiteren van het goedkopere tarief. Bovendien zijn veel in het weekend noodlijdende stoptreinverbindingen van de ondergang gered door de enorme toeloop van reizigers.

Veel plaatselijke en regionale vervoersbedrijven in Duitsland hebben het SWT erkend op hun tram- en busnet. Zo is statten met het OV in Duitsland een betaalbare aangelegenheid geworden, voor iedereen.

Wat Groningen, en wat andere winkelsteden te doen staat is duidelijk: invoering van een regionaal weekendkaartje, waarmee door groepen van vijf personen onbeperkt gereisd mag worden op het stads- streek- en spoorwegnet (Een landelijk kaartje zou natuurlijk nog mooier zijn, maar dan moet je het ministerie van Waterstaat meekrijgen, en die weten meestal toch niets beters te verzinnen dan een regionale proef op beperkte schaal).

Dan stijgen we eindelijk uit boven het zo typisch Hollandse zwabberbeleid van met de ene hand geven en met de andere nemen. Zo van: “kom asjeblief niet met de auto naar de stad, maar als je het toch doet, maak dan gebruik van de gratis bus. En probeer je route naar Kardinge zo te plannen, dat je minstens vier keer de betaalpoortjes van het rekeningrijden passeert”.

Lost een Hollandse SWT alles op? Jalousie blijft een menselijke eigenschap. Alleengaanden zullen zich in Duitsland wel in de zak gescheten voelen, omdat zij evenveel betalen voor hun SWT als een gezin van vijf personen. Om dat te voorkomen, moet Nederland deze fout nu eens niet maken. Ik pleit daarom voor invoering van de Lone Ranger, waarmee alleengaanden de gehele zaterdag onbeperkt mogen reizen in heel Nederland, voor de prijs van slechts 10 Euro.