COLUMNS WEEK 8 / 21 FEBRUARI 1999
Frans Mensonides
Reprise Ik heb een aantal bezwaren tegen reïncarnatie. In de eerste plaats gelóóf ik er gewoon niet in, netzomin als ik geloof in God, in genezende armbanden, dat je een halfleeg glas halfvol moet noemen, dat de gemeente Ter Aar nog te redden is, dat buitenaardse wezens het complete universum doorkruisen louter en alleen om bij Kloetinge hun naam in de korenvelden te graveren, dat mijn persoonlijkheid - en dus uiteindelijk ook dit stukje - geheel bepaald wordt door het feit dat ik geboren ben als schorpioen met steenbok als ascendant. In de tweede plaats vind ik dat er voor alles een tijd van komen is, en voor iedereen een tijd van gaan. In de derde plaats kost het me moeite om iets aantrekkelijks te ontdekken in het idee, dat mijn leven weer helemaal opnieuw zal beginnen. Opnieuw geboren worden, taal verwerven (de volgende keer misschien Chinees, zodat ik dit stukje niet eens meer kan lezen), opnieuw die ellende met school, opnieuw puberen, opnieuw een standpunt bepalen over reïncarnatie, opnieuw doodgaan. Je kunt mij houden voor een onverbeterlijke pessimist, maar ik vind het leven soms een wat schamele tragikomedie, die bij mij geen onweerstaanbaar verlangen wekt naar een reprise. Ten vierde zie er absoluut geen heil in om me intensief te verdiepen in eventuele vorige levens. Alsof ik in mijn huidige leven al niet genoeg sores aan m'n kop heb. Ten vijfde kan ik me feestelijk ergeren aan het sausje van schuld en boete, waarmee degenen die in reïncarnatie geloven, hun credo overgieten. Alle narigheid die me in dit leven overkomt, zou de straf zijn voor wat ik gedurende een vorig verblijf in dit tranendal heb misdreven. Daar kan ik me niets meer van herinneren, dus het is bijzonder moeilijk om er iets van te leren. Mag ik gestraft worden voor daden waarvan ik me niet meer bewust ben? Het moeten wel zeer wrede mensen zijn, die een dergelijke doctrine aanhangen. In de zesde plaats kijk ik niet bepaald uit naar een volgend verblijf op aarde, waarin ik op mijn beurt alle stommiteiten die ik in dít leven heb uitgehaald, opnieuw op mijn bordje geschoven zal krijgen. Ook nu weer zonder te weten waaraan ik het heb te wijten. Ik concludeer: (want het leven is veel te kort om lang bij dit soort nonsens te blijven stilstaan): Als reïncarnatie bestond, dan zou het afgeschaft moeten worden. column-archief |
De digitale reiziger
Pulmot Nederland is de natie met het grootste aantal musea per hectare. Elk zichzelf respecterend dorp in dit land bezit wel een streekmuseumpje of oudheidskamer. De conservator is meestal een geestverwant van Malle Pietje. Hij maalt niet om een evenwichtig opgebouwde collectie en een educatief verantwoorde expositie, maar koopt eenvoudig alles waar hij de hand op kan leggen. Ook accepteert hij elk voorwerp dat hem wordt aangeboden uit de nalatenschap van opoe Janssen. In zo'n museum staat de boel kris-kras door elkaar. De obligate vitrine met mammoet-tanden, stenen vuistbijlen en aardewerk pijpjes bevindt zich naast de collectie werktuigen voor de zelfkazende boer; de verzameling bonkaarten uit WO II wordt geflankeerd door een rek met roestige dorsvlegels. "Heeft u nog oude spullen, stúúr ze ons" heb ik ooit in zo'n museum vermeld zien staan op een bordje. Daaronder stond: "Wij kópen ook oude spullen!" Aan zulke musea kan ik nooit weerstand bieden. Voor een gering bedrag (meestal een rijksdaalder, te voldoen aan een hoogbejaarde vrijwilliger) mag je urenlang ronddwalen door het rariteitenkabinet. Overdreven veel uitleg is er nooit bij. De fantasie van de bezoeker wordt niet afgeleid door hinderlijk relevante informatie. Je kunt je in zo'n museum makkelijk verbeelden, dat vroeger alles beter was dan nu. Afgelopen woensdagmiddag bracht ik een bezoek aan het Historisch museum van Ter Aar. Niet zozeer voor de dorsvlegels, als wel voor de tentoonstelling over busmaatschappij Maarsse en Kroon. Dit bedrijf heeft gedurende tientallen jaren het OV in het Groene hart verzorgd, alvorens op te gaan in Centraal Nederland, NZH en uiteindelijk in Midnet. Ook die tentoonstelling is opgebouwd volgens het Malle Pietje-principe. Veel spullen en weinig lijn. Het meeste is geschonken door gepensioneerde buschauffeurs: oude stempels en kniptangen; oorkonden voor 25 jaar trouwe dienst, en langwerpige houten kaartjeshouders met alle soorten vervoersbewijzen, in prijs variërend van 15 cent tot f 1,45. Voor het laatste bedrag kon je waarschijnlijk wel een hele dag onbeperkt bussen op het complete net van M&K. Uit een dienstregelingboekje van 1936 blijkt, dat in dat jaar alle dorpen rond Ter Aar nog rechtstreeks bereikbaar waren met een lijndienst. Sedert de uitvinding van de Lijntaxi is dat een illusie. Zelfs te Pulmot halteerde eens per twee uur een bus. Pulmot heb ik op moderne topografische kaarten niet meer kunnen terugvinden; misschien is het dorp(???) ergens tussen toen en nu weggezonken in het veen. Veel dingen zijn niet noemenswaardig veranderd in 65 jaar. Indertijd reisde je in een uur tijd van Nieuwveen naar Amsterdam. Anno 1999 moet je precies dezelfde tijd uittrekken voor dit ritje. De motivatie van het personeel zal in de loop der jaren wat afgenomen zijn. Een tegenwoordige chauffeur zou beslist niet warmlopen voor een diploma "voor trouwe dienst", maar in die dagen was men nog trots op zijn baan in het openbaar vervoer. Dat blijkt duidelijk uit de busfoto's, waarvan er tientallen aan de wanden hangen. In onze ogen waren die bussen niet meer dan hondenhokken op wielen, maar de chauffeurs die voor hun voertuig vereeuwigd staan, kijken zo trots als een pauw. Laten we het verleden niet idealiseren. Eén legende over de voorlopers van Maarsse en Kroon blijft de ronde doen in de polders. In de jaren twintig reden twee concurrerende maatschappijen vanuit het veengebied naar Leiden. De grootste klandizie was te verwachten op vrijdagmorgen, wanneer alle boeren op weg gingen naar de veemarkt op het Leidse Schuttersveld. De bussen van beide maatschappijen raceten dan om het hardst langs de polderwegen om als eerste in het volgende dorp aan te komen, waar de boeren met goedgevulde portemonnees bij de haltepaal stonden. Bij alle ellende die het busvervoer tegenwoordig teistert: deze vorm van ontaarde concurrentie kennen we gelukkig niet meer. Het museum van Ter Aar ligt tegenover het busstation en is geopend op woensdag, zaterdag en zondag van 14.00 - 16.00 uur. De tentoonstelling over Maarsse en Kroon is nog tot Pasen 1999 te zien. |