COLUMNS WEEK 11 / 14 MAART 1999
Frans Mensonides

Zo'n gangetje

“Ik vind het leven soms een wat schamele tragikomedie”, schreef ik veertien dagen geleden in mijn column. Hier sprak - en spreekt nog steeds - een pessimist. Betekent dit nu automatisch, dat ik me ongelukkig voel? Het ligt anders. Ik zou me doodongelukkig voelen als ik optimist was. Dan zou ik illusies koesteren die - in deze schamele tragikomedie - alleen maar zouden leiden tot ontgoochelingen. Daar wordt een mens echt ongelukkig van.

Uit de vorige alinea blijkt wel, dat geluk een hoogst ingewikkelde zaak is. Nu is er geen verschijnsel zo gecompliceerd in deze wereld, of er is wel een wetenschapper te vinden die er zijn tanden in wil zetten. Ook geluk is dikwijls onderwerp van sociologische studies. Helaas zijn die studies meer van beschrijvende dan verklarende aard; anders zouden we er met zijn allen misschien een stuk gelukkiger door worden.

Onlangs heeft de Amerikaanse socioloog Robert Inglehart een vergelijkend warenonderzoek voltooid naar de geluksbeleving in zestig landen, verspreid over de gehele aardbol. Dit onderzoek leverde nogal wat verrassingen op. Venezolanen zijn de allergelukkigste mensen op aarde. De Nederlandse geluksprofessor Veenhoven verklaarde dit feit in het Algemeen Dagblad van 8 maart 1999, door te wijzen op het zorgeloze Latijn-Amerikaanse karakter van de Venezolaan. Ik weet niet wat hij daar precies onder verstaat, maar blijkbaar zijn Costa Ricanen, Argentijnen en Guatemalteken - toch ook Latijns-Amerikanen - wat zwaarder op de hand.

Wij Nederlanders behoren tot de top-vijf van gelukkige volkeren (vandaar al die wachtlijsten bij de psychiater, dacht ik cynisch). Waar slechts 5% van onze landgenoten echt doodongelukkig is, gaf 40% aan, zeer gelukkig te zijn, en 55% tamelijk gelukkig. Met geld heeft dat niets te maken, weet Veenhoven; dat speelt slechts een ondergeschikte rol. Duitsers zijn even rijk als wij, maar veel minder happy. Onze oosterburen hangen qua geluksscore ergens onderaan de middenmoot, ver beneden verschillende door armoede en epidemieën geteisterde politiestaten. Het kopiëren van het poldermodel heeft geen barst geholpen.

Ook Belgen zijn ruim twee keer zo ongelukkig als wij, zo bleek uit een ander onderzoek waarover ik laatst ergens iets heb gelezen. De onderzoeker weet dat aan de politieke crises in België, maar dat vind ik nonsens. Ons eigen paarse kabinet staat al wekenlang op knappen, en ik heb nog geen berichten gelezen over stijgende zelfmoordpercentages en apotheken die een ernstig tekort hebben aan anti-depressiva. Ik geloof juist, dat een mens opkikkert van een beetje politieke reuring.

Hoe komt het, dat de resultaten van het geluksonderzoek zo vaak in tegenspraak zijn met wat je zou verwachten? Ik heb twee verklaringen.

In de eerste plaats is het natuurlijk wel een beetje raar, aan een wildvreemde vragen: “bent u nu eigenlijk wel gelukkig?” Dat zou je eens op het postkantoor moeten doen, aan alle wachtenden in de rij. “Bemoei je met je eigen zaken, slijmerd”, is vermoedelijk nog één van de meest zinvolle antwoorden die je krijgt.

In de tweede plaats heeft Inglehart een belangrijke categorie vergeten, nl. ‘zo’n gangetje’. (Als in: - “Hoe gaat het met jou, tegenwoordig?” -”Mwah, wat zal ik er van zeggen? Kan vriezen, kan dooien. Zo’n gangetje.)” Uit mijn eigen onderzoekingen blijkt, dat 91,5% van de mensen matig gehumd is, een categorie die bij Inglehart ontbrak. Dat ligt ook voor de hand: wie himmelhoch jauchzend is, zal dat in dit hellegat niet lang blijven (de volgende week gebeurt er meestal al weer iets naars), en wie Zum Tode bedroefd is, zal toch verder moeten; het enige alternatief is geen alternatief. Nee, een geluksonderzoek zonder ‘zo’n gangetje’ kan natuurlijk geen zinvolle resultaten opleveren.


column-archief

De digitale reiziger

Persoonsgebonden subsidie

Openbaar vervoersbeleid: je verstand staat er soms bij stil. Gebeurt dat erg vaak, en is het met je verstand zo ernstig gesteld dat het niet of nauwelijks meer in beweging is te krijgen, dan kun je altijd nog beleidsmedewerker worden bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daar mag je stapelidiote plannen uitbroeden, en zelfs nog uitvoeren ook, waar het verstand van ŕnderen bij stilstaat.

Tot de vorige drie zinnen werd ik geďnspireerd door de OV-situatie in Leidsche Rijn, het mega-woningbouwproject ten westen van Utrecht, waar onlangs de eerste huizen zijn opgeleverd. Leidsche Rijn is een Vinex-lokatie. Vraag me niet waarvan dat een afkorting is, maar het betekent in ieder geval dat waarde wordt gehecht aan een goede ontsluiting per openbaar vervoer. Leidsche Rijn krijgt daarom HOV. Nu weet ik toevallig wél, waar die drie letters voor staan: Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Dat is mooi! Edoch: dat hoogwaardige openbaar vervoer, dat is er nog niet. In dat opzicht verschillen Vinex-wijken niet van normale wijken: pas als de wijk is volgebouwd, bedenkt een meer intelligente verkeersambtenaar: "Gut, dat is waar ook: er moet nog OV in!" De meeste bewoners hebben op dat moment al gekozen voor de auto.

Zo is het ook met Leidsche Rijn gesteld. Nu hebben de kwartiermakers het nog niet eens zo slecht, want op een redelijke loopafstand van het eerste plukje huizen rijden diverse streekbuslijnen (waaronder ZWN 180, onlangs besproken in DDR). Voor sommige mensen is de loopafstand wat groot. Je zou verwachten, dat de gemeente Utrecht een pendelbusje inzette, zoals bijv. in Wateringseveld en Ypenburg gebeurd is. Nee dus, want het hierboven genoemde ministerie had iets anders bedacht: de persoonsgebonden subsidie.

Iedere inwoner van Leidsche Rijn krijgt een chipkaart, een zgn. Pionierskaart. Gewapend met deze kaart kan de Leidsche Rijner zich met korting voorzien van mobiliteit. Bijvoorbeeld: hij kan een (deel)taxi ontbieden, een fiets huren, gebruik maken van een fietsenstalling of zelfs een auto huren (het laatste omdat het rijk de Vinex-bewoner graag uit de auto wilde houden). Daarbij blijft het niet, want creatievelingen praten nu al over het inzetten van Thaise toek-toeks en Jan-Pleziers, straks in de zomermaanden.

Het experiment in Leidsche Rijn, dat tot 2001 zal duren, kost 20 miljoen gulden. Voor dat bedrag had de gemeente tientallen pendelbusjes kunnen inzetten.

Het is raar verdeeld in dit land. Honderduizenden bewoners van kleine kernen hebben geen beschikking over openbaar vervoer en moeten maar zien hoe zij komen waar zij wezen willen. Voor een plukje Leidsche Rijners wordt een peperduur subsidiesysteem in het leven geroepen, dat compleet overbodig zou zijn wanneer de gemeente Utrecht gewoon tijdig had gezorgd voor fatsoenlijk stadsvervoer.

Daar staat mijn verstand nou bij stil. Zouden ze nog een baantje voor me hebben, daar bij dat ministerie in de Schevenings Bosjes?


Dit project lijkt me Sjef-waardig! Lees over een paar weken, hoe de geheel partijdige jury van de Sjef Koekenbakker Award opnieuw een keuze zal maken uit de genomineerden.