COLUMNS WEEK 15 / 11 APRIL 1999
Frans Mensonides

Manage Time!

In de tijd dat ik nog een volledige betrekking had, kruiste met enige regelmaat het begrip Time-management mijn pad. Soms kwam ik het tegen in de elektronische of papieren junkmail waarmee ik als systeembeheerder overspoeld werd en die ik elke dag bij de eerste koffie diepgaand bestudeerde, om de confrontatie met mijn stapel storingsmeldingen nog een poosje te kunnen uitstellen. Vaker nog viel de genoemde term in gesprekken met welwillende collega's en personeelsconsulenten. "Je zou eens wat meer aan Time management moeten doen", luidde dan het advies, doorgaans uitgesproken onder meewarig hoofdschudden.

Time-management vond ik maar onzin. Immers: je kunt niet meer dan 25 uur persen in een dag en niet meer dan 70 minuten in een uur. En de mensen die mij ertoe probeerden te bekeren, hadden boter op het hoofd of makkelijk praten. Die meelevende collega had de gewoonte, al het onaangename werk op mijn bureau te schuiven, zodat hij zelf voldoende tijd had voor de meer aangename kanten van het vak. De personeelsconsulent had niet veel meer om handen dan het voeren van pastorale gesprekken. Voornamelijk met mij; ik vraag me af waarmee hij nú zijn dagen doorbrengt.

Op een regenachtige woensdagmiddag verliet ik het kantoor al om half vier. Niet dat er geen werk meer lag. In tegendeel: er lagen zoveel storingsmeldingen dat ik niet wist waar te beginnen. Ik liep naar Paagman op het Hendrik Ravensteijnplein. Daar zag ik een afgeprijsde CD-ROM liggen met de titel "Manage time!" Het uitroepteken vatte ik op als een imperatief: ik moest er nu toch eindelijk eens kennis mee maken.

Thuis legde ik de CD-ROM op mijn inkjetprinter, keurig netjes in het doosje. Die avond kwam ik er niet aan toe. Geen tijd. Op donderdagavond kwam er iets tussen en dat weekend was ik te moe. De maandag daarop begon dat doosje op mijn printer me te hinderen. Het lag lelijk in de weg, en het was al zo'n bende op mijn werkkamer. De gedachte "zal ik hem ruilen", kwam nog even bij me op. Als ik al mijn charmes in de strijd zou werpen, dan kon ik de verkoopster van Paagman misschien nog bewegen om me er een CD met muziek voor in de plaats te geven; daar kun je naar luisteren terwijl je iets anders doet, wat weer tijd spaart. Maar ik had er de moed niet toe. In plaats daarvan gooide ik het doosje op een papierstapel.

Tegenwoordig ben ik met alles bij. Mijn belastingformulier is vóór 1 april ingeleverd. Elke zaterdag verschijnt er een nieuwe aflevering van De digitale reiziger. Ook deze column bereikt je PC ruim op tijd; hij is trouwens vier weken geleden al geschreven. Voor mijn studie ben ik bezig met het huiswerk van 29 juni. Al mijn E-mails heb ik beantwoord of - voor zover ze over trainspotting gaan - gewist. Ja, op mijn werk, mijn nieuwe deeltijdbaan, heb ik nog steeds achterstand, maar dat is structureel.

Laatst vond ik de CD-ROM terug met de leergang "Manage Time!" Omdat ik op dat moment toch niets om handen had, legde ik hem in in de drive. Een verhelderende cursus, dat moet ik zeggen. Ik moest storingen zoveel mogelijk beperken, knauwde een irritant Amerikaanstalig heerschap me toe. Verder diende ik taken te delegeren aan collega's of ondergeschikten en werd me geadviseerd, een to-do list bij te houden zodat ik overzicht zou krijgen over mijn workload . Had ik dat maar eerder geweten!

Hoe gaat het intussen bij het bedrijf dat ik verlaten heb? Mijn opvolger ken ik niet, maar heb van verschillende kanten gehoord hoe híj de zaken nu bestiert. Iedereen die een storing komt melden, krijgt van hem een uniek storingsnummer. Dat storingsnummer voert hij in in de computer. Vervolgens doet hij er niks aan.

Zo kan het dus ook! Spijtig, maar ik heb de essentie van Time management veel te laat begrepen.


column-archief

De digitale reiziger

Reizigerstypen: de gelegenheidsreiziger

Bouke is zo iemand die ik al tientallen jaren met enige tegenzin tot mijn kennissenkring reken. Hij heeft een telefoonmanie, vooral sedert de opmars van het mobiele bellen. Soms krijg ik wel drie telefoontjes van hem op één avond. Zijn telefonades worden meestal begeleid door kroeggeluiden. Gezeten aan de bar belt hij zijn hele vrienden- familie- en kennissenkring af. Zelden heeft hij iets belangrijks te melden. Hoe later op de avond, hoe minder samenhang er is te bespeuren in zijn mededelingen.

Soms hoor ik hem een paar weken niet. Dan is zijn GSM-telefoon defect of heeft hij het beltegoed verbeld, zonder geld te hebben voor een nieuwe belkaart. Of zoiets; voor mij is het hele mobiele bellen nog steeds onbekend terrein.

Vorige week kreeg ik hem weer eens aan de lijn, na een lange periode van stilte. Rond zes uur belde hij op; een opmerkelijk vroeg tijdstip. De kroeggeluiden ontbraken. In plaats daarvan meende ik het gestadige kedeng, kedeng te herkennen van een koploper-trein. "Ik zit in de trein", bracht Bouke uit, dus had ik het toch goed gehoord. Bouke klonk al opvallend lallerig in verhouding tot het tijdstip. Met enige haperingen kwam het verhaal eruit. Hij was die middag in Enschede te gast geweest op een huwelijksreceptie en had zich daar menigmaal laten inschenken. Na afloop hadden verstandige vrienden hem zijn autosleuteltjes ontfutseld en hem op de trein naar het westen gezet. Nu wilde hij van mij weten, wanneer hij ongeveer in Utrecht zou aankomen, want het ritje begon hem al te stierlijk te vervelen. Hij vond dat treinen toch wel een stuk langzamer reden dan auto's.

"Waar zit je nu precies?" vroeg ik, want dat leek me een verstandige vraag. "Kut, weet ik dat?", antwoordde Bouke na enige tijd. "we gaan net weer stoppen bij zo'n station. Die trein staat steeds maar stil. Dat loopt voor geen reet, met die treinen."

"Welk station?", vroeg ik geduldig.

-"Even vragen hoor. Aan mijn buuffie. Lll... lll... lieve buurvrouw. Kunt u mij misschien vetell..luh, waffoor station dit is?". Er klonk proestgelach. "Almelo", hoorde ik zeggen. Ik bracht Bouke de tijding, dat hij nog anderhalf uur in de trein zou moeten doorbrengen (ook voor zijn medepassagiers een niet geringe opgave).

Bouke maakte een eind aan het telefoongesprek. Een halfuur later belde hij opnieuw, met de mededeling dat de trein Deventer bereikt had. Dit herhaalde zich bij station Apeldoorn en Amersfoort. Tussendoor, ergens ter hoogte van Stroe vermoed ik, deed hij ook nog kond van het feit dat zijn favoriete biermerk niet te koop was bij de railtender. Of RO.. RO... ROVER daar niets iets aan kon doen.

Ik bereidde me voor op een nieuw telefoongesprek bij Boukes aankomst in Utrecht, want ik betwijfelde of hij zonder mijn hulp het juiste vertrekspoor van de trein naar Leiden zou weten te vinden. Het telefoontje kwam iets later dan ik verwachtte. Inmiddels stond hij al op spoor 19. Medereizigers, conducteurs en spoorwegagenten hadden hem naar het juiste perron begeleid. Bovendien had hij in de stationshal een winkel ontdekt, waar het juiste merk bier uit voorraad leverbaar was. Wat dat betreft geen probleem. Maar er was wat onduidelijkheid over de bestemming van de trein. "Er hangt zo'n bord-je,", zei Bouke langzaam en onvast, " maar waar gaat hij nu heen, naar Lei-den of naar Lam-men-schans, want dat staat na-me-lijk al-le-bei op dat bord-je". Bouke vond dit wat slordig van de spoorwegen. "Nee, ik moet 't wel goed ver-tel-len", corrigeerde hij zichzelf. "Er staat: even voor-le-zen, eehh: VLEU-TEN, WOER-DEN..." Ik hing op en trok de stekker uit de telefoon.

De volgende avond kreeg ik een telefoontje van Bouke met de bekende kroeggeluiden op de achtergrond. Ik vroeg nog hoe zijn treinreis verder was verlopen, maar daarvan wist hij zich nog maar heel weinig te herinneren.


Meer reizigerstypen