WEEK 27 / 4 JULI 1999
Frans Mensonides

Kennis en kenner (2)

deel 1 in dit tweeluik verscheen enkele weken geleden.


Weinig lezers van REFLEXXIONZZ!! zijn zich ervan bewust, dat ik me AMBI-master mag noemen. Ik heb deze titel te danken aan het feit dat ik in een vorig leven een HBO-opleiding informatica voltooid heb.

Nu loop ik niet met deze titel te pronken. "AMBI-master" is, in tegenstelling tot "mr.", "ir" en "dr", geen erkende kwalificatie; dit tot verdriet van EXIN , de organisatie die zichzelf gemachtigd heeft om deze Mickey Mouse-titels uit te delen.

Ik noem mezelf daarom hoogstzelden AMBI-master. Volgens mij is het vandaag voor het eerst dat ik me in het openbaar zo noem. Ook het speldje dat ik tijdens de feestelijke diplomauitreiking mocht ontvangen, siert nimmer mijn revers.

Zelfs bij openbare bijeenkomsten van IT-ers heb ik dit speldje zelden gesignaleerd. Blijkbaar heerst onder AMBI-alumni een diepe schaamte over hun (gebrek aan) status. De AMBI-titel is even oneervol als die van doctorandus (W.F. Hermans vertaalde dat laatste begrip correct met: "iemand die nog doctor worden moet").

Ik zou dit stukje dan ook beslist niet met "AMBI-master" ondertekend hebben, ware het niet dat ik onlangs een E-mail kreeg van een opleidingsinstituut op informaticagebied. Allen, die momenteel de titel AMBI-master mogen voeren, kunnen binnen één jaar een echte titel verdienen, nl. die van ing. (ie-eng-géé). Daartoe hoef je alleen een cursus "System engineer" te volgen volgens de methodiek "natuurlijke taal". Deze cursus bestaat uit de modulen Universele Kenniskunde (UK), Universele Informaticakunde (UIK) en nog iets universeels dat ik in de gauwigheid vergeten ben. De cursus dient afgerond te worden met een scriptie, en dan heb je eindelijk een titel waarvoor je je niet hoeft te schamen.

De mail benadrukte het belang van die titel, alsof je alleen daardoor al een gelukkiger en beter mens wordt.

Ik streefde ernaar, het bericht zo snel mogelijk te vergeten, maar twee dagen later ontving ik een vergelijkbare mail van een ander opleidingsinstituut. Deze mail maakte me in het Subject al duidelijk dat ik reeds in de lente van het jaar 2000 ie-eng-géé kon zijn. Ook dit ging om een opleiding met "natuurlijke taal" in het vakkenpakket.

Nou zal dat ie-eng-géé me een worst zijn, want wat moet je met een ingenieurstitel als je godbetert nog geen schroevendraaier kunt vasthouden? Ik werd geïntrigeerd door de belofte van natuurlijke taal. Zouden we het werkelijk mogen meemaken dat informatici zich verstaanbaar gaan uitdrukken?

En dan die Kennis-kunde. Wat moet je je daarbij voorstellen? Kennis van kennis? Zou dat niet vergelijkbaar zijn met een esoterisch begrip als meta-communicatie? Niks over niks?

Met UK en UIK, zo werd me wijsgemaakt, kun je alle menselijke kennis op een gestandaardiseerde manier omzetten in natuurlijke taal (ik parafraseer iets dat ik niet snap). Daardoor kun je je sneller begrijpelijk maken en anderen sneller begrijpen. Je studietempo gaat flink omhoog. Een complete AMBI-opleiding duurt op die manier nog maar 18 maanden. Ik heb er indertijd ruim 4 jaar over gedaan en dat was nog korter dan ervoor stond, want ik hou van opschieten.

Ware dit een stripverhaal, dan waren er reeksen felgekleurde vraagtekens verschenen boven mijn hoofd. Ik snapte er niets van. Op het Internet kon ik weinig vinden over UK.

"Het heeft alles te maken met communicatie", zei de folder van het eerste instituut, die ik per E-mail had aangevraagd, en die ik per kerende post in de bus kreeg. Ik schrok. "O, Jeetje nou toch!", zei ik (in natuurlijke taal). Op communicatie heb ik het niet zo. Communicatie begint wanneer mensen ophouden, gewoon met elkaar te praten.

De vraagtekens maakten plaats voor angstspatters, vooral toen ik erachter kwam dat UK een Nederlandse uitvinding is. Dan kan het niets zijn, schamperde ik. Nederlanders kunnen zich beter bezighouden met hun core-business: dammen, stuwen, dijken en andere waterkeringen.

In 8 maanden, met drie uur les en drie uur huiswerk per week, niet alleen een ie-eng-gee titel halen maar ook nog Universele kennis verwerven? En daarna, gedurende de rest van mijn leven, alles drie keer zo snel begrijpen als ik nu al doe? "Daar moet een vuiligheidje achter zitten", zei ik tegen mezelf, maar alvorens dat te ontdekken, zal ik toch eerst moeten weten hoe het werkt.

Zes uur per week, die kan ik nog wel vrijmaken. Dan lees ik maar een paar sonnetten minder. Helaas bleken de cursussen veel te duur voor mijn beperkte budget. Ik heb me niet opgegeven en ben dus gedoemd, mijn hele leven even dom te blijven als ik al was.

Frans Mensonides
Ambi-Master


column-archief

De digitale reiziger

Rondje van 50 rechtsom; rondje van 50 linksom

Vorige week ontving Nederland een opmerkelijk aanbod van Siemens en enkele andere grote bedrijven. Er zou een magneetzweeftreinbaan aangelegd worden in de Randstad, zonder dat het de belastingbetaler ook maar één cent zou kosten. Een rondje Randstad, langs de vier grootste steden en Schiphol, wordt met zo’n zweeftrein afgelegd in slechts 50 minuten.

Het overviel ons een beetje. Dat gold zeker voor de journalist van het Algemeen Dagblad, die er van zijn baas vlug-vlug een stukje over moest schrijven, zonder te weten waar de klepel hing. Hij beweerde, dat die magneetzweeftreinen niet al te veilig waren. In Wupperrtal was er enige tijd geleden één neergestort.

De man haalde twee dingen door elkaar. Het ongeluk in Wuppertal gebeurde met een mechanisch voortbewogen monorailvoertuig. Een magneetzweeftrein heeft helemaal geen rail, zelf geen mono. Hij kan dus niet derailleren. Ook ik weet niet precies hoe het werkt, maar het komt op het volgende neer: de trein zweeft boven zijn baan, gedragen door een magneetveld. Ook de voortstuwing geschiedt magnetisch. Door het ontbreken van rolweerstand kan het voertuig verbluffend hoge snelheden bereiken, tot boven de 500 kilometer per uur. Dat mag je een voordeel noemen, in onze jachtige wereld.

De magneetzweeftrein, in de wandeling Transrapid, is een Duitse uitvinding die nu al meer dan dertig jaar lang getest wordt op een proefbaan in de verlaten landstreek ten oosten van Emmen. Nog nergens ter wereld wordt het systeem in de praktijk toegepast. De Transrapid heeft, naast het voordeel van snelheid, een aantal ontegenzeggelijke nadelen: hoge aanlegkosten, moeilijke inpassing in stedelijke gebieden, onmogelijkheid van koppeling met conventionele spoorlijnen.

Daarom zijn die Duitsers er misschien zo happig op om het systeem buiten hun eigen land te dumpen. “Ik vrees de Grieken als ze geschenken brengen”, zeiden de Romeinen, al ging dat over iets anders, en bovendien over Grieken, en niet over Duitsers.

Het rondje Randstad zal in hoofdzaak neerkomen op een rondje transferium. De zweeftrein neemt de binnenbocht door de Randstad en komt niet in de centra. NS-stations worden door het Duitse snelheidsmonster alleen bezocht als zij toevallig langs snelwegen liggen (Rotterdam Alexander, Amsterdam RAI). Inwoners van Den Haag, Leiden, Utrecht en Gouda zullen zich voor een reisje met de Transrapid naar de snelweg moeten begeven.

Daar zit hem het addertje onder het gras. Wij, als kritische OV-consumenten, zijn niet erg onder de indruk van een rondje van vijftig. Openbaar vervoer is tenslotte geen schaatsen. Met OV reis je zelden in de rondte. Ik wil weten, hoe lang ik onderweg ben van A naar B. Rijdt er straks wel een stadsbus van Leiden Zuid-West naar het Transrapidstation langs de A4?

En dan nog wat. Mag ik mijn fiets meenemen in de magneetzweeftrein? Kan ik met mijn Chipcard betalen? Is het eigenlijk niet heel erg fout om te reizen met een door multinationals gedoneerd vervoermiddel? Verzin eens wat milieubezwaren! Is er wel een toilet aan boord? Giert de tariefintegratie niet uit de klauwen? Gaat je bloed ècht koken als je in een transrapid stapt?

STOP! Tijd voor een cesuur in deze column, om niet te zeggen een chute. Een ringlijn kun je berijden in twee richtingen. Nu even linksom. Even Umdenken. Wij verlaten de ROVER-mode en schakelen de DDR-knop in.

Al jaren ageren wij tegen het ministerie van Wat-er-had-moeten-staan, en beweren wij dat de omvorming van het openbaar vervoer overgelaten moet worden aan een paar voortvarende zakenknakkers. Siemens bedient ons op onze wenken. Als die jongens er de schouders onderzetten, dan rijdt (sorry: zweeft) die trein al in 2004.

Verder schreef ik deze week in het jury-rapport van de Sjef, dat je van een transferium best een succes kunt maken, zolang je het geen “transferium” noemt. Noem het dan: “Transrapidstation”, dat begint met dezelfde vijf letters. Ik denk, dat zo’n station meer mensen trekt dan een transferium waar je eens per uur een ouwe streekbus kunt nemen.

Ook heeft de Transrapid het voordeel dat hij fraaie historische binnensteden, zoals die van Delft, Gouda, Leiden, Utrecht en Amsterdam, intact laat. Daar bovendien alle verkeersstromen in die steden zich gaan richten naar het transrapidstation, wordt het auto- en busverkeer in de binnenstad teruggedrongen.

En tenslotte: wie voorstander is van onthaasting, kan trouw blijven aan de trein. Die blijft nog wel even rijden: we kunnen ons niet voorstellen dat Rotterdam CS gesloten wordt op dezelfde dag dat “Rotterdam Alexander Transrapid” zijn poorten opent.

En mocht achteraf blijken, dat we met Siemens toch een Trojaans paard hebben binnengehaald, dan hebben wij tenminste vijf jaar lang de voorpret gehad van een uniek en veelbelovend transportsysteem.