WEEK 29 / 18 JULI 1999
Frans Mensonides

Goed of voud

Het is een mop met een baard. Je staat op punt om geholpen te worden aan een onwillige blinde darm en je bekent de behandelend arts dat je best wel wat gespannen bent. "Het is namelijk mijn eerste operatie, ziet u""
-"Héé, dat is nou ook toevallig", zegt de arts die er wel verschrikkelijk jong uitziet (hij hoeft zich nog niet eens te scheren), "het is ook mijn eerste operatie"!

Hij is flauw, maar laten we er eens op doorredeneren. Veronderstel: je komt er achteraf achter, dat die arts een eerstejaarsstudent was, die nog niet eens zijn botjestentamen had afgelegd toen hij aanstalten maakte om jouw blindedarm eruit te werken. Mooi dat je naar het dichtstbijzijnde advocatenkantoor zou lopen.

Ook die advocate is nog piepjong. Na enig doorvragen bekent zij, propedeusestudent rechten te zijn. Je raadt het al: je bent haar eerste zaak.

Trek die lijn nog eens verder door. Op een feestje ontstaat een heftige discussie over schilderkunst. De strijdvraag luidt: "Wat is nou mooier? Een gemiddelde Rembrandt of een een doorsnee Picasso? Iedereen kijkt naar het nichtje van de gastheer; zij studeert sinds kort kunsthistorie. Die piept heel angstig en verlegen: "dat weet ik niet hoor. Dat heb ik nog niet gehad. Ik denk: Rembrandt, maar als jullie nog een weekje geduld hebben, dan vraag ik het aan mijn docent esthetica. Die weet ongetwijfeld, hoeveel maal zo mooi een Rembrandt is als een Picasso."

Nog een voorbeeld; het laatste. Ontevreden over het paarse kabinet zijn we allemaal. Althans, de meerderheid van ons; ruim 70%, volgens de laatste peilingen. Paars-2 is als Rockey-2, of als Airport-2, of als het Nieuwe Testament: gewoon een veel mindere film dan de eersteling.

Soit. Maar stel nou, dat iemand in ernst beweert: "laten we paars-2 maar naar huis sturen, en er een paar mensen voor in de plaats zetten die er écht verstand van hebben: een groepje enthousiaste propedeusestudenten politicologie." Ondenkbaar.

Het zijn vier onzinnige verhalen, die met een gerust hart naar het rijk der fabelen verwezen kunnen worden.

Maar nu gaat het om taalgebruik. Sinds september ben ik eerstejaars-eerstejaars deeltijdstudent Nederlands. Als ik overga, dan mag ik me na de zomervakantie tweedejaars-eerstejaars deeltijdstudent noemen. Zo groen als gras, dus. Ik weet nog helemaal niets.

Sinds mijn omgeving echter lucht heeft gekregen van het feit dat ik Nederlands studeer, word ik bestookt met vragen over correct taalgebruik. Daar gaat het altijd over: wat is goed, en wat is fout? Nooit stelt iemand me eens een makkelijk vraag, zoals "wie schreef nou ook alweer 'Van oude mensen. De dingen die voorbij gaan?'" Altijd worden mondelinge of schriftelijke taaluitingen aan me voorgelegd, waarvan ik moet aangeven of het correct is of voud.

Daar dien ik dan een duidelijk, geen tegenspraak duldend antwoord op paraat te hebben. Ik kan me niet verschonen op grond van "dat hebben we nog niet geleerd". Het wordt beslist niet geapprecieerd als ik aankom met vage enerzijds-anderzijds verhalen. Ook mijn intuïtie moet ik erbuiten laten: waar anderen slechts gissen, dien ik gewoon te wéten. Wat ik helemaal niet mag zeggen is: "taalkundigen interesseren zich niet zo voor dat soort kwesties". Nee, ik móet antwoord geven, en liefst heel duidelijk en streng.

Laatst gebeurde het, dat een collega-ambtenaar beschroomd naar me toekwam. "Frans, ik heb een vraag. Eigenlijk is het wel een wat domme vraag. Je hebt gelijk; ik behoor zoiets gewoonweg te weten. Maar ik ben het even kwijt, door de grote drukte, dus ik denk: ik vraag het toch maar liever; alleen voor de zekerheid. Het gaat om het volgende. Het meervoud van "gemeente". Is dat nou "gemeentes" of "gemeenten?"

Het hoge woord was eruit. "Gemeenten", zei ik gedecideerd, op een toon of iemand die 'gemeentes' zegt of schrijft, de plank wel heel erg ver misslaat. En helaas was er niemand die me verontwaardigd toeriep: "je kunt het me doen, Mensonides. Volgens Van Dale mag het allebei!"


column-archief

De digitale reiziger

Alles scheef in Scheveningen

Dit stukje gaat over Scheveningen. Nederlands meest bezochte badplaats is bereikbaar met een hele vloot stadstrams en -bussen.

Om met het railvervoer te beginnen: HTM-lijnen 1 en 9 rijden vanuit de residentie via Madurodam naar het Kurhaus; lijn 11 snelt langs de haven naar zijn eindpunt aan de voet van de vuurtoren en als je Duindorp tot Schevenings grondgebied rekent, dan kun je ook lijn 12 nog toevoegen aan het rijtje.

Verder moeten we lijn 7 of 8 niet vergeten; die bereikt de eerdergenoemde badplaats via het Vredespaleis. " 7 of 8? " Inderdaad. Van de twee genoemde lijnen rijdt er slechts één, niet meer en niet minder, naar de oude vissersplaats. De ander heeft het Statenkwartier als bestemming, wat overigens op een steenworp van de vissershaven ligt. Welke lijn naar het Statenkwartier rijdt, en welke naar de keerlus aan het Noorderstrand; dat wisselt. Het verandert gemiddeld drie keer per jaar, wat slecht is voor de memorisatie, maar goed voor de afwisseling.

Ook op rubberen wielen is de door Mesdag zo graag afgebeelde kustplaats bereikbaar. Buslijnen 14, 22 en 23 zorgen ervoor dat je vanuit bijna heel Den Haag een rechtstreekse verbinding hebt met het strand.

Het lijkt wel of het dorp achter de duinen het ware centrum is van de Haagse regio, en niet de bouwput rond het Spui. Dat klopt ook wel enigszins. Na het uur van winkelsluiting is het Haagse Spui even bruisend als de Brink van Emmercompascuum; de trams naar het in hoofde van dit schrijven genoemde oord zitten dan nog mudjevol. Ook buiten het strandseizoen is er veel te beleven aan zee: eten, drinken, winkelen, pierewaaien en natuurlijk Sealife. Je zou bijna gaan zeuren om Hoogwaardig OV naar de nederzetting die ooit aan het einde lag van Huygens' Zeestraat.

Dat HOV is er ooit geweest en gaat er misschien weer komen. Tot in de jaren 50 was het ook bij onze Oosterburen zo populaire toeristenoord bereikbaar per trein. Merkwaardig genoeg kon je vanuit Rotterdam wel rechtstreeks naar de ook toen al drukbezochte kustplaats sporen - over de Hofpleinlijn - maar voor zover mij bekend niet vanuit Den Haag HS of Staatsspoor (thans CS). Daarvoor was je aangewezen op de tram. Vanaf HS nam je HTM-lijn 8, 9 of 11 naar de kustlijn; vanuit Staatsspoor de blauwe tram van de NZH.

Een curieuze situatie deed zich voor op het traject tussen het Malieveld en het eindpunt op het Gevers-Deynootplein. Daar liepen de HTM-sporen van lijn 9 en de NZH-sporen parallel; de eerstgenoemde links van het kanaal; de laatstgenoemden rechts. Een wonderlijk staaltje van concurrentie: niet op het spoor; niet om het spoor, maar met ieder-zijn-eigen-spoor. De vijver van het OV was in die tijd visrijk genoeg voor twee maatschappijen op één traject.

De NZH-lijn werd in 1958 opgeheven. Enigszins voorbarig, want het tot het grondgebied van de gemeente 's-Gravenhage behorende vakantieoord werd populairder en populairder. Gezien de vervoerscijfers op de lijnen naar de pier en het naaktstrand, zou je verlangen naar een grote, dikke metrotunnel. Nog niet zo lang geleden maakte zo'n tunnel deel uit van nu weer verlaten Randstadrailvarianten. Hopelijk zal de gemeente Rotterdam Den Haag ooit inlijven; dan komt er misschien nog eens iets van terecht.


Voorlopig moeten we het op drukke stranddagen dus nog doen met propvolle trams. Bij CS stond ik laatst - het was op een snikhete zaterdagmiddag - te wachten op vervoer naar Scheveningen (want over die plaats gaat dit stukje). Niet het strand was mijn doel; op die mierenhoop zou men mij vast niet missen. Ik wilde naar het Westbroekpark, gelegen op nog geen kilometer van het Kurhaus.

De eerste twee trams moest ik vol aan me voorbij laten gaan. Ik bestudeerde de tabel in de abri. Het was even na 14 uur, zaterdag zoals gezegd, en de dienstregeling voor dat uur luidde: 10-20-25-26-39-50-54-58.

Opgave: voltooi deze reeks. Professoren in de numerieke wiskunde zijn uitgesloten van deelname. Het is meer iets voor ereleden van Mensa, de organisatie die een onbedwingbare, ziekelijke neiging tot puzzelen beschouwt als een onomstotelijk bewijs van genialiteit en superioriteit.

Zit er enig systeem in deze waanzin? Ja zeker: het patroon herhaalt zich elk uur. Toch vormt dit geen verklaring voor de onregelmatigheid. Waarom moet je soms één minuut wachten op de volgende tram, en soms 13 volle minuten? Ware het niet simpeler, om de trams te laten rijden in intervallen van afwisselend 7 en 8 minuten? Dan kom je samen, uitgaande van 8 trams per uur, ook op 60 minuten.

Het uurpatroon van maandag tot vrijdag luidde: 01-06-11-21-31-36 -41-51. Daar zit nog enige logica in. Je zou het kunnen opvatten als een superpositie van een halfuursdienst en een 10-minutendienst. Dat is inderdaad het geval. Tenslotte rijden hier twee lijnen, 1 en 9. Op het geval van zaterdag past dit 10-30 sjabloon echter niet.

Dan de zon- en feestdagen. Dan is Scheveningen het populairst, bij gebrek aan enige andere vorm van amusement in groot-Den Haag. HTM zet op zondag, tussen 14.00 en 15.00 uur, elf trams in. Zij vertrekken om 02-07-14-17-22-30-32-34-46-47-49. Twee wonderlijke kluitjes (30-32-34 en 46-47-49), afgewisseld door grote perioden van niets.

In de praktijk regelt zich dat vanzelf wel, verzon ik. De regelmaat van trams in Den Haag is zo belabberd, dat die kluitjes zich wel over de gaten verspreiden. Nee, dat is onzin, corrigeerde ik mezelf. Het kan net zo goed averechts uitpakken. Dan worden de gaten groter, in plaats van kleiner.

Raar: met één tram erbij kun je een strakke 5 minutendienst bieden. Dan krijgt de dienstregeling toch een iets minder slordig aanzien. Waarom doet men dat dan niet?

Uiteindelijk kon ik het Westbroekpark nog bereiken. Voordat ik het park binnenliep, keek ik nog even op het tijdenlijstje bij de tramhalte in de richting CS. Een geheel ander beeld dan in de richting Scheveningen. Zaterdag een keurige regelmatige 7 / 8 minutendienst. En zie: op zon- en feestdagen gewoon precies elke 5 minuten een tram!!

Toen knapte er iets in me. Die onregelmatigheden kon ik nog verdragen, HTM kennende. Maar de perfecte regelmaat in de andere richting; daar brak mijn klomp. "waarom héén niet, en terug wél?", vroeg ik met een radeloos kakellachje aan willekeurige voorbijgangers. Maar die wisten er ook geen raad op.