WEEK 38 / 19 SEPTERMBER 1999
Frans Mensonides
Driedubbele agenda In de tijd dat ik me nog bewoog in het milieu van actievoerders, had ik regelmatig te maken met de man die het lijdend voorwerp is van deze REFLEXXIONZZ!! Hij heette Steven Maurik en was, gemeten naar het aantal bestuursfuncties, een van de meest actieve mensen die ik ooit ontmoet heb. Steven zat letterlijk overal in. Opgegroeid in een socialistisch nest, had hij van huis uit het optimistisch geloof meegekregen in een maakbare samenleving. De mens was opvoedbaar; één van de opvoeders heette Steven Maurik. Steven was voorzitter van het clubhuisbestuur in zijn geboortebuurt en zat in de federatieraad van de overkoepelende organisatie aller clubhuizen. Hij was actief in actiecomités voor fietspaden, veilige oversteekplaatsen en beter openbaar vervoer. Bij de gemeenteraadsverkiezingen stond Steven bijna-verkiesbaar op de lijst van GroenLinks (natuurlijk zat hij ook in het plaatselijk bestuur van die partij). Verder gaf Steven, in zijn functie van ombudsman, twee middagen per week adviezen aan leden van de vakbond, waarvan hij regionaal bestuurslid was, en kaderlid, en lid van de kascommissie, en ook nog vertegenwoordiger in de vakfederatie; ik kan een paar functies vergeten zijn. Steven geloofde in de mens. En zelfs nog een beetje in God, want hij zat ook in de kerkenraad van zo’n vaag-mild religieus genootschapje, waar men de Naam des Heeren niet durft uit te spreken dan met aarzeling en onder alle voorbehoud. Je zag het niet aan Steven af, al die drukte. Hij was vijf jaar jonger dan ik, maar desondanks had hij iets bezadigds in zijn manier van doen. Als een enigszins deftig corpulent heertje bewoog hij zich door het leven. Zenuwachtig maakte hij zich nooit; hij maakte anderen zenuwachtig. Steven had de gewoonte, afspraken niet na te komen. Zijn agenda was altijd overvol. Voor één avond stonden er soms drie gelijktijdige vergaderingen genoteerd. In alle drie de gevallen had Steven gezworen, te zullen verschijnen; dit op aandringen van bezorgde medebestuursleden bij wie hij al een reputatie van absentie had opgebouwd. Op de avond zelf maakte Steven, daar hij zich niet in drieën kon splitsen, een verantwoorde keus uit het aanbod in zijn agenda. Doorgaans koos hij de vergadering waar hij op dat moment het meeste zin in had. Ook is het wel gebeurd, dat hij de ene bespreking halverwege verliet om de ontknoping van een andere, aan het andere eind van de stad, nog te kunnen meebeleven. We zagen hem dan bedaard wegpeddelen op zijn fiets; niet sneller dan 9 kilometer per uur. Nog vaker kwam het voor, dat hij, overmand door besluiteloosheid, gewoon thuisbleef. Zijn telefoon zette hij dan op het antwoordapparaat; hij was indertijd één van de weinige particulieren die zo’n nuttig communicatiemiddel in zijn bezit had. Menigmaal heb ik hem gebeld, mijn boodschap (“waar blijf je nou”) in het apparaat stotterend, met het vermoeden dat hij, gezeten in zijn fauteuil, geamuseerd naar mijn gehakkel zat te luisteren. Aanvankelijk putte Steven zich nog wel eens uit in excuses, als hij naderhand werd aangesproken op zijn afwezigheid. Hij beriep zich dan op een lichte ongesteldheid, of op het verscheiden van een verafgelegen familielid; door intens verdriet overmand had hij verzuimd, zijn afspraak te annuleren. In later jaren was Steven de schaamte voorbij: hij zei dan ijskoud dat hij geen zin of tijd had gehad, of in slaap was gevallen. Als Steven al ergens enthousiast voor was, dan was het voor vergaderen. Voor andere dingen, zoals folders in brievenbussen doen, kon hij helemaal geen enthousiasme opbrengen. Och, nooit was hij te beroerd om iets te beloven, maar de uitvoering bleef in 75% van de gevallen achterwege. Ook aan schrijven had Steven een broertje dood, wat wel tegenviel van een typische alfa: hij was doctorandus in de klassieke talen en letterkunde. Vlugschriften, nota’s, pleitredes en bezwaarschriften kwamen onder zijn redactie nooit op tijd af. Als iemand vroeg naar de stand van zaken, antwoordde Steven, wat pedant en krakerig, dat het werk nog “in statu nascendi” was. Ook niet-klassiekgeschoolden wisten uiteindelijk wel wat daarmee bedoeld werd: “ik heb er nog geen ene mallemoer aan gedaan”. Ik schrijf in de verleden tijd over Steven Maurik, omdat hij op een gegeven moment uit mijn leven verdwenen is, of liever: ik uit het zijne, want ik heb de maakbaarheid van de samenleving definitief opgeborgen in het statisch archief. Dat neemt niet weg, dat ik nog regelmatig iets over Steven hoor. Het zijn altijd dezelfde verhalen als vroeger. Alleen zijn antwoordapparaat heeft hij weggedaan. Hij woont samen met een vriendin, die afkomstig is uit Armenië, en alleen Armeens spreekt. Zíj neemt tegenwoordig de telefoon aan. column-archief |
De digitale reiziger
Al voorspeld Het is misschien niet aan elke lezer bekend, dat ik beschik over voorspellende gaven. Helaas zijn ze te beperkt om er een goede boterham mee te kunnen verdienen. Het zou best handig zijn als ik bijvoorbeeld in staat was, de uitslag van de paardenrennen te voorzien, of de beurstrends aan te voelen, of als ik met succes de piskijkerij en de handleeskunde kon beoefenen. Mijn helderziendheid werkt spijtig genoeg alleen op het gebied van trends in het openbaar vervoer. Ik ben best trots op mijn gave, hoewel daar feitelijk geen reden voor is, want ik heb hem maar met mijn geboorte meegekregen en dat is nauwelijks een verdienste te noemen. Toch kan ik nooit nalaten, op te scheppen over mijn successen. Neem de Rijn-Gouwelijn. In 1996 zag ik in een gedetailleerd toekomstvisioen , dat deze tramlijn op 9 november 2001 geopend zou worden. Wat lees ik vorige week in de krant: "Rijn-Gouwelijn in 2001". Even dacht ik opnieuw slachtoffer te zijn van een visioen. Immers: 2001 is al over twee jaar, en er ligt in onze regio nog geen flintertje tramspoor. In mijn tramdroom liep de Rijn-Gouwelijn van Katwijk naar Leiderdorp. Dat is 16 kilometer. 16 kilometer in 24 maanden, dat redden ze nooit, dacht ik. Toen ik het artikel verder las, bleek het te gaan om een uitgeklede variant. In 2001 zal volgens plan de tak Gouda - Leiden Centraal geopend worden, over bestaand NS-spoor. Dat is dan exclusief de zo broodnodige spoorverdubbeling, want ook dat krijg je niet voor elkaar in zo korte tijd. Ook de lightrailvoertuigen zijn nog niet besteld. De opening van de Rijn-Gouwelijn zal er wel op neerkomen dat er in 2001 tussen Gouda en Leiden bestaande treinen gaan rijden volgens de bestaande dienstregeling. Op die treinen wordt dan een stickertje "Rijn- Gouwelijn" aangebracht. Die trend had ik ook al voorspeld, en wel bij de toekenning van een "Sjef" aan de Randstadrail. Op een andere profetie: dat Lovers Rail geen lang leven beschoren zou zijn, ben ik minder trots. Ieder kind had Lovers einde kunnen zien aankomen, toen Sul zijn hobbybedrijfje verkocht aan die Franse geldwolven. Geen mens daarentegen, had kunnen voorspellen, welk argument de Fransen zouden aanvoeren voor de sluiting van hun laatste spoorlijn op Nederlands grondgebied, het forenzenlijntje tussen Haarlem en Amsterdam. Volgens de Fransen lag het aan NS, die niet wilde meewerken aan tariefintegratie. Je moet maar lef hebben, van je concurrent verlangen dat hij je assisteert bij de opbouw van jouw bedrijf! Lovers haalde tussen Amsterdam en Haarlem een marktaandeel van nog geen 1%. Dat kan niet alleen liggen aan het ontbreken van kaartintegratie. Misschien (het is maar een suggestie, hoor) mankeert er dan toch iets aan het product dat je op de rails zet. Natuurlijk hebben de Lover-mensen gelijk als zij beweren dat er tariefintegratie moet komen tussen alle railconcullega's in dit land. Maar daarvoor moet de rijksoverheid zorgdragen, als de concurrenten er onderling niet uitkomen. Zo is het ook de taak van de rijksoverheid om de beschikbare ruimte op het spoor eerlijk te verdelen onder alle mededingers. Lovers verwijten hadden in die richting moeten gaan, en niet in die van NS. Nu de naam NS toch gevallen is: ook over de Nederlandse Spoorwegen heb ik een correcte voorspelling gedaan. In mei schreef ik , dat het hele plan om alle loketten af te schaffen, niet meer was dan een proefballonnetje dat we het best collectief zouden kunnen negeren. Geheel volgens verwachting heeft NS het plan teruggetrokken. 70 miljoen gulden gaat NS nu steken in het openhouden van de loketten. Ze blijven gewoon geld uitgeven om het te kunnen innen. Sterker: ze ontkennen in alle toonaarden, dat zij ooit van plan zijn geweest, die loketten te sluiten. Dat was een misverstand. Met ogen als schotels van verbazing las ik het krantenbericht, waarin het bovenstaande vermeld stond. Wat moet ik me voorstellen bij zo'n misverstand? Mij openbaarde zich opnieuw een visioen. De NS-voorlichter zet in een persbericht: "NS is van plan, vóór 2003 alle loketten te sluiten en te vervangen door servicebalies en praatpalen". Alle journalisten in dit land, alle tijdschriftredacties, alle besturen van klaagorganisaties en alle digitale reizigers interpreteren dat bericht op dezelfde foute manier. Zonder één uitzondering beweren ze, dat de NS-loketten dichtgaan. En niemand heeft in de gaten, dat er een woordje is weggevallen uit het persbericht. Het complete journaille en het complete consumentendom zag over het hoofd, dat er eigenlijk stond: "NS is NIET van plan", etc. Tot zover mijn visioen. Dat NS met zo'n krankzinnig verhaal zou komen om het deze zomer geleden gezichtsverlies goed te praten, dat had zelfs ik niet kunnen voorspellen.
|