WEEK 39 / 3 OKTOBER 1999
Frans Mensonides
Vijf over vijf Geslaagd!! Een nieuw huis. Voor het eerst op kamers. 12,5 jaar getrouwd. 25 jaar getrouwd. 40 jaar getrouwd. 50 jaar getrouwd. Trouwdag zonder meer, waarbij het aantal jaren in het midden wordt gelaten. Pensioen. VUT. Nee, een pensioen- of VUT-kaart, dat zou wel heel erg wrang zijn in het onderhavige geval. Met dat soort cynische grappen moet je uitkijken. Het zou gemakkelijk verkeerd opgevat kunnen worden. Henk is op zich best iemand die tegen een grapje kan, maar zaken kunnen gevoelig liggen. Zoiets als van Henk: het duurt wel een jaartje voor je dáár overheen bent. Ik kan uit ervaring spreken. Maar even verder kijken; er staan er tenslotte voldoende. Beterschap. Van harte beterschap! Leuk olifantje; thermometer tussen de flaporen. Verpleegster erbij; is muis. Wat ze niet verzinnen! Wel een beetje infantiel. Zoiets stuur je niet aan een volwassen man. Hier nog meer beterschap; wat stemmiger. Ik pak hem vast, bekijk hem, keer hem om, en zet hem terug in het rek. Nee, dat is toch niet echt passend. Ziekte mag je het niet noemen. Als je het ziekte noemt, dan kom je in de WAO, en dat is minder gunstig. Bovendien: ziek is Henk niet echt. Al zou je het op den duur wel worden van zo'n situatie. Daar staan er nog meer. Verjaardagen. achtste verjaardag, twaalfde verjaardag. "Je wordt al 7", voor de meeste kinderen de eerste verjaardagskaart die niet voorgelezen hoeft te worden. Achttien. Twintig. Eenentwintig. Dertig. Veertig. Vijftig. Zestig. Vijfenzestig. Zeventig. Verjaardagen zonder leeftijd. Met onbekende leeftijd. Met leeftijd die discreet wordt verzwegen. Vergeten verjaardagen; Sorry! Daar een universele verjaardagskaart: als je aan het wieltje draait, verschijnt de gewenste leeftijd in het venstertje. En als je nou ouder bent dan 99? Onverrichter zake verlaat ik de winkel en loop het overdekte winkelcentrum binnen. Ik heb er een haat- liefdeverhouding mee; ooit schreef ik een realo-griezelverhaal dat zich daar afspeelde. De gemeente wil het afbreken of renoveren; vandaag wordt erover besloten. Het is er druk. Bedelaars moet je als vliegen van je afmeppen; pas op, dat je niet ondersteboven wordt gelopen door de pakkenmannen die naar hun trein rennen. Vijf over vijf. De werkdag zit erop. Ooit komt je laatste; soms voortijdig. De Bruna. Ik kan het nog bij de Bruna proberen. Verloofd, ondertrouw. Niet: "gescheiden". Uit-elkaar-kaarten zijn er niet. Waarom niet, eigenlijk? Met oprechte deelneming. Stemmig grijs randje. Bloempje, in de knop gebroken. Nee, die niet. Er is nog leven na... Ah, hier komen we bij de zakelijke kaarten. De business-kaarten. Nieuw bedrijf, Feestelijke opening winkel. Promotie. Ai, pijnlijk. Nieuwe baan. Ai, ai, ai, ai, ai. Twaalfeneenhalf jaar bij de zaak. Vijfentwintig jaar bij de zaak. Veertig jaar bij de zaak. Veertig jaar. Niet van toepassing. Wie maakt dat trouwens nog vol, tegenwoordig? En is het een verdienste, veertig jaar met je kont op dezelfde stoel te zitten? Zó onopvallend, dat hij bij elke reorganisatie over het hoofd is gezien. Behoort tot het meubilair. Ook hier niet wat ik zoek. Ik verlaat het overdekte winkelcentrum en loop het marktplein op, in de richting van de Bijenkorf. Ik duw; de draaideur komt in beweging. "Drie dwaze dagen", lees ik. Verrek, dat stond vanmorgen in de krant. Dat is deze week! Een gekkenhuis. Wegwezen! Nog met dezelfde draai ga ik weer naar buiten. "Nog met dezelfde draai". Onthouden voor een column. Die column. Het is goddomme al donderdag en ik heb nog niks. En die kaart. Is hier nog een kantoorboekwinkel in de buurt? Halfzes al bijna. Laten we het maar opgeven. Mission impossible. In twee winkels geprobeerd; twee goedgesorteerde winkels. Ze hebben ze gewoon niet. Geen kaarten voor bazen-stress, voor arbeidsconflicten, voor voortijdig afgedankte collegae. Noem het een gat in de markt. Dan maar bellen. Morgen Henk maar bellen. Even bellen uit belangstelling, dat is het minste wat je kunt doen. Wel het allerminste, voor een goede collega. Even bellen. Vanaf de zaak, als ik een ogenblikje kan vrijmaken. column-archief |
De digitale reiziger
Sneltram en ongevalsstatistieken Sommige mensen zien wel de splinter, maar niet de balk. Deze aloude volkswijsheid schijnt vooral onder automobilisten op grote schaal om zich heen te grijpen, en opgeld te doen. Niet zelden gaat de oogaandoening gepaard met een opmerkelijk onvermogen tot het taxeren van risico's. Neem bijvoorbeeld de man, die last heeft van vliegangst. Daar zijn cursussen voor, maar hij durft zich er niet voor op te geven. Want als ze hem van zijn vliegangst afhelpen, dan moet hij voortaan in dat enge vliegtuig stappen. Veel liever pakt hij de auto. Dat is eigen, dat is vertrouwd, dat heb je zelf in de hand. Auto's storten niet neer. De man rijdt in zijn auto naar Barcelona en is niet alleen vijf keer zo lang onderweg, maar heeft ook een tien keer zo grote kans om het leven te laten bij een ongeval. Met dergelijke statistieken moet je de vliegtuigfoob niet lastigvallen. Hij beseft zelf dondersgoed dat de keuze voor zijn vierwieler is ingegeven door emoties, en niet door nuchtere afwegingen. Autorijden is één van de gevaarlijkste manieren van reizen, gemeten naar het aantal ongevallen en dodelijke slachtoffers per reizigerskilometer. Fietsen en wandelen zijn niet veel minder riskant: het gevaar, onder een auto te komen, is altijd aanwezig. Relatief veilig is het openbaar vervoer, ondanks het feit dat je te voet of op de fiets naar de halte moet, waarbij je altijd overreden kunt worden door andermans heilige koe, door fanatieke ENFB-ers consequent "Auwto" genoemd. Een doorgewinterde automobilist zal op dit punt een tegenwerping maken. Legio verhalen kan hij vertellen over voetgangers die zonder te kijken door het rode licht lopen en fietsers die niet voorzien zijn van de voorgeschreven verlichting. Vanzelfsprekend heeft hij gelijk; sommige mensen lijken te vrágen om een snel en pijnlijk levenseinde. Veiligheidsmaatregelen, zoals verkeerslichten, hebben geen zin als ze toch maar genegeerd worden. Daarom heeft men (ik geloof dat Delft er mee begonnen is) het gele "eigen-risico-driehoekje" uitgevonden. Als dat knippert, dan mag de voetganger voor eigen risico oversteken. Hij moet dus zelf uitkijken of er geen auto aankomt; net als in de tijd voordat er voetgangerslichten bestonden. Haastige OV-passagiers lopen extra gevaar. Vele brave en oppassende burgers verliezen elk gevoel voor verkeersveiligheid uit het oog als ze een bus willen halen die aan de overkant van een drukke straat op punt van vertrek staat. Als ze dan al niet gegrepen worden door een auto, dan komen ze wel onder de wielen van het voertuig dat zij zo graag van binnen hadden willen zien. Vooral bij sneltrampassagiers schijnt gevaarlijk oversteekgedrag voor te komen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat maakt zich hier ernstige zorgen over; ernstige, ernstige zorgen: per jaar worden niet minder dan twee voetgangers geplet door een sneltram. Het ministerie bracht er zelfs een rapport over uit: "Railveiligheid". Hoe serieus moeten we de in "Railveiligheid" verwoorde problematiek nemen? Ondanks alle retoriek over hoogwaardig openbaar vervoer, hebben we slechts drie sneltrammijnen in dit land: Utrecht - Nieuwegein - IJsselstein, Rotterdam Ommoord / Zevenkamp en Amsterdam - Amstelveen. De laatste twee lijnen rijden dan nog op een gedeelte van hun traject als metro, zonder gelijkvloerse kruisingen. Op in totaal ca. 35 kilometer sneltrambaan doen zich per jaar zoals gezegd twee dodelijke ongevallen voor. Dat is erg weinig als je het relateert aan het aantal reizigerskilometers dat met die sneltrams gemaakt wordt. De sneltrams in Nederland vervoeren dagelijks in totaal zo'n 125.000 passagiers. Als die allemaal eens met de auto gingen; dat zou de verkeersveiligheid ook niet ten goede komen! Maar zo mag je niet redeneren in autoland. "Railveiligheid" roept om meer veiligheid bij sneltramkruisingen. Een aantal maatregelen is in het verleden al genomen. In Nieuwegein en IJsselstein worden gevaarlijke wegkruisingen zelfs bewaakt met heuse spoorbomen. Ongelukkigerwijze is de Nieuwegeinlijn nu juist de grootste killer onder de sneltrams. Voetgangers kruipen blijkbaar doodleuk onder de gesloten spoorbomen door; tja... Het ministerie zint in "Railveiligheid" op nieuwe maatregelen om de veiligheid van het tramverkeer te verhogen. Een geniale ambtenaar heeft bedacht, dat alle wegkruisingen ongelijkvloers uitgevoerd zouden moeten worden. Geen slecht idee. Eén bedenking hebben wij wel. De meerderheid van de sneltramlijnen (twee van de drie in ons zuinige land) zijn tot stand gekomen nadat een metro- of spooralternatief te duur was gebleken. In Rotterdam wordt de verlenging van de sneltram in Zevenkamp, na alle ellendeverhalen over overreden voetgangers, nu toch weer ongelijkvloers uitgevoerd, en prompt loopt iedereen te hoop tegen "de belachelijk hoge aanlegkosten". Wat dan? "Veilig verkeer Nederland" pleit voor verlaging van de maximumsnelheid van sneltrams naar 30 kilometer per uur. Een bezopen idee, natuurlijk: waarom zou je zoiets dan nog een sneltram noemen? Nee, ik weet iets veel beters. We houden gewoon weer zo'n postbus-51 campagne; ludiek maar toch indringend. Een reclamespot, waarin den volke duidelijk wordt gemaakt, dat het niet erg verstandig is om voor een aanstormende sneltram te springen. Een miljoenenklus voor het reclamebureau dat de lulligste slogan weet te bedenken. Daar ik een pessimist ben, vrees ik dat de campagne niet veel zal helpen en dat de sneltram ook de komende jaren wel 2 doden zal blijven bijdragen aan de jaarlijkse tol van 1400 verkeersslachtoffers in Nederland. Maar dat zien we dan wel weer tijdens de evaluatie. |