Nieuwe reexx - Aflevering 74 WOENSDAG 15 JANUARI 2003
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.


OV-reisverhaal

Boemelen met NS (10)
Leiden - Utrecht op het tweede gezicht

TWEEDE-GEZICHT

Het melancholisch Bodegraven gaapt
En ligt gelijk een graf ten bodem open:
En ‘k zie een blooden knaap al traagjes loopen.
Zijn ziel is niet meer en zijn lichaam slaapt.

Kijk, hoe hij van den vloer een strootje opraapt,
En tuurt naar ’t weêr, en telkens telt zijn knoopen,
Of hij voor een dubbeltje wat koek gaat koopen,
Terwijl hij, achter ’t handje zoetjes gaapt.

“Ach, Amsterdam”, zucht hij, dáár is beschaving,
“Caves, Bodéga, Beerebijt en Pschorr,
“Dáár krijgt mijn jeugdig begeerend hart laving -

“Hier word ‘k van binnen zoo bedonderd dor;
“Hier, met het Bodegravensch tien-uurs-klokje,
“Hou, moet ik naar mijn bedje, zonder grogje…”

Willem Kloos


Toren

Wat te doen als je op een zonnige dag tijdens een koudegolf nog een paar uurtjes vrije tijd over hebt in een drukke week; niet eens meer een hele middag? Heb ik nog wensen meegenomen uit 2002, die binnen dat tijdsbestek vervuld kunnen worden? Ja, een heel lang gekoesterde, de volgende. In Vleuten staat ruim een kilometer ten westen van het station, op het punt waar de stoptrein naar Utrecht net begint af te remmen, een opvallend bouwsel langs de spoorbaan: een middeleeuwse uitkijktoren, lijkt het. Het is zeker 20 meter hoog, en heeft een grappig puntdakje. Er heeft een kasteel of landhuis aan vast gezeten. Dat is gesloopt, maar spookt nog wat na: je ziet de afdruk van de gevel nog in het grijsgele steen van het torentje.

Wie, wat, waar, wanneer? Waarom zo hoog, in een polder waar je de vijand toch al van verre ziet aankomen? Ik heb het me vaak afgevraagd als ik dit punt passeerde, en dat moet al zo’n 998 keer gebeurd zijn. Er zal toch wel een VVV-bordje aan die toren hangen, met een duidelijke uitleg? Dat ga ik vanmiddag bekijken.

Leiden-Utrecht, het Rijnboemeltje. Het slingerende traject met zijn hotsebotsende treinen, dat de kronkels van de Oude Rijn op de voet volgt; in 1963, het jaar van onze verhuizing naar Leiden, zal ik het voor het eerst afgelegd hebben. Er reden toen van die groene treinen met spitse neuzen; in uurdienst. Ze kruisten elkaar in Bodegraven, waar achter het station de Eminent-orgelfabrieken nog overeind stonden.

Toen was een treinreis op dit lijntje nog een feestelijke gebeurtenis; meestal de opmaat voor een logeerpartij bij oom en tante. Maar na 400 ritten op dit niet al te boeiende poldertraject had ik het wel gezien. Ik was blij toen in 1993 de zuidtak van Amsterdam openging, zodat ik voor reizen naar het oosten en noorden van het land Utrecht voortaan kon mijden. Want die aansluiting daar, dat was ook zoiets. Op de terugweg moest je altijd 28 minuten wachten op de trein naar Leiden; waar je ook vandaan kwam.

Maar toen de eeuw tegen zijn einde liep, begon ik een studie aan de universiteit van Utrecht, en ik heb gedurende de afgelopen twee jaar van tijd tot tijd ook nog in die stad gewerkt. Voldoende om nog 600 Rijn-ritten aan mijn curriculum vitae toe te voegen, en om een grondige pesthekel te krijgen aan deze spoorlijn, waar de treinen altijd overvol zijn, de meesters nog meliger, en de conducteurs nog afweziger dan waar ook op het spoorwegnet, en je in de avonduren altijd vervoerd wordt in een mobiele zwijnenstal. De schoonmakers van Utrecht denken dat de trein in Leiden al gereinigd is, en andersom; dat moet wel de verklaring zijn voor dit laatste feit.


Vangbal

Ik ken elke centimeter van dit traject. Het eerste stuk, Leiden - Alphen heb ik op de Digitale reiziger al beschreven, in een artikel uit januari 2001 over de Gouwelijn. Toch moet er, als ik goed oplet, nog iets nieuws te zien zijn. Ik heb de trein van 14.08 uit Leiden genomen, en noteer in mijn opschrijfboekje:

Metershoge gele tapkraan aan loods van v.d. Linden Installateurs; gedicht in Hindi (?) aan gevel huis Haagweg; bouwput en zandheuvel (komen huizen?? nazoeken!); landje met pluimig manshoog gras (is het gras?); 8 mobiele bouwketen van schildersbedrijf; abri vol wachtendendenden in kou op lijn 45 / 170; (Lammenschans); veldje van veldgym (softbal, verhaal van de vangbal); lage zon boven autoweg; witte molen met geeneens wieken (bewoond); schapen: vuilwitte vlekken in helderwit landschap; man in rode jas laat hond uit; cementfabrieken: omgekeerde raketten met punt naar beneden; verrot zijspoortje van industrieterrein; maansikkel boven Golden Tulip (v/h Toor); Lord of the Rings, The two towers; Jubelientje, de hit van Hagen en Hofman.

“Jubelientje” betreft reclame voor een kinderboek; zij is een vrolijk en lawaaierig meisje, vermoedelijk weer een ADHD-casus uit de school van Pietje Bell en Pippi Langkous.

Dat veldje vereist enige toelichting. Daar hadden we altijd veldgym. Bij softbal werd ik steevast als laatste gekozen, en zetten ze me maar in het achterveld, waar ik stond te kijken en luisteren naar de treinen die over de kanaalbrug denderden. Ik droomde van verre reizen; “als ik maar eenmaal volwassen ben…”

Op een keer werd ik uit mijn gemijmer gewekt door kreten uit de verte, waarin ik mijn roepnaam meende te herkennen. Luttele seconden later schalde ook mijn geslachtsnaam over het veld, krakerig en vervormd vanuit de megafoon van de gymleraar. “Godverdomme, Mensonides, eikel; sta je daar te maffen, of zo? Je had een vangbal kunnen maken!”. Ja, verdraaid, nu hij het zei: een paar meter van me vandaan lag inderdaad zo’n witte, sponzig aanvoelende softbal in het gras. Die gooide ik maar terug. Ik maakte een vaag sorry-gebaar. Zelfs al had ik die bal zien naderen, dan had ik hem zonder twijfel door de vingers laten glippen. Die morgen ging ik ook nog twee keer uit op drie slag.


Josti

In Alphen geeft de trein aansluiting (al hebben we die vandaag gemist) op het veenlijntje naar Gouda. Dit traject wordt vanaf maart 2003 het proefterrein voor de Rijn Gouwelijn. Hier zal geëxperimenteerd worden met trams en treinen op één en hetzelfde traject. Het is gedoemd te mislukken, vrezic, want het laten rijden van louter treinen op een spoorbaan geeft in dit land al voldoende problemen, op het moment. Maar we zullen zien, en het zo objectief mogelijk afkraken.

Het is rustig vanmiddag. Deze trein bestaat uit 6 bakken - het is altijd weer afwachten - en ik zit in het voorste, stille gedeelte. Ik deel een 16-persoons coupe met alleen een jonge vrouw die reist in het gezelschap van een cello.

We passeren Zwammerdam, waar in het stoomtijdperk nog een stopplaats was, en daarmee de De Bruggen, thuisbasis van de beruchte Josti-band. Dit orkest van geestelijk gehandicapten is vooral rond kersttijd niet van de beeldbuis te branden met z’n, nou ja, muziek. De armen van geest doen het tóch goed op TV; ik geloof dat er in Nederland weinigen rondlopen waarover nog geen IKON- of TELEAC-documentaire is samengesteld. Treurig is het eigenlijk: deze mensen, die er ook niets aan kunnen doen dat ze zo zijn, misbruiken voor apies-kijken, omwille van de heilige kijkcijfers, en dat ongetwijfeld onder het mom van begrip kweken vóór. Maar ik snap het wel: een avondvullend docudrama over de bestuursperikelen in een hoogbegaafdheidsvereniging zou snel vervelen, als TV-kijkspel.


Kloos reading

tweelingboerderijen pal ondernaast viaduct van snelweg

Bodegraven, hier ben ik nog nooit geweest (dat is niet waar, wie diep graaft in de archieven van De digitale reiziger, ziet me hier in 1999 al eventjes rondlopen). Ik verlaat het station, loop in de richting van het stadje, en probeer het te zien zoals Kloos het ruim 100 jaar geleden ondergaan moet hebben toen hij het bovengeciteerde gedicht schreef. Het scheve, verzakte pakhuis, ongetwijfeld kaas-, stond toen nog recht, en het Post- en Telegraafkantoor was er in die tijd vermoedelijk ook al. De oude winkelpandjes vind ik welhaast schilderachtig, maar in Kloos’ tijd waren ze nieuw en saai, en konden slechts verlangen wekken naar stads vertier.

Willem Kloos, de bekendste dichter van de stroming der tachtigers, heeft tijdens zijn leven (1859-1938) zo’n 5000 sonnetten geschreven, waarvan er een stuk of 25 vermeld staan in de radio twee top 2000 (als er van gedichten ooit zoiets zou zijn samengesteld). Daaronder zijn klassiekers als “Ik ween om bloemen in den knop gebroken”, “De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining”, en “Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten”. 99,5% van zijn overproductie echter, daar zijn de literatuurhistorici het wel over eens, bestaat uit de meest verschrikkelijke bagger. Dit Bodegravensch versje - er kan volgens mij geen twijfel over bestaan - behoort tot die meerderheid van mislukkingen, maar er zijn nog veel ergere (en leukere): dronkenmans-scheldkanonnades tegen kleine burgermensen en kunstbroeders die hem, Willem Kloos, niet begrepen.

De dichter had weinig zelfkritiek en bleef ook de prullen in zijn verzamelbundels opnemen. Bij mij gaat dat anders. Deze aflevering, die je nu leest, komt beslist niet in het jaaroverzicht, dat weet ik nu al. “Het tweede gezicht” is nummer LXXX uit Kloos’ Verzen; in de loop van die bundel zie je hem langzaam afglijden.

De houdbaarheid van “Tachtig” verstreek zodra het decennium van die naam ten einde was. Velen van Kloos’ bentgenoten transformeerden zich tot Negentigers, en gingen hun inspiratie putten uit het morgenrood van het socialisme of nóg hogere zaken. Kloos deed dat in toenemende mate uit de drankfles; het klinkt ook in het geciteerde sonnet door.

In een winkelstraatje zie ik weer zo’n buitenmodel tapkraan, koperkleurig deze keer, aan de gevel van een DHZ-zaak. “BRAND!”, roept een vrouw, die me ziet staan kijken. Verbaasd kijk ik haar aan. “Het ruikt hier naar brand”, verklaart ze. Ademwolken waaien uit haar mond, als stond ze zelf in lichterlaaie. Ik ruik niets, zie ook nergens rook en vlammen, maar knik begrijpend. In het ernstigste geval kunnen we altijd nog die kraan opendraaien.

Peinzend staar ik in de etalage van een beddenwinkel. Ze hebben er alleen tweepersoons; hoe moet dat nou als je niet de verwachting koestert dat je je slaapplaats ooit zult delen met een ander? De zaag hanteren?

Hemeltergend lullig is het moderne marktplein, waar je pleinvrees krijgt op dagen dat er geen markt is. Een rijtje winkels, waaronder een Trekpleister en een HEMA zonder koffie, en het gemeentehuis, een slome steenkolos. Het is hier extra koud. Ik keer terug naar het station; een halfuur Bodegraven is wel genoeg, vond ik ook in 1999 al.

Over Bodegraven moet je niet te min denken. Sedert de oorlog maakte het een voorzichtige doch gestadige groei door naar 20.000 inwoners. Het staat bovendien nu al twee jaar op één in de top-100 van Zakensteden, een ranglijst samengesteld naar arbitraire criteria als winst(groei), soliditeit[?] en betaalgedrag van de daar gevestigde bedrijven.


Schans

Een paar minuten na vertrek uit dit oord zie ik links een wat grimmig ogende beboomde terp, zo lijkt het. Het is de Wiericker Schans, een 17e eeuw vestingwerk, deel uitmakend van de Oude Hollandse waterlinie. De schans is na WO II nog een poosje gebruikt als opslagplaats van zware munitie; een feit waarvan de bewoners van de omringende boerderijen in zalige onwetendheid werden gehouden. Dat het complex nooit de lucht in is gevlogen, is vermoedelijk meer geluk dan wijsheid.

Ik schrijf verder: bevroren voren in akkerland; sprietboompjes tegen winterluchten, (stat. Woerden), sporthal die lijkt op soortement vliegveldhangar; eenzaam huisje in oud gemaal in de polder, bijna ingehaald door de stad; bovenleidingmasten spinnen met lange maaiarmen dunne ragdraden tegen het bevroren zwerk [doorgehaald].

Het had weinig gescheeld, of ik had dit ritje helemaal niet kunnen maken; geen 1000 keer, geen één keer; nooit. In de 19e eeuw is twintig jaar lang geredetwist over de aanleg van de ongeveer 35 kilometer lange spoorverbinding Leiden - Woerden, toen een niet al te belangrijke ontbrekende schakel in een nationaal spoorwegnet dat al aardig gestalte begon te krijgen. De dorpen en stadjes langs de Rijn waren van geringe betekenis, en voor een ritje Leiden - Utrecht kon je, volgens de gangbare mening der autoriteiten, ook wel via Den Haag reizen. Dat was wel een wat gecompliceerde tocht, met twee verschillende spoorwegmaatschappijen, en met in Den Haag een wandeling van 20 minuten van Staatsspoor naar Hollands Spoor.

In 1878 werd het traject Leiden - Woerden alsnog geopend, en daarmee de lijn Leiden - Utrecht. Het bleef door de jaren heen een stiefkindje. Pas ver na de oorlog werd het geëlektrificeerd; aan een volledig dubbelsporige uitvoering is vaak lippendienst bewezen, maar die is nooit verder gekomen dan het rechterrijtje van de prioriteitenlijst.

Ergens in de jaren 60 werden de groensnuiten vervangen door het toen zeer moderne Plan-T en Plan-V materieel. De reistijd ging naar beneden, en naast de uurdienst met stoptreinen werd elk uur een sneltrein ingelegd die alleen stopte in Woerden en Alphen a/d Rijn. Later werd dit veranderd in twee stopdiensten per uur. Die hebben elkaar jarenlang gekruist in Alphen a/d Rijn, maar bij de ingrijpende wijziging van de NS-dienstregeling in 1998 kreeg Bodegraven zijn oude status van kruisingsstation weer terug.

Op dit ondergeschoven lijntje worden per werkdag naar mijn schatting 20.000 à 25.000 passagiers vervoerd; goed dat het uiteindelijk toch is aangelegd!


Ham

Vleuten, een plaats waar je nooit komt. Een lezer uit Haaglanden wil zelfs niet geloven, dat hier treinen stoppen; die uit Den Haag en Rotterdam rijden er allemaal aan voorbij.

Het dorpje dateert al uit Romeinse tijden, zoals zoveel oorden in deze streek, en heette toen Fletio. De oude kern ligt rondom een kerk waarvan de voorganger nog is gesticht door Willebrord. Op het kerkpleintje staan enkele zeer oude hoeven.

Voorbij de dorpskern neem ik een weg die naar een écht kasteel schijnt te voeren, De Haar te Haarzuilens. Het doel van mijn tocht echter, zie ik al uittorenen boven de boerderijen. Heerlijk, zo’n wandeling in de winterlucht! Och gut, al die trimmers en mooiweersporters, die de hele winter in de auto zitten, en pas in maart de wereld hun bleke binnenkleur weer tonen!

Ik passeer de Beddenplaneet, waar ze misschien wél eenpersoonsbedden op voorraad hebben, Kinderdagverblijf Pietje Bell, en sla een smalle weg in, in de richting van het torentje. In de restanten van het poortgebouw liggen haardblokken opgetast. Het aan de toren vastgebouwde lage huis is veel moderner, en lijkt bewoond. Het is helaas niet mogelijk, het complex te bezichtigen, of er zelfs maar omheen te lopen. Er loopt een spoorbaan achterlangs, maar dat was geen verrassing.

Het torentje is een donjon, een versterkte woning. Het telt circa 750 lentes, verheft zich niet minder dan 27 meter boven het polderland, en is met zes verdiepingen verreweg het hoogste donjon van Nederland. Het heeft ook een naam, en heet: de Hamtoren, genoemd naar de doodlopende rivierarm van de Oude Rijn waaraan het gelegen is. Wie het bezat, was de baas over de hele streek, en daarmee heerser over vast niet erg veel mensen. Inderdaad zat er vroeger een kasteel aan vast; dit is in de loop van de 18e eeuw in verval geraakt en uiteindelijk gesloopt.

Dit alles weet ik dank zij deze site; een ANWB-bordje hangt er niet; wat dat betreft had ik me de reis wel kunnen besparen. Waarom deze toren zo buitensporig hoog is, staat op de site niet vermeld. Eerst was hij lager, maar een ridder heeft er een paar etages bovenop laten zetten. Hij wilde zeker per se de hoogste hebben; ook in de middeleeuwen had je van die mensen.

Op de terugweg naar het station loop ik door de straat die ik ook al 998 keer gezien moet hebben vanuit de trein. Het is de Professor Titus Brandsmalaan. In de avondspits horen de bewoners van de rijtjeshuizen 24 keer per uur de ruiten rammelen als gevolg van een passerende trein. Een levensgrote tuinkabouter werpt een olijke blik naar de spoorbaan.

Ik neem de trein van 16.15, een dubbeldekker, voor de variatie; het is tegenwoordig altijd weer een verrassing waarmee NS voor komt rijden.


Sneltrein langs noodstation

Tussen Vleuten en de snelweg genaamd A2 is de mega-wijk Leidsche Rijn in aanbouw. Ruim 2 kilometer ten oosten van station Vleuten heb ik de laatste maanden in sneltreinvaart een nieuw (nood)station zien verrijzen, met een perron van stalen platen en een loopbrug. Het was net klaar voor 15 december, en ik had verwacht dat er bij ingang van de nieuwe dienstregeling wel een trein zou stoppen - desnoods voor de bouwvakkers; veel huizen staan hier nog niet. Maar niets; dat zal pas gebeuren in 2004. Zo langzamerhand word ik steeds nieuwsgieriger naar het Randstadspoor, met al die onvervulde beloften.

Een andere langverbeide wijziging is wel doorgevoerd op dit traject: extra treinen Utrecht - Leiden in de avondspits. ’s Morgens werd er tussen Leiden en Utrecht al kwartierdienst gereden. Maar rond de klok van vijven, als de hele meute terugkeert, was er niets extra’s en werden soms 400 mensen in een vierbak samengeperst. Sedert 15 december vertrekt er, op doordeweexxe dagen buiten de schoolvakantieperioden, om 16.29, 16.59 en 17.29 van spoor 15 een extra trein naar Leiden. Een sneltrein, wel te verstaan; terwijl in de ochtendspits alle treinen overal stoppen. Een mangel aan logica waartegen je mij, als Leidenaar, niet hoort protesteren.

Om 16.59 neem ik plaats in zo’n welkom extraatje. De trein zit nog niet half vol; het grote publiek heeft hem nog niet ontdekt, dat duurt vaak járen. Wat heerlijk, nu eens in zittende positie van Utrecht naar Leiden te kunnen reizen! Ik heb een bekertje warme chocolademelk gekocht, het beste wat je kunt drinken bij deze weersomstandigheden, kijk naar buiten waar ik in het afnemende licht dat noodstation weer zie, en voel me bijna behaaglijk. Dit is exact mijn 1000ste rit op dit traject, besluit ik, een waardig jubileum, in deze sneltrein. Ik zie het wonder zich voltrekken: Vleuten, Woerden en Bodegraven schieten in het schemerduister voorbij, zonder stoppen.

Ik ben blij dat ik geen streekkrant-journalist ben, door mijn chef op pad gestuurd om een artikel te schrijven over de nieuwe sneltrein Utrecht - Leiden. Dan had ik Kloos, Jubelientje, vangbal, de Jostiband, BRAND!, schans, die bedden, mijn doorgehaalde notities, dat torentje, die twee onwijze tapkranen, de chocomel, de tuinkabouter, et cetera, onvermeld moeten laten als zijnde irrelevant, en had ik nu de hele trein doorgemoeten om reizigers te interviewen. “De heer Poldervaart (43) uit Alphen is ook verrekte blij dat hij nu acht minuten eerder kan aanschuiven achter de piepertjes”. Eer je zo’n zin in de krant hebt kunnen schrijven, heb je al tien keer “rot op met je gezeik, slijmjurk!” gehoord van die vrolijke forenzen. En dan moet je als goed journalist ook nog iemand bij NS-Reizigers bellen, om te vragen waarom er zo weinig mensen van deze trein gebruik maken, en hoor je, na 20 keer doorverbonden te zijn, de reden die ik hierboven genoemd heb.

Na slechts 22 minuten bereiken we station Alphen aan den Rijn. Het is donker nu; het notitieboekje kan dicht. Deze trein, hoewel sneltrein, stopt weer wat later gewoon op Lammenschans. Hier eindigt mijn jubileum-rit op deze lijn; met frisse tegenzin maak ik me op voor het tweede duizendtal.



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Alvast een citaat uit een volgende aflevering:
Je wilt toch een beetje opkijken tegen de politicus op wie je gestemd hebt, anders had je jezelf wel kandidaat kunnen stellen.
Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Mijn schaduw op zolder (kort verhaal) - gestalkt door een schim - Zo. 12.01.2003
- - - -
Tijdschriftje spelen - SIRE maakt zich druk: kinderen hebben het druk - Do. 09.01.2003
- - - -
Mijn eigen Zeestraat van Huygens (3) - Willem V en I, paardentrams en deftige dames - Zo. 05.01.2003
- - - -
De omgekeerde prullenbak - Medley van in 2002 ongepubliceerde fragmenten - Do. 02.01.2003
- - - -
Jaaroverzicht - uitslag van de Wimpel-wissel 2002; top 15 REFLEXXIONZZ! van 2002 - Zo. 29.12.2002
- - - -
Winterzonnewende - Utrecht - Dordrecht: drie unieke busdiensten OV-reisverhaal- Do. 26.12.2002
- - - -
Roodneuzige rendieren en jengelende bellen - Gratis busvervoer in Dordrecht OV-reisverhaal - Zo. 22.12.2002
- - - -
Buch versus Büch - De autobiografie, een dubbele leugen - Do. 19.12.2002
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Jeltje van Nieuwenhoven onze eerste vrouwelijke minister-president?

Première!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


3mid/223(5)/361(80)(5)/118,9(9,6)