Nieuwe reexx - Aflevering 82 DONDERDAG 13 FEBRUARI 2003
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

Lees ook de Soundbite of the seventies in de rechterkolom!


OV-reisverhaal

Bus zonder haltes - stadsdienst Oss

REFLEXXIONZZ! deed Oss en omgeving; per bus en per trein. In de volgende aflevering boemelen we met NS van 's Hertogenbosch naar Nijmegen en vice versa. Vandaag eerst de Osssse (?) stadsbuss. Daar is iets bijzonders mee aan de hand; een innovatie. MTI, een nieuwe en nog zeer bescheiden strijder in de arena van OV-aanbestedingen, nam het stadsnet in de Brabantse industriestad medio 2001 over van de BBA. Ze schaften het verschijnsel “halte” af, dat tot dan toe essentieel geacht werd voor het exploiteren van een busbedrijf.

MTI, afkorting van het wat pretentieus klinkende “Millennium Transport International”, kent wel vaste routes, maar geen vaste stopplaatsen. Je kunt de 14-persoons lagevloerbusjes overal aanhouden waar je ze in de stad ziet rijden, en je mag, als je er inzit, overal uitstappen waar je wenst. Er zijn vier stadsroutes, A, B, C, en D, en een buitenlijn, E, die het dorp Berghem bedient. De stadslijnen rijden zeven dagen per week en 18 uur per dag in halfuurdienst; Berghem moet het met uurdienst doen.

Aan een buslijn zonder haltes - ik daag de lezer uit, er enkele minuutjes over na te denken - kleven zowel voor- als nadelen. De gemeente is verlost van de abri’s, waarvan aanleg en onderhoud een lieve duit kosten, maar kan er ook geen reclames meer op aanbrengen. De reiziger bespaart zich de wandeling naar zo’n afdakje, en kan, als hij toevallig aan een route woont, vanuit zijn huis naar de stoeprand rennen als hij de bus ziet naderen. Bezwaarlijk is de afwezigheid van schuilgelegenheid bij barre weersomstandigheden; bovendien heeft het ontbreken van haltes tot gevolg dat je, als je in de stad niet bekend bent, nergens kunt zien waar er een bus vertrekt, en hoe laat.

Een algemeen nadeel van kleine bussen heb ik eens verwoord gehoord door een manager van een groot busbedrijf: je kunt de chauffeur van een mini-busje niet afschepen met een mini-salaris, zodat je met inzetten van klein materieel welbeschouwd weinig bespaart. Heeft de gemeente Oss zich misschien rijk gerekend met MTI? Is het überhaupt mogelijk, in een stadje met circa 60.000 inwoners een acceptabele stadsdienst in stand te houden?

MTI, dat ook in Meppel en Hoogeveen halteloos stadsvervoer verzorgt, beweert het te kunnen. Kort na hun overname van het Osse stadsvervoer stegen de passagiersaantallen van een wel heel schamele 1900, naar een nog geenszins florissante 2800 per dag. Men mikt op 6000, dan zou de kostendekkingsgraad uitkomen op een voor stadsvervoer zeker niet onacceptabele 30%. Maar daar zijn we nog ver van verwijderd. Van de zomer, op weg naar Appeltern, zag ik in Oss alle MTI-bussen leeg rondrijden; ook vandaag, een akelig gure dag met winterse buien, puilen ze niet uit.

MTI streeft naar laagdrempelig vervoer, zowel letterlijk als figuurlijk. Met reizigerswensen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden. Men is bijvoorbeeld niet te beroerd, een klein stukje om te rijden voor een passagier die slecht ter been is. Mooi hoor, maar de eerste tegenvaller beleef ik al in mijn huiskamer: informatie over de Osse stadsbus is niet eenvoudig te verkrijgen.

MTI blijkt geen website in de lucht te hebben. Ze zijn telefonisch wel bereikbaar voor info, onder nummer 0412-625672. Dat nummer staat levensgroot vermeld op de bussen, maar dat zie je pas als je in Oss bent. Op het meest recente Falk-plan van Oss staat nog steeds lijn 81 / 82 van BBA ingetekend, de voorganger van de MTI-busjes, een normale stadslijn met haltes en hokjes. Via de OVR-reisplanner kun je wel een busreis in Oss plannen; die werkt met fictieve haltes: straathoeken die op een van de routes liggen.

Na wat surfen op OVR kom ik erachter, dat de lijnen C en D het noorden van de stad bedienen. Daar wil ik niet heen; beschuldig me van vooringenomenheid, maar in buurten met namen als Mikkeldonk, Mettegeupel, Krinkelhoek, Horzak en Schadewijk verwacht ik geen aangenaam verblijf. Ik kies alzo voor een rit naar de Joost van den Vondellaan - waarom ook niet - in het zuidwesten; daar kan ik met route A heen en, na een korte wandeling, met route B terug.

En route, na al deze voorbereidingen! Tegen het middaguur stap ik uit de stoptrein die het onderwerp vormt van de volgende aflevering. Op het busstation zie ik al een paar MTI-tjes staan. Het lijken eerder grote taxi’s dan kleine busjes. In principe zijn ze donkerblauw, maar momenteel grijs uitgeslagen door prutsneeuw en pekel.

Ik neem bus A, en vraag voor de zekerheid of deze echt naar de Vondelstraat gaat. De chauffeur, met een door de kou rood aangelopen hoofd, denk even na, en zegt: “Oh, oa, joa, oh, oa”. Dat is geen overduidelijk antwoord; het houdt een bevestiging, noch een ontkenning in.

“D’r vroagt vanmorgen ook al iemand naar de Johan Woagenoarstroat”, vervolgt de chauffeur. Ook die informatie helpt me niet veel verder. Inmiddels heb ik een primitief routekaartje ontdekt in de bus, waarop de vijf lijnen met een Stabilo-markeerstift staan aangegeven, elk met hun eigen kleur. Inderdaad ligt de Vondelstraat op de route van A. Dat deel ik de chauffeur mede, die het voor alle zekerheid toch nog even wil opzoeken in een stratengids.
“Is dat ergens bij dat Shell-station voorbij het ziekenhuis?”, vraagt hij.
-“Vast wel!”, zeg ik ruimhartig.
“Joost van den Vondellaan”, vindt hij in het boekje; het is Joost van den Vondel, het is de Joost van den Vondellaan.”
- “Oh!” (Ja, vertel mij wat, dat hij Joost heette).
- “Da’s vlak bij de Tollensstraat, daar komen we ook”.
-“Ach, Tollens, wat leuk!, die van dat gedicht met die tand!”
-“Tand??”

Ik zwijg verder maar; ik had niet over die tand moeten beginnen. We komen in beweging, en slaan af richting binnenstad. Het busje telt negen gewone, en vijf klapstoelen. Als we door het centrum rijden, zijn drie van de veertien zitplaatsen bezet. De chauffeur zet een gesprek met een andere passagier voort, dat onderbroken was door dat Vondel-gedoe.

-“Die lampen, dat is ook onze toak. Dat doen we er ook nog bij, lampen verwisselen. Er zijn van de week al twee van die lampen koapot gegoan”.
-“Zeker de zekering!”
-“Je rijdt ook de hele dag met die lampen oan”.
-“En dan door al die kuilen heen!”

In het centrum stappen nog vier mensen in. Alle passagiers worden door de chauffeur zorgvuldig op een lijst aangetekend; geen een wordt er vergeten; de target van 6000 moet gehaald worden.

We gaan het spoor over, op een afstand van 100 meter van het station, en beginnen aan een ingewikkeld traject door een naoorlogse wijk. Route A komt werkelijk op elke straathoek. Een keer of drie kruisen we de Molenstraat. De stad Oss lijkt zo heel groot. Een paar abri’s komen we toch nog tegen; die zijn van streekvervoerlijnen, die in Oss gewoon nog haltes hebben.

Het begint te sneeuwen. We bereiken het al aangekondigde ziekenhuis, waar nog een paar mensen instappen. Een zwaar bepakte vrouw is vol lof over MTI: “Het is toch beter dan lopen, met dit noare, oakelige weer!”

Even later waarschuwt de chauffeur me dat ik eruit moet. Ik beland op een soort ringweg met een brede beboomde middenberm, die er op een of andere manier helemaal niet uitziet als de Joost van den Vondellaan. De sneeuw stort nu bij bakken naar beneden, en er is nergens een plek om te schuilen; kan ik niet eens een andere hobby oppakken? Maar gelukkig komt het busje er al weer aan; achteruit rijdend, nu. De deur klapt open. “Sorry meneer, maar ik vergis me. Dit is helemaal de Joost van den Vondellaan niet. Dit is de Zwijnsenlaan pas!”.

Ik neem mijn oude plaats in, en de bus rijdt de bewoonde wereld weer binnen. “Mag ik er hier uit?”, roept iemand. Het mag, de bus komt tot stilstand, en een bejaarde vrouw glibbert naar de deur van haar flat. Twee portiekdeuren verderop wil er opnieuw iemand uit. We stoppen weer, nauwelijks op gang gekomen nog. Dit vervoer heeft iets gemoedelijk-Brabants, maar lijkt me niet verkoopbaar aan de driftige, haastige Randstedeling.

Daar de genoemde benzinepomp in zicht komt, stap ik nu ook maar uit, groeten uitwisselend met chauffeur en passagiers, of ik ze al jaren ken.

De Joost van den Vondellaan is een doodordinaire straat in een doorsnee-jaren zestigwijk. Waarom wilde ik hier nu eigenlijk zo graag heen? Ik loop stuur- en doelloos door een adembenemende sneeuwjacht, en koers uiteindelijk op een snackbar af. Achter het etalageraam zie ik echter zulke ongure, vervaarlijke koppen, dat ik van mijn bezoek afzie, en doorloop. Voor het zelfde zit er in die cafetaria een stille van de dieet-politie. De koppen achter het raam lachen me uit: ze weten al, waar ik zelf vijf minuten later pas achterkom, nl. dat deze straat doodloopt op een verblijf voor dagbehandeling van geestelijk gehandicapten. Ik keer terug, weer langs die koppen, die nu nog harder lachen. Ik negeer ze, en kijk de andere kant op.

In het gelukkig overdekte winkelcentrum Ruwaard heb je Bakker Bart. Hoe toevallig!, in winkelcentrum Geesterduin, te Castricum, waar ik op werkdagen mijn lunch gebruik, heet de bakker ook Bart. Er is zo’n zelfde soort zitje. Maar bij deze Bart barst luide, slechte muzak uit een batterij luidsprekers. Snel verder!

Ik verlaat het winkelcentrum Ruwaard en loop naar de route van bus B, die ik thuis zorgvuldig heb ingetekend op mijn Falkplan. Een brede laan. Wat zal ik doen? Langs de weg gaan staan, in de sneeuw, totdat het blauwe busje nadert, of in een flatportiek, met alle kans om hem te missen?

Terwijl ik hier nog over nadenk, zoeft het blauw al langs me heen. Mijn reflexxen zijn traag, vandaag; ik vergeet het handgebaar te maken waarmee je overal ter wereld een bus tot stoppen dwingt. Te voet verder, dus. Vijf minuten later bereik ik station Oss-West, waar ik dan de trein maar zal nemen om terug te keren naar het centrum van deze stad.

MTI, de Calimero onder de vaderlandse busbedrijven, streeft naar uitbreiding van zijn werkgebied. Een stuk Drenthe hebben ze al in handen, en met de gemeenten Etten-Leur en Weert zijn ze in de slag voor een concessie. Ik wil, na slechts één rit, geen eindoordeel vellen over het bus-zonder-halte systeem. Het is een sympathieke vorm van OV, maar ik hoop eerlijk gezegd wel, dat het uit mijn eigen woonplaats nog een poosje wegblijft.

Frans Mensonides



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Alvast een citaat uit een volgende aflevering:
Voor slechts 1,95 koop ik een Holland-kalender van dit reeds voor 10% verstreken jaar. Fraaie platen van molens en klokgevels staan erop, maar de kalender is me te groot om er de hele verdere rest van de dag mee te slepen, en ik schuif hem een container in.
Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Raranoia Dubbelcolumn over (on)alledaags wantrouwen- Zo. 09.02.2003
- - - -
[Uitdraai, aangetroffen nabij een kliniek] - KORT VERTHAAL - Do. 06.02.2003
- - - -
Wanneer komt nou Opheusen? - In memoriam: het onderzoek "NS zet bussen in" - Zo. 03.02.2003
- - - -
Waar zit de jeweetwel? - Neuken met Michel Houellebecq - Wo. 29.01.2003
- - - -
Partij der Ontevredenen - Waarom we niet mogen mopperen in dit land, en het toch zo graag doen - Za. 25.01.2003
- - - -
Stemwijzer der dwergen - Vijf kansloze partijen geportretteerd - Di. 21.01.2003
- - - -
Een Columnist als minister-president? - Gezocht: nieuwe vader des vaderlands - Za. 18.01.2003
- - - -
Boemelen met NS (10): Leiden - Utrecht op het tweede gezicht - OV-reisverhaal - Wo. 15.01.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


Soundbites of the Seventies (10)

Door: Wim Scherpenisse
Nummer: Le Lac Majeur
Uitvoerende Artiest(en): Mort Shuman
Tekst: Etienne Roda-Gil
Jaar: 1973
Veronica Top veertig: nr. 1
Radio 2 top 2000: nr 1691

Soundbite:

Il neige sur le lac Majeur
Les oiseaux-lyre sont en pleurs
Et le pauvre vin italien
S'est habillé de paille pour rien ...
Des enfants crient de bonheur
Et ils répandent la terreur
En glissades et bombardements
C'est de leur âge et de leur temps
J'ai tout oublié du bonheur
Il neige sur le lac Majeur
J'ai tout oublié du bonheur
Il neige sur le lac Majeur.

Volledige tekst: klik hier of hier of hier of hier.


Wie Le Lac Majeur van Mort Shuman eenmaal heeft gehoord, vergeet het niet licht: de muzikale begeleiding ademt een dreigende, onheilspellende sfeer en is tegelijkertijd slepend en bombastisch, met veel strijkers, bouzouki-achtige tokkelinstrumenten, tamboerijnen, galmende klokken en roffelend slagwerk. Dat wekt een suggestie van grote diepzinnigheid en dramatiek.

Het nummer duurt maar liefst vijfenhalve minuut. Dit is wat de dj's vroeger een 'plasplaat' noemden: een nummer dat zo lang duurde dat je in alle rust naar de wc kon. Als we de tekst in ogenschouw nemen, bevreemdt die lange duur des te meer: iemand die de Franse taal beheerst, is rustig hardop lezend binnen een minuut door die twee coupletten heen.

Waar gáát Le Lac Majeur eigenlijk over? Een man staat bij het Lago Maggiore en is ten prooi aan een grote melancholie. Het sneeuwt op het meer, hij ziet kinderen glijbaantje spelen en elkaar met sneeuwballen bekogelen, en hij mijmert dat hij helemaal is vergeten wat geluk is.

Dat is de meest samenhangende samenvatting die ik zou kunnen geven van de tekst. Die bevat verder vele details die op z'n zachtst gezegd nogal raadselachtig zijn. Dat begint al in de tweede regel, waarin we horen dat 'de liervogels in tranen zijn'. De liervogel is een fazantachtige vogel die alleen in Australië voorkomt en zeker niet aan de boorden van dat beroemde meer op de grens van Zwitserland en Italië. En: kunnen vogels huilen?

De derde en vierde regel melden dat de 'arme Italiaanse wijn' zich voor niets 'in riet heeft gehuld'. De luisteraar ziet zo'n grote Italiaanse mandfles met goedkope hoofdpijnwijn voor zich, maar wat moet hij hier verder mee? En wat is het verband met die liervogels? Je gaat je afvragen of de ik-figuur wellicht droomt, of hallucineert.

Regel vijf en volgende: kinderen schreeuwen van geluk en zaaien angst en ontzetting met hun roetsjbanen en sneeuwballengevechten. Refrein: 'ik ben helemaal vergeten wat geluk is, het sneeuwt op het Lago Maggiore'.

In het tweede couplet is nog sprake van nieuwe gladiatoren, van Italiaans bloed dat voor niets vloeit, nog eens van die liervogels en dan van het motorgeluid waarmee het voorbijvaren van de boot van vijf uur gepaard gaat. Voorzover mij bekend hebben zich de laatste decennia geen bloedige drama's afgespeeld aan de oevers van het Lago Maggiore; dat meer is vooral bekend als toeristische trekpleister.

Laten we er niet langer omheen draaien: die tekst slaat gewoon nergens op. Met wat vage beelden zonder veel samenhang wordt tevergeefs gepoogd een melancholieke stemming op te roepen. Maar in feite behelst de tekst niet veel meer dan dat ene weerkundige feit: dat het sneeuwt op het Lago Maggiore. Nou ja, oké: dat is wel bijzonder, in dat milde Zuid-Europese klimaat.

Wim Scherpenisse


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Echtgenoot van Prinses Margarita zou homoseksueel zijn

NICHT van Beatrix!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts (die aantekent, dat andermans familieruzies hem feitelijk geen biet interesseren).


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


7 mid/231(13)/370(89)(14)/131,4(22,1)