Nieuwe reexx - Aflevering 87 ZONDAG 2 MAART 2003
Kroniek in triptiek
Laatst op TV die Amerikakenner en -hater, Maarten van Rossem (met zorgvuldig door de war gekamd haar, maar dat doet hier niet toe). Hij antwoordde ontkennend op de vraag of hij nog ging meelopen in een demonstratie tegen de op handen zijnde oorlog in Irak, en zei zoiets als: “Ik heb niet het gevoel dat ik, louter door mijn aanwezigheid, die oorlog zal kunnen voorkomen”.
Dat gevoel heb ik ook niet, dat ik door mijn optreden iets aan wat-dan-ook kan veranderen. Ik loop daarom zelden of nooit mee in demonstraties (behalve laatst in Den Haag, toen ik er per ongeluk in een verzeild raakte. Een troepje van driehonderd boze mensen, die een leuze scandeerden, door mij verstaan als: “potverdimme, potverdamme, recht voor iedereen!!!” Waar we exact voor of tegen waren, weet ik tot de dag van heden niet). Toch kan geen mens ontsnappen aan meningsvorming over de kwestie Irak; je moet toch een antwoord paraat hebben als NIPO je belt.
Het is dan altijd makkelijk als je een duidelijke levensvisie hebt. Zoals K, een collega op kantoor, die alle vraagstukken terugbrengt tot zijn eigen portemonnee. Hij bezit een redelijk grote aandelenportefeuille en het is hem niet ontgaan dat, sinds de dag dat Bush oorlogstaal begon uit te slaan tegen Saddam Hoessein, de Dow Jones in glijvlucht verkeert, en onze eigen armoedegraadmeter, de AEX, niet minder. “Laat die klootzak opzouten met zijn rotoorlog”, zegt hij oneerbiedig (ook zonder het geringste effect op de gang van zaken).
Ikzelf bezit geen vastomlijnde levensbeschouwing - een treurige zaak voor iemand die voor intellectueel wil doorgaan en zich toch al ruim een kwart eeuw volwassen mag noemen; ik zou me er zo langzamerhand eens een moeten aanmeten. Dat betekent voorlopig, dat ik nergens houvast aan heb, en elk geval op zichzelf moet beoordelen. Ik moet dan vaststellen, dat ik noch met Bush, noch met Hoessein erg veel opheb.
Het is zo gemakkelijk: brullen dat je pacifist bent, en dus tegen oorlog. Saddam lacht er in zijn vuistje om. Blix kart in een jeep Hoesseins hele zandbak rond, op zoek naar bacteriologische wapens die daar vast niet open en bloot in de zon staan. Intussen laat de dictator schepen vol dodelijke bacteriën onder één of andere rare vlag rondvaren in een uithoek van de Indische Oceaan, waar ze niemands verdenking wekken.
Die oorlog van Bush zie ik niet zitten; die man wil veel te graag. Hij is bovendien een prooi van de haviken onder zijn adviseurs; hij weet volgens mij zelfs niet eens waar Irak ligt. Nee, die Amerikanen moeten niet de indruk krijgen dat ze de politieagent van heel de wereld kunnen spelen; wat denken ze eigenlijk wel??
Maar ik wil ook niet de verschutting hebben dat straks Saddam een bacteriologische aanval onderneemt op de christenhonden in het westen, wij met zijn allen in bed liggen te stuiteren van de builenpest, en mij dan verwijten gemaakt gaan worden in de trant van: “maar jij was toch pro-Hoessein?” Want zo ongenuanceerd wordt vaak gedacht in tijden van oorlog: wie niet voor de één is, zal dan automatisch wel voor de ander zijn.
Het heeft bijzonder weinig zin dat de VN resoluties blijft aannemen tegen Irak zonder dat er sancties volgen bij overtreding ervan. Ik vind het dus, kortom, prima als Bush Hoessein onder de vlag van de VN te lijf gaat, namens de gehele beschaafde wereld. Een wat laf enerzijds-anderzijds tussenstandpunt, dat volgens enquêtes wordt ingenomen door een overgrote meerderheid van ons bedachtzame volk. Blijkbaar dichten wij de VN de wijsheid toe waarvan we menen dat die bij Bush ontbreekt.
En ook dat standpunt, of we het bij het rechte eind hebben of niet, zal aan de loop der gebeurtenissen geen sikkepit veranderen.
[...] en nader een klein Duits stadje. Waar ergens bevindt het zich, op de kaart van dit uitgestrekte rijk? Kalk vormt hier het voornaamste middel van bestaan, zegt de reisgids. Er is een roemruchte kalkfabriek. Langs een spoorbaan loop ik het plaatsje tegemoet en zie er een sleep overkolkende, overborrelende witte goederenwagons vandaan rijden, die een druipend spoor achter zich aantrekken.
Waarvoor gebruik je kalk nog meer, dan voor het belijnen van wegen en voetbalvelden, het aanbrengen van taal op schuttingen en het overlakken van fouten in een tekst? Er moeten meer toepassingen zijn; kalk is klaarblijkelijk een veelgevaagd artikel, als hier een hele stad…
Een heuvelig oord. Laten we ons storten op de architectuur; je bent toerist of je bent het niet, al herinner ik me helemaal niet dat ik besloten heb, naar Duitsland af te reizen. Vakwerkhuizen zie ik; niets bijzonders in dit deel van de wereld, ware het niet, dat ongeveer een op de drie woningen hagelwit is. Dat zijn de huizen van hen die werken in de kalkfabriek. Het goedje gutst langs de dakgoot naar beneden. Een stigma; iedereen kan het zien. Hoe heet ook alweer die vreemde Franse snoeshaan die huizen en bruggen voorziet van witte lakens? Daar heeft het iets van weg.
Een kalkauto, vrachtauto, groot, tientonner, brult zich een weg door de straat, wit, brede witte bandensporen op het asfalt. Hij rijdt een eveneens wit druipende garage binnen. Het is zaterdag, ze gaan de auto schoonspuiten, al heeft dat weinig zin en is hij maandag zo weer smerig; de wagen is trouwens wit van nature, als een melkauto, omdat hij toch altijd maar weer wit wordt.
Er zit iets helemaal scheef in dit stadje; er heerst dreiging, er klinkt nu horrormuziek; dit is feitelijk een film. Over-perfectie, volstrekt overbodig: ook zonder die muzikale omlijsting had ik al in het snotje dat hier betreurenswaardige dingen gaande zijn. Het is die kalkfabriek. Die fabriek trekt leed aan, rampen, geschreven in witte letters. Het is hier in de stad dreigend donker, om drie uur in de middag, onnatuurlijk duistere mist, waarin alleen de kalkgebouwen oplichten.
Ik bezoek een café dat is genoemd naar een Duitse schrijver die ik nooit gelezen heb, Bertold Brecht of Günter Grass; ik herinner het me niet meer. Hier heerst geen vreugde, hier wordt op sombere toon gefluisterd: “van de week wéér twee”. Ik hoef het niet te vragen om het te weten: twee kinderen verdronken in een kalkput. De foto’s van de slachtoffertjes staan in de plaatselijke krant, zwart omrand; zonder commentaar (een krant aan een stokje, op de leestafel van het café); iedereen weet het, al mag er niet hardop over gesproken worden.
Hoe ik verzeild ben geraakt in dit witte inferno, op weg naar wat, weet ik niet. Je reist, je ondergaat, een grote lijn zit niet in zo’n verhaal; de ene scène lokt de volgende uit. Elke poging, het op te schrijven, is een vervalsing; logica is ver te zoeken. Speur niet naar een bedoeling; dit is bovendien maar een droom, ik begon het al te vermoeden.
Met diepe zorgrimpels wordt de laatste weken gesproken over de kennismaatschappij. Die zou in gevaar zijn, nu het demissionaire kabinet Balkenende het collegegeld wil verdubbelen, zodat het hoger onderwijs straks nog slechts toegankelijk is voor ministerskinderen. Maar voor zover mijn kennis strekt, bestaat er helemaal niet zoiets als een kennismaatschappij; wie heeft die illusie toch geschapen?
Op universiteiten mogen ze dan naar kennis haken; in de boze buitenwereld is het geen cent waard, zelfs niet als je het begrip ruim opvat, en er ook inzicht, ervaring en innovatief vermogen onder wilt begrijpen. (Aan kennis-sec heb je natuurlijk so wie so niet veel, behalve bij “1 tegen 100” en “2 voor 12”.)
In de jaren 90 was ik werkzaam bij de automatiseringsafdeling van een groot bedrijf. Ik kreeg leiding van ene C., een aan lager wal geraakt civiel ingenieur, die bij dat bedrijf al vijftien jaar niets duidelijks meer tot stand had gebracht, en die ze in arren moede tot hoofd automatisering gebombardeerd hadden. Hij werkte zelf nooit met computers, omdat hij dat maar modieuze nieuwlichterij vond. Onder ons gezegd, snapte hij er niet veel van; hij dacht dat Novell de naam was van een chocolademerk.
Aan werkbesprekingen kwam geen eind; wij, mijn collega’s en ik, de echte automatiseringsdeskundigen, moesten hem bij elk punt een uitvoerige toelichting verstrekken, anders snapte hij niet waar het over ging. Ondanks zijn totale ignorantie beurde hij een salaris dat het dubbele à het drievoudige was van waarmee zijn ondergeschikten naar huis gestuurd werden.
Ik besloot C. te verlaten. Nu had ik pas een pittige avondstudie op mijn vakgebied voltooid. Daar vele automatiseringsspecialisten in die opleiding nooit verder waren gekomen dan halverwege de eerste module, leek het me logisch, dit diploma op mijn CV te vermelden. Daarmee presenteerde ik me bij een soort koppelbaas, een man die, gevestigd op een moeilijk vindbaar industrieterreintje langs een Utrechts kanaal, aan arbeidsbemiddeling deed voor automatiseringsbedrijven.
“Veel gestudeerd, hè”, mompelde hij, het CV bestuderend. “Ja, ja, ja, dat dacht ik al, toen ik je binnen zag komen. Echt het hele vóórkomen van iemand die het liefst met zijn neus in de boeken zit. Je denkt misschien, dat het dáár allemaal om draait. Maar laat me je één ding vertellen, beste meneer, eh, eh: Men-so-NI-des, (buitenlandse naam?), je had je tijd beter kunnen besteden aan toneellessen, dan had ik misschien nog wat met je kunnen beginnen. Geen ervaring op de Bühne, zeker?”
Ik hoefde mijn geringe toneelvaardigheden niet aan te spreken om een oprecht verbaasd man te spelen.
(Een vreemde kerel, trouwens. Hij bekende, als grote hobby te hebben: het bekijken van websites waarop real time weerkaarten zichtbaar waren. “Straks als je weg bent” - hij leek nauwelijks te kunnen wachten op het aanbreken van dat moment - “ga ik weer lekker kijken. We hebben vanmiddag een bijzonder mooi wolkenbeeld boven de Ierse Zee. Dat is echt het mooiste wat er bestaat!”)
Na dat onbevredigende gesprek zat ik nog steeds opgescheept met C., tot de dag dat ik ergens een eenvoudige kantoorbetrekking aannam, om van hem af te zijn.
C. heeft zijn positie nog kunnen verbeteren; tegenwoordig is hij hoofd Resaerch & Development bij nog steeds datzelfde bedrijf, waar hij, volgens berichten die me ter ore zijn gekomen, niet veel meer doet dan de tweewekelijkse stafvergadering notuleren. Nog steeds tegen een monstersalaris, natuurlijk.
Deze gebeurtenissen hebben mijn visie op de zogeheten “kennismaatschappij” definitief gevormd (misvormd, zeggen wijze mensen). Goed dat ik geen kinderen heb; ik zou niet weten hoe ik ze zou moeten opvoeden om ze op zulke wantoestanden voor te bereiden. Een carrière in de automatisering (thans: ICT) zou ik ze natuurlijk afraden; daar heeft een rechtschapen, intelligent en geestelijk gezond mens niets te zoeken. Toneellessen? Daar mogen ze vammijpart óp; baat het niet, schaadt het niet. Maar als ik ze zou betrappen op het bestuderen van een leerboek, dan zou ik ze zonder pardon een harde klets om de oren toedienen; laat dat ze gezegd zijn!
Frans Mensonides
Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.
foto: Wim Scherpenisse
REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen. Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.
Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.
Winter in Zeeland (2) De boot is aan! OV-reisverhaal- Do. 27.02.2003
Nog geen toestemming voor lightrailexperiment op spoorlijn Alphen a/d Rijn - Gouda
Te light bevonden
Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van
Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts (die op spoorweggebied alleen iets ziet in de heavy stuff)
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.
driedubbel-column
Belevenissen in een korte maand (1)
Bacteriologisch
Kalk (droomreisverslag)
Kennis
-“Echt, geloof me”, vervolgde de ronselaar, “alles draait in ons vak om hoe je het over het voetlicht brengt”.
Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.
Alvast een citaat uit een volgende aflevering:
Ik bekijk het railvoertuig van alle kanten, maar kan er niet omheen: het is gewoon een tram, en niets anders. Weg met die lightrailretoriek! Laat ik ophouden, telkens het lange en slecht bekkende woord ”lightrailvoertuig” in de mond te nemen; het ding is een tram, en anders niet.
Pasfoto:
Colofon
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.
Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!
- - - -
Winter in Zeeland (1) Boemelen met NS van Roosendaal naar Vlissingen OV-reisverhaal- Zo. 23.02.2003
- - - -
Raranoia (2) Nog een dubbelcolumn over (on)alledaags wantrouwen- Do. 20.02.2003
- - - -
Foutje? 'Blanco' erover! Boemelen met NS (11): Den Bosch - Nijmegen - OV-reisverhaal - Zo. 16.02.2003
- - - -
Bus zonder haltes stadsdienst Oss - OV-reisverhaal - Do. 13.02.2003
- - - -
Raranoia Dubbelcolumn over (on)alledaags wantrouwen- Zo. 09.02.2003
- - - -
[Uitdraai, aangetroffen nabij een kliniek] - KORT VERTHAAL - Do. 06.02.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden
De uitsmijter, door Fris Spr!ts
© 2003, Frans Mensonides, Leiden
10 beg/236(18)/378(97)(22)/141,2(31,9)