Nieuwe reexx - Aflevering 90 WOENSDAG 12 MAART 2003
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

Lees ook de Soundbite of the sixties in de rechterkolom!


MEDEDELING

U ontvangt deze REFLEXXIONZZ! gratis cadeau als boekenweekgeschenk; zelfs als u deze week helemaal geen boeken koopt.

Hij of zij, die desgevraagd een print van deze aflevering kan tonen, mag op zaterdag 15 maart bovendien gebruik maken van alle openbaar vervoermiddelen in het gehele Nederlandse taalgebied.

Frans Mensonides (die niet in het openbaar gezien wil worden met een boek van Roland Giphart)


Afdeling Cultuur

Carnaval in Eindhoven
Belevenissen in de kortste maand

Soms denk ik, dat ik moderne kunst begrijp. Dat had ik laatst nog, toen ik in het geheel vernieuwde Van Abbemuseum in Eindhoven een zogeheten installatie bewonderde. Een installatie staat in het moderne kunstenaarsjargon voor een kunstwerk dat is opgebouwd uit een samenstel van vrij normale voorwerpen die op zichzelf absoluut niet bezienswaardig zijn. Doorgaans neemt zo’n contraptie een complete museumzaal in beslag.

Jarenlang heb ik gedacht dat je niet op een kunstacademie gezeten hoeft te hebben om een installatie te kunnen maken; een behendig bouwvakker of doe het zelfver prutst er ook een in elkaar, op een rommelzolder. Ik heb er eens een gezien, bestaande uit 162 wastafels met bijbehorend leidingwerk. “Hij kan altijd nog aan de slag als loodgieter”, schreef ik als bot commentaar in het gastenboek.

Déze installatie, in het nieuwe Van Abbe, bestond uit een aantal omgekeerd aan het plafond bevestigde ouderwetse houten schoolbankjes, waaruit via een systeem van slangen en buisjes een roestbruine vloeistof in een verzamelvat droop. De aanblik ervan roerde me schier tot tranen. Uitleg overbodig; je hoeft het niet mooi te vinden om het te kunnen doorgronden: de school als slachthuis! Hier zagen we het werk van een notoire schoolhater.

Maar later op de dag kwam ik tot nog diepere inzichten over de aard van dit soort kunst. Laten we bij het begin beginnen.

Ik bezocht Van Abbe voor het eerst in 1996, in gezelschap van mijn moeder, louter om te constateren dat het gesloten was, en in een ingrijpende renovatiefase verkeerde. Er was een onduidelijke einddatum, voorbij de eeuwwisseling die toen nog een heel eind weg leek. Het in 1936 voltooide gebouw, ontworpen door A.J. Kropholler, vond ik maar een lelijk steengedrocht. Ik kende Kropholler al van zijn grimmige, kasteelachtige raadhuizen, die er reeds op de dag van oplevering archaïsch uitzien, zonder uitzondering gebouwd in gemeenten waar ik me ongaarne tot de ingezetenen zou rekenen.

Mijn moeder en ik dropen af naar een noodtentoonstelling in een noodgebouwtje, ergens in de buurt van het PSV-stadion, en ik beloofde, haar voor haar 75ste verjaardag, in 2003, een bezoek aan het nieuwe museum cadeau te doen; bij leven en welzijn, natuurlijk. Mijn belofte heb ik maar op het nippertje gestand kunnen doen; het nieuwe Van Abbe is, na het nodige uitstel en oponthoud, pas zes weken voor mijn moeders driekwart-eeuwfeest geopend.

Voordat je er binnengaat, moet je er eerst een paar rondjes omheen lopen, om het te bewonderen. De Amsterdamse Architect Abel Cahen voorzag het van een prachtige aanbouw: nogal kubistische, althans blokvormige, nieuwe vleugels met stenen die, afhankelijk van de weersomstandigheden, een lichtgrijze tot antraciete kleur aannemen. Maar ook de oorspronkelijke creatie van Kropholler is er enorm op vooruit gegaan.Wat ze ermee uitgespookt hebben, weet ik niet, maar het torentje met de grote klok ziet er spixxplinternieuw uit, en is weer een baken van cultuur in een stad, die het verder voornamelijk van lichtbakens moet hebben.

Gaan we opnieuw het museum binnen. Een andere opmerkelijke installatie is die van Jason Rhoades, getiteld: The secret life of the Onions. Al tientallen meters van te voren hoor je een kakofonie van computer- en andere geluiden uit de zaal komen. Op een tafel draaien videospelletjes uit verschillende tijdperken. Daarboven flitsen neonbuizen. Eromheen ligt een stuk smalspoor, waarop een varkenstreintje staat, dat doorzichtige Keulse potten vervoert, gevuld met uien. Overal trossen groene tuinslangen, zonder duidelijke functie.

De ruimte waar dit pandemonium zich afspeelt, mag door slechts zeven bezoekers tegelijk betreden worden. Er is gevaar voor hoogspanning. Ik schrik. De spoorrails zullen toch niet onder stroom staan? De kunstgekte ten top, maar ik neem aan, dat dit bordje er alleen staat om de spanning in figuurlijke zin wat op te voeren.

De regel van zeven wordt strikt nageleefd door twee bewakers, die de stroom van bezoekers tegenhouden, en voortdurend “To the secret life of the onions” doorkruisen om het aantal aanwezigen te tellen.

Bewaker in het Van Abbemuseum moet geen begerenswaardig baantje zijn. In een normaal museum hoeft zo’n functionaris er alleen maar op te letten, dat de aanwezigen de schilderijen niet bij zich steken, of aan repen snijden met een stanleymes. Dat doen bewakers hier nu juist niet. In een zaal vol Picasso’s en Braques ontbreken ze, en ik had de schilderwerken met gemak onherstelbare schade kunnen toebrengen als ik het daarvoor geëigende gereedschap bij me had gedragen.

Nee, het personeel is zes uur per dag doende, de bezoekers te wijzen op het feit, dat voorwerpen die er niet als zodanig uitzien, wel degelijk tot de collectie behoren. In een zaal met ik-weet-niet-meer-wat aan de muren, leunen we, met vermoeide museumvoeten, tegen een soort tafel van hardboardplaten. Een geüniformeerde schiet toe. “Meneer, mevrouw, wilt u wél voldoende afstand bewaren!”
-“Oh sorry, hoor, ik wist niet, dat dit ook kunst was; ze hadden het er wel bij mogen zetten!”

Niemand wist dat het kunst was; iedereen leunt tegen het vermeende tafeltje, en iedereen moet gemaand worden tot groter respect ervoor. Zes uur lang zeggen: “Wilt u wél voldoende afstand bewaren!”, dat moet toch geen aangename manier zijn om je brood te verdienen. “Ik had toch zo’n rotdag”, vertelt de bewaker na thuiskomst, “ik moest bij het hardboard tafeltje”.

Je moet ook eens letten op wat de museumbezoekers tegen elkaar zeggen. Je hebt natuurlijk de explicateurs, die de weg weten in het woud van moderne kunstvormen, en hun metgezellen uitleggen wat allemaal de diepere betekenis is ervan. Er zat er zo een tegenover ons in het restaurant. Die mensen slaan de plank per definitie mis; geen hond luistert trouwens, en het zielige is, dat ze het zelf niet doorhebben.

Een typische Van Abbe-dialoog is de volgende. Ik steek mijn hoofd door de kier van een gordijn dat daartoe uitnodigt, en zie een oudmodische leunstoel, belicht door spotjes.
-“Is het mooi?”, vraagt mijn moeder, als ik mijn hoofd terugtrek.
-“Nou, het is een stoel”, antwoord ik naar waarheid.
-“Een stoel?”
-“Ja, een stoel; iets anders kan ik er niet van maken”.
-(kijkt). “Tja…”

“Ik vind lang niet alles mooi; een hoop hier is gewoon onzin”, vindt mijn moeder, die laat aantekenen dat zij het gebouw op zich prachtig vindt.

De creatie van Cahen zelf is natuurlijk een kunstwerk, maar ook het uitzicht. Hier en daar heb je een doorkijkje op het snelstromende riviertje de Dommel, die zijn loop speciaal voor het nieuwe Van Abbemuseum heeft moeten aanpassen. Eén van die doorkijkjes biedt echter alleen uitzicht op een blinde muur vol graffiti, waarvan het niet duidelijk is, of die ook, evenals de rivier, deel uitmaakt van de collectie.

“Ik vind het uitzicht niet groots”, stelt een wat sceptische zestiger, die het museum doet aan de hand van zijn eega. Die antwoordt afgemeten:
“Wat verwacht je? Dit is Eindhoven”.
Ja, in Eindhoven zie je Eindhoven, een van de saaiste en lelijkste industriesteden van Nederland; veel valt daaraan niet te verhelpen.

Ik neem me voor, later nog een keer terug te gaan naar het museum, en dan alleen maar te letten op dit soort soundbitejes, en niet op de kunst zelve; daar moet ook een aardige aflevering van dit magazine mee te vullen zijn.

Je weet hier nooit, waar de kunst ophoudt, en de werkelijkheid begint, of andersom; dat wordt alleen al bewezen door dat geval van het hardboard tafeltje. In een donkere zaal hangt een ingewikkeld mobiel, bestaande uit figuren, lampen en spiegeltjes. Het geval projecteert kleurige schaduwen en lichtvlekken op de muur, die daarmee ook deel uitmaakt van het kunstwerk. Maar als je tussen het werk en de muur in gaat staan, hetgeen natuurlijk niet te vermijden valt, dan worden de vlekken op jóu geprojecteerd, en jouw schaduwen op de muur, zodat je zelf ook…

Er begint, eindelijk, enig begrip bij me door te dringen voor de bonte mengeling van nonsens waaraan je hier wordt blootgesteld. Wat je hier in ieder geval niet moet doen, is waarmee iedereen begint: er een betekenis achter zoeken.

“HI HI HA HA”, geschreven in aan- en uitflitsende lunaparkletters; een wand vol ronde TL-buizen, opgedragen aan de onsuccesvolle Amerikaanse presidentskandidaat George McGovern (1972), honderden vervormde portretten van normale mensen, die er nu uitzien als ruimtewezens; een robot die zich helemaal van eigens door een zaal beweegt, en zo nu en dan iets onduidelijks op de muur projecteert… Wat dat alles nou eigenlijk inheeft, dat moet je je maar niet afvragen. Je moet ondergaan, want je bent geen toeschouwer, doch deel van de voorstelling. Die dialogen van bezoekers behoren ook tot de collectie; ik zie het opeens glashelder; met mijn idee, deze gespreksflarden te boekstaven, geef ik blijk van een diep inzicht in wat hier gebeurt; zo kan ook een woordkunstenaar zijn steentje bijdragen!

Het is ook niet voor nixx, dat elke bezoeker bij de ingang een sticker krijgt uitgereikt; vandaag allemaal een ronde, witte. Die moet je zichtbaar dragen op je kleding. Iedereen worstelt ermee. Ze hechten slecht, vallen op de grond, zodat iedereen de vloerbedekking moet afspeuren naar zijn eigen sticker; ze verdwijnen uit het zicht, omdat je truien uittrekt of juist aandoet.

Zogenaamd dienen de stickers om aan te tonen dat de toegangsprijs betaald is. Maar in werkelijkheid maakt het natuurlijk ook deel uit van de “boodschap”: we zitten hier allemaal in het schuitje; we zijn allen deelnemers (die bewakers natuurlijk ook!!, het begint door te dringen; ze spelen hun rol geweldig!). Die sticker is het teken van onze horigheid aan de samenzwering der moderne kunst. Een jonge vrouw heeft het écht begrepen; zij heeft haar sticker op het voorhoofd geplakt.

* * *

Het Van Abbemuseum ligt op ruime loopafstand van het station. We wandelen terug. Onderweg doorkruisen we de hele, wat onbeduidende binnenstad van Eindhoven. We schrijven vandaag 27 februari 2003. Overal hier hangen ballonnen, en is men doende, carnavaleske beelden van heksen op bezemstelen aan de gevels te bevestigen. Het kroegenkwartier rond het Stratumseind maakt zich op voor het carnaval. Wij, mijn moeder en ik, hebben het onze al achter de rug, dank zij het nieuwe Van Abbe museum. Gelouterd keren we huiswaarts.

Frans Mensonides



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Alvast een citaat uit een volgende aflevering:
Dunne wolken boven het akkerland filteren het zonlicht; nu kun je pas echt goed zien dat zonlicht uit zonnestralen bestaat.
Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Nieuwe belevenissen in de kortste maand Daar komen de Heemschutters / Chronisch zieke wereld - Zo. 09.03.2003
- - - -
Op de bodem van Nederland Nog geen 'lightrail' tussen Alphen en Gouda OV-reisverhaal- Wo. 05.03.2003
- - - -
Kroniek in triptiek Belevenissen in de kortste maand- Zo. 02.03.2003
- - - -
Winter in Zeeland (2) De boot is aan! OV-reisverhaal- Do. 27.02.2003
- - - -
Winter in Zeeland (1) Boemelen met NS van Roosendaal naar Vlissingen OV-reisverhaal- Zo. 23.02.2003
- - - -
Raranoia (2) Nog een dubbelcolumn over (on)alledaags wantrouwen- Do. 20.02.2003
- - - -
Foutje? 'Blanco' erover! Boemelen met NS (11): Den Bosch - Nijmegen - OV-reisverhaal - Zo. 16.02.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


Soundbites of the Sixties (15 en 16)

Nummer: The Ballad of John and Yoko
Uitvoerende Artiest(en): Beatles
Tekst: John Lennon en Paul McCartney
Jaar:1969
Veronica Top veertig: nr. 1
Radio 2 top 2000: nr. 1257

Soundbite:

Drove from Paris to the Amsterdam Hilton,
Talking in our beds for a week.
The newspeople said, "Say what you're doing in bed?"
I said, "We're only tryin' to get us some peace."

Christ! You know it ain't easy,
You know how hard it can be.
The way things are going
They're gonna crucify me.

Volledige tekst: klik hier.


Nummer: Give Peace a Chance
Uitvoerende Artiest(en): Plastic Ono Band
Tekst: John Lennon
Jaar:1969
Veronica Top veertig: nr. 1
Radio 2 top 2000: nr. 1467

Soundbite:

Ev'rybody's talkin' 'bout John and Yoko,
Timmy Leary, Rosemary, Tommy Smothers,
Bobby Dylan, Tommy Cooper, Derek Taylor,
Norman Mailer, Alan Ginsberg,
Hare Krishna Hare Hare Krishna

All we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chance
...

etc. etc. etc.

Volledige tekst: klik hier.


In 1968 en 1969 hebben de Beatles nog een handvol vlotte, strak gecomponeerde tophits afgeleverd, voordat hun Long and Winding Road ten einde liep. Een ervan is The Ballad of John en Yoko, één van de twee singletjes die ik in 1969, tegelijk met de Aristona platenspeler, van mijn moeder cadeau kreeg.

Beatle John Lennon (1940-1980) kreeg in 1967 kennis aan de Japanse Yoko Ono, voor wie hij uiteindelijk zijn eigen vrouw heeft ingeruild. Ono lag niet goed bij de overige groepsleden, en was volgens Paul McCartney de splijtzwam die de grootste bijdrage heeft geleverd aan de ondergang van de fameuze band.

In maart 1969 besloten Lennon en Ono in een impulsieve bui, naar Parijs te vertrekken om elkaar daar het jawoord te geven. Na diverse moeilijkheden (onder andere met de douane in Southampton; de twee hadden geen van beiden een paspoort bij zich) werd het huwelijk uiteindelijk vertrokken op Gibraltar. De Lennons brachten hun wittebroodsweken door in bed, en wel in de bruidsuite van het Amsterdamse Hilton-hotel, die nu nog steeds de Lennon-suite heet.

Behalve wat je denkt dat ze daar deden, hebben ze er ook 12 uur per dag liggen mediteren voor de wereldvrede. Zij hadden een bord “HAIR PEACE, BED PEACE” boven hun sponde gehangen en ontvingen dagelijks journalisten en persfotografen.

Er werd in die dagen over John en Yoko evenveel gepraat en geschreven als over Jim en Jamai op de zaterdag dat ik deze woorden tik. De “bed in” van de heer en mevrouw Lennon wekte de ergernis van vele rechtschapen burgers, die vonden dat je nuttiger dingen kon doen voor de wereld, dan er in een luxe hotelsuite over te liggen navelstaren. “Waarom leert zo’n man geen ordentelijk vak?”, vroeg mijn oma zich hoofdschuddend af, telkens wanneer John Lennon ter sprake kwam.

Het kersverse echtpaar organiseerde meer van deze “bed ins”, in uiteenlopende delen van de wereld, onder andere in het Queen Elizabeth Hotel in Montreal. Daar hebben ze Give Peace a Chance opgenomen, met enkele toevallige aanwezigen, waaronder een groepje Hare Krishna-aanhangers.

Overal ontmoetten de Lennon’s kritiek van de pers, en keerde de publieke opinie zich tegen hen. Verbitterd hierover componeerde John, tussen twee reizen door, samen met Paul McCartney The Ballad of John en Yoko. Ze namen het nummer meteen maar op, met zijn tweeën; de twee overige Beatles zijn er niet op te horen. John zingt het met een knarsende, bozige, wat geknepen stem. Uit het refrein: “Christ, you know it ain’t easy…”, konden we opmaken hoe zeer de zanger wel niet had moeten lijden. Bijna zijn laatste cent uitgegeven; een roepende in de woestijn, en dat allemaal voor de wereldvrede. Ook uit het snerpende gitaarrifje was af te leiden, dat John het helemaal gehad had met deze ondankbare rotwereld.

De ballade (die niet echt klonk als een ballade) werd een smash-hit: in Engeland kwam hij op 14 juni 1969 in één klap binnen op de eerste plaats van de hitparade. Bij ons hadden de Beatles een week langer nodig om de top te bereiken. Het was hun voorlaatste nummer 1-hit in Nederland.

Een ruime maand later bereikte ook Give Peace a Chance de eerste plaats; de opname uit die Canadese hotelkamer, uitgebracht onder de naam Plastic Ono Band. Ook dit nummer ging er bij de Beatle-fans in als koek, maar vele anderen hekelden de magere kwaliteit ervan. De tekst van de 5 minuten durende song bestond uit weinig meer dan een vele tientallen malen herhaald: “All we are saying is: giiiiive peace a chance!”, de begeleiding voornamelijk uit handgeklap, ondersteund door ritmisch gebons, gebel en gerinkel op de slaginstrumenten die de Krishna’s bij zich bleken te hebben. De B-kant was ronduit beschamend; Yoko had hier een solo, en deed met iele piepstem een volstrekt mislukte poging om een liefdesliedje te kwelen.

Ik moet bekennen, een bijdrage geleverd te hebben aan het hitsucces van Give Peace a Chance; het was namelijk de eerste single die ik kocht. Maar het is wonderlijk, die magie van de muziek uit die tijd! Ondanks terechte bedenkingen die ik nu heb tegen Lennons vredewens, zou ik hem voor geen goud ruilen tegen een CD van Jim of Jamai, en zou ik de Plastic Ono Band zeker niet wegstemmen uit Idols; in geen honderd jaar!


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Afgelopen dinsdag: oproepen om te gaan stemmen voor de Provinciale Staten; tot brakens toe

Stemmingmakerij

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts (die potverdomme zelf wel bepaalt of hij al dan niet gaat stemmen)


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


11 mid/239(21)/382(101)(26)/146,5(37,2)