Nieuwe reexx - Aflevering 96 ZONDAG 5 APRIL 2003
OV-reisverhaal

De lange leegte - een nabeeld


Zaterdag 29 maart 2003 is de dag. Ik ben dit weekend naar Groningen getrokken op uitnodiging van Wim Scherpenisse, die iets te vieren heeft; zijn 45ste verjaardag, om precies te zijn. Waarom wil ik, voorafgaande daaraan, eerst nog een tour maken door Oost-Groningen? Een geldige reden kan ik er niet voor bedenken, of het zou moeten zijn dat mijn vorige OV-reisverhaal zich afspeelde in Zeeuws-Vlaanderen, diametraal ertegenover.

Wildervank, Veendam, de Pekela’s en Winschoten staan op mijn programma, oorden die me door een in Groningen geboren collega aangeraden zijn als buitengemeen troosteloos en deprimerend. “Er woont ook een heel vreemd slag mensen”, heeft hij er aan toegevoegd, veelbetekenend iets mompelend over volksstammen die al twaalf generaties lang geïsoleerd in het veen verblijven. Mijn bustocht door Oost-Groningen moet eindigen in een stad die in al die negatieve opzichten volgens hem een overtreffende trap vormt: Delfzijl.


Kjoe

Eerder op de morgen heeft in Assen iemand het dienstig geacht, voor een Intercity-trein te springen; ik arriveer daardoor met een dik uur vertraging in de stad Groningen. Ik vraag me af, of ik de uithoeken van de gelijknamige provincie nog wel kan bereiken vóór donker, en vóór het afgesproken diner-uur.

Bovendien kan ik op het volstrekt chaotische busstation de “Q-liner”, Arriva-lijn 301 naar Veendam, niet vinden, die ik wil nemen voor mijn eerste etappe. Ik loop het streekbusstation langs, tot de uithoek waar de gewone bussen in de richting Veendam vertrekken. Maar van een buschauffeur hoor ik dat de Q-liner helemaal aan de andere kant staat, tussen de stadsbussen, hectometers hier vandaan. Ik trek een sprint en bereik nog net op tijd de zachtgroen gekleurde bus.

Wat is een Q-liner (Kjoelainer, zoals wij het van Arriva moeten uitspreken)? Wie niet houdt van verwarrende verhalen, kan de volgende drie alinea’s beter overslaan.

De Q-liner is de noordelijke variant op het verschijnsel Interliner; een luxueuze snelbus die je geen “bus” mag noemen. De Interliner was / is een landelijk concept, in 1994 bedacht als bindmiddel tussen de streekvervoerders, toen nog verenigd in de VSN. Toentertijd waren het zusterbedrijven, maar tegenwoordig hooguit nog boze stiefzusters, die elkaar op leven en dood beconcurreren om vervoersconcessies.

In Interlinerland is mede daardoor, evenals 1150 jaar geleden in het rijk van Karel de Grote, een driedeling opgetreden. Je hebt nog altijd de klassieke Interliner-lijnen, gereden met die blauwgroenige bussen uit 1994, die hun passagiers vervoeren tegen het kilometertarief van de spoorwegen. Daarnaast bestaan nu in het noorden dus de Q-liners (waarin Q staat voor Qualiteit). Die bussen kennen ook een kilometertarief, maar een ander tarief, of misschien wel andere kilometers dan de Interliner. In tegenstelling tot een Interliner mag je in een Q-liner ook met sterren of strippen reizen, maar dan ben je op bepaalde trajecten, dagen, seizoenen en tijdstippen een toeslag verschuldigd. Om het eenvoudig te houden, kent elke Q-linerlijn daarvoor zijn eigen regels. Opmerkelijk is het feit, dat reductiegerechtigden een hogere toeslag moeten betalen dan passagiers die tegen vol tarief reizen.

Verder heb je in de provincie Zuid-Holland sinds kort weer een andere variant op het Interliner-concept. Op de (spits)sneldiensten rond Den Haag geldt altoos het sterren- en strippentarief en nimmer het kilometertarief. De nieuwe grijswitgroene bussen op deze lijnen heten weliswaar “Interliner”, maar je ziet ze in en om Leiden ook wel op normale streek- en stadslijnen rijden.

De Q-liner blijkt van binnen een vrij luxueuze bus met individuele verlichting, bagagerekken en comfortabele blauwe zetels met op de bekleding een patroontje van Griekserige letters; zaken die in een doorsnee-lightrailvoertuig ontbreken, zoals we laatst in Alphen en Gouda geconstateerd hebben. Vanuit Groningen rijden er Q-liners naar onder andere Assen, Roden, Leek en Veendam, dus.

De snelbus stopt in Groningen nog twee keer aan de rand van het centrum, alvorens de snelweg richting Hoogezand te kiezen. Met slechts zeven mensen verlaten we de stad, en rijden de provincie binnen. Ongeveer op de grens van “staad”en “laand” is langs de snelweg een hoge, vierkante zuil opgericht, waarop alle 52 speelkaarten staan afgebeeld; waarom, waarom?


Veen

Hoogezand is het eerste veendorp dat ik vandaag passeer. Tijd voor een inleiding over verschijnsel veenkolonie; samengevat uit de site van het Veenkoloniaal Museum in Veendam.

In de 16e eeuw werd een begin gemaakt met ontginnen van de veengebieden in het noordoosten van ons land, onder andere het uitgestrekte Bourtanger Moor. Een systeem van sloten en kanalen moest zorgen voor de ontwatering van het drassige land. Vervolgens werd een hoofdvaart gegraven voor aanvoer van goederen en afvoer van gereed product. Daarna konden de veenstekers aan de slag, met plompe werktuigen, voorzien van stoere namen als wadder, opschot en slagkar. Het veen werd gedroogd, in keurige plakken gesneden en vervolgens verkocht als turf, om alom in Nederland gebruikt te worden als brandstof.

Je bent geneigd, bij veenkoloniën te denken aan hongerige arme drommels in schamele plaggenhutten. Maar dat beeld dateert uit de tweede helft van de 19e eeuw, toen turf als brandstof in onbruik begon te raken. Wie een goede indruk wil krijgen van die droeve periode, zou ogenblikkelijk naar de boekenboer moeten rennen om de roman “Publieke Werken” van Thomas Rosenboom te kopen; een prachtboek, 19e eeuws van tempo, sfeer en taalgebruik (en deze week hoef je niet meer te vrezen, er een Giphart bij cadeau te krijgen). Maar het veen heeft ook enige welvaart gekend. In de loop van de 17e en 18e eeuw hebben honderdduizenden zich in deze onherbergzame streken gevestigd, en er een dikke, zij het zwaarbevochten boterham verdiend.

Voorbij Hoogezand neemt de bus de Kielsterachterweg langs Kiel-Windeweer, al besproken in Langs Lange Lijnen in 1998. Wat later passeren we een aardgaswinningsveld waar boortorentjes zich verheffen boven het veenlandschap. Aardgas werd uiteindelijk de opvolger van turf; wie had kunnen denken dat deze wat armoedige landstreek ooit de brandstof zou leveren voor de economische motor van Nederland?


Vlek

De bus rijdt Veendam binnen en bereikt de halte Woortmanslaan 94 (haltes zijn in deze streek vaak genoemd naar individuele woonhuizen, in plaats van naar straten; het is me vaker opgevallen). De abri heeft nog Interliner-kleuren, en is uitgerust met een Interliner-fietsenstalling die gedeeltelijk gevandaliseerd is. Nog steeds hangt hier de Interliner-dienstregeling van 2000.

Lijn 301 rijdt door naar het busstation in het hart van Veendam, maar ik stap uit op de Woortmanslaan. We bevinden ons hier op de grens van Veendam en Wildervank, twee veenkoloniën in elkaars verlengde, beide gesticht in de 17e eeuw, en nu behorende tot één en dezelfde gemeente. Ik loop de laan uit, langs moderne villa’s aan een plas. Er hangt mist boven het water; het is vandaag wat nevelig en broeierig, alsof we in de nazomer zitten in plaats van vroeg in de lente.

De Woortmanlaan komt uit op de hoofdvaart van Wildervank, die hier Poststraat / Postkade heet. In de veenkoloniën is de laatste 125 jaar veel veranderd, al zijn de langgerekte vormen ervan nog altijd goed te herkennen in het landschap en op de landkaart. Hier en daar zijn aan weerszijden van de vaart nieuwbouwwijkjes ontstaan. Ook in Wildervank is dat gebeurd, en de plaats kent daardoor nu zoiets als een centrum. Er staat een standbeeld, genaamd De Herinrichting, in 1989 vervaardigd door Egbert Bos en Edward Daans. Het bestaat uit een wazig-groen geschilderd buizenplastiek, waarop zich sedert dat jaar modder, grafitti en algen afgezet hebben. Bovenop het beeld ligt een vormeloze kluit veen die er echt bijhoort.

Na de teloorgang van de turfwinning kwamen er aan de vaarten grote boerderijen te staan. Ze hebben allemaal een plomp, bonkig achterhuis, waar het boerenbedrijf wordt of werd uitgeoefend. Het voorhuis, smal, met een karakteristieke hoge deurpartij, kent een oneindig aantal variaties. Er zijn er in Jugendstil; aan de vaart van Wildervank zie ik een heel protserig exemplaar met hagelwitte Griekse zuilen, hoe misplaatst, hier!

Een ruime kilometer verderop, bij de 24ste laan, bereik ik het eigenlijke, oorspronkelijke centrum van Wildervank. Hier staat langs het water het statige voormalige gemeentehuis, en priemt de magere kerktoren als een grijze naald de hemel in. Daarnaast een andere naald, de gedenknaald, gewijd aan de stichter van deze veenkolonie, G.A. Wildervanck. De meeste veenkoloniën hebben met de stad Rome gemeen dat de naam van de stichter en het ontstaansjaar exact bekend zijn, al heb ik voor het stichtingsjaar van Wildervank 1647, 1649 en 1661 genoemd gezien in elkaar tegensprekende (Internet)bronnen.

Daar het landschap me tot dusverre nog niet erg kan deprimeren, doe ik dat zelf maar; op eigen kracht. Ik heb weer wat nieuws, sedert afgelopen dinsdag: een rare groene vlek voor mijn linkeroog. Hij lijkt op wat ze een “nabeeld” noemen; iets wat je ziet als je in een felle lamp gekeken heb. Vermoedelijk heb ik hem te danken aan een wandeling, dinsdagmiddag, op een zonnig strand. Ik had meteen bij thuiskomst al zo’n raar gevoel in mijn oog, en trouwens ook overal elders.

Woensdag heb ik me de hele dag zorgen lopen maken over die vlek; vergeten kun je hem ook moeilijk, als je hem blijft zien. Het linkeroog sluiten hielp niet; het is een raar gezicht voor de omstanders, en bovendien zag ik die vlek ook in het donker. Koerste ik af op staar, of een netvliesloslating? De aftakeling begint zich nu wel in een angstwekkend hoog tempo te voltrekken, somberde ik.

Sedert die dag is de vlek wat vager geworden, en wat minder groen, maar ook hier in Wildervank is hij zichtbaar op alles wat ik bekijk. Het hangt ook wel een beetje af van lichtval en contrast: onder sommige omstandigheden lijkt mijn groene vlek een roze vlek.


Trots

Soit (hetgeen een barbarisme is, volgens MS Word; “hetgeen” is trouwens een archaïsme; ook dat mag niet). Kilometers en kilometers loopt Wildervank nog door, langs een liniaal getrokken. Ik geloof het verder wel, en stap in Arriva lijn 10 (Assen - Winschoten). De bus stuift langs het kanaal, terug naar Veendam, langs abri’s die half boven het water hangen.

Op het busstation van Veendam hangt een digitale thermometer die -47 graden Celsius aangeeft, een nauwkeurige weergave van de emotionele gevoelstemperatuur die deze plek kenmerkt. In de jaren 50 moet dit busstation de trots van het dorp geweest zijn; de enige snelle verbinding met de buitenwereld in een tijd dat nog vrijwel niemand een auto had. Nu is de boel definitief verloederd. Het lange, op een ziekenbarak gelijkende kantoor schreeuwt om een likje verf. Buskaartjes en -boekjes zijn hier al heel lang niet meer verkrijgbaar. Van snackbar / croissanterie De Busstop zijn sommige ruiten ingeslagen en andere dichtgemetseld; bulldozers zullen het etablissement binnenkort wel met de grond gelijk maken. “De gezelligste halte van Veendam”, was De Busstop ooit; ik weet niet of dat wel een aanbeveling is, of geweest is (hoeveel andere gezellige haltes zijn er in Veendam??).

Achter het busstation zie ik de lichtmasten van voetbalstadion De Lange Leegte. “Leegte” schijnt Gronings te zijn voor “laagte”, maar hoe dan ook: het is een toepasselijke naam in deze streek.

Ik loop de voornaamste winkelstraat in, gedeeltelijk overhuifd door een plastic gevaarte. Ik leer dat binnenkort een modeshow gaat plaatsvinden van Zlatka Stumberger, “uniek voor Veendam”. Gisterenavond is voorts in deze stad het traditionele Winkler Prinsdictee gehouden, ongetwijfeld gelardeerd met commissarissen die gelastten (verleden tijd), de stad onmiddellijk feeëriek te illumineren. De winnaar van het dicté is inmiddels dus bekend. Iemand kan vandaag met gezwollen borstkas rondlopen in dit semi-overdekte winkelhart, omdat hij of zij de beste speller van Veendam is.

Op een kruispunt staat een “Verkeersregelaar”, gekleed in oranje hesje, verkeer te regelen dat in mijn Randstad-ogen nauwelijks aanwezig is. Ik gebruik de lunch bij Kielman, “het lekkerste plekje van [alweer] Veendam”. Ik fixeer mijn servet en probeer met een ballpoint de contouren van mijn groene vlek erop na te trekken; zinledige arbeid. Het is eigenlijk meer een kromme lijn dan een vlek.


Clown

Ik loop terug naar dat onttakelde busstation, om verder te reizen met lijn 10. De rit voert door Zuidwende, opnieuw zo’n langgerekte kolonie, waarna “de Pekela’s” in zicht komen, die ik al aangekondigd heb gezien op ANWB-borden. Er zijn er twee, namelijk Oude Pekela en Nieuwe Pekela, beide genoemd naar de rivier de Pekel Aa, die vrijelijk door het moor slingerde voordat de kolonisten alle waterlijnen rechttrokken.

De boerderijen in Zuidwende en Pekela hèbben iets, vind ik, een grove schoonheid, die door die grote schuur erachter niet geheel bedorven kan worden. Vijf jaar geleden, in het bovenaangehaalde stukje, dacht ik daar overigens anders over; mijn smaak is misschien verfijnder geworden. Er zijn geen twee van die boerderijen gelijk, al is het grondpatroon altijd hetzelfde - dat heb ik daarnet al gezegd; dit artikel dreigt zelf een lange leegte te worden.

Je zou hier eens een poosje met een camera moeten rondwandelen. Wat om een andere reden wellicht tot problemen zou kunnen leiden. Ongaarne wordt Pekela nog herinnerd aan de affaire uit 1987, toen hier verhalen de ronde deden over clowns die kinderen meelokten voor kinderpornofotosessies, zo niet duivelse rituelen. Het verhaal miste elke grond, maar bleef rondspoken in het veen, en er zijn tot de dag van heden mensen die het serieus nemen. Het is nog altijd niet verstandig, je hier te vertonen met een rode neus, flapschoenen en een raar Pipo-loopje. Ik laat dat dus na, en blijf in de bus zitten.

Oost-Groningen heet nog steeds een arme streek te zijn. Men juicht hier nog voor hamers en sikkels, onder leiding van de kameraden der Nieuwe Communistische Partij Nederland. Maar behalve Lenin wordt ook de drankfles omarmd; vanmorgen voor mijn vertrek las ik in de krant dat deze regio het grootste percentage alcoholisten van Nederland kent. Men drinkt niet gezellig in de kroeg, maar stiekem thuis; slijter moet een winstgevend beroep zijn.


Slag

De bus bereikt het eindpunt, station Winschoten. Nu zou ik de stad in kunnen gaan. Maar ik heb het wel een beetje gehad, na 8 uur reizen vandaag, en zijg neer op een bankje in het busstation, dat niet minder knus is dan dat van Veendam. Het bestaat uit een donkere hangar met een stuk of 24 halteperrons, waarvan er nooit meer dan 5 bezet zullen zijn. Boven de haltes hangt nog het logo van GadoReisnet, de voorganger van Arriva. Ook hier is het loket gesloten. Een groot bord aan de wand verbiedt reizigers een bus te betreden als de chauffeur er niet in zit; ook als de deur openstaat. Deze regel, die voor zover mij bekend nergens anders in Nederland geldt, wordt door alle aanwezigen strikt nageleefd.

Ik had lijn 119 willen nemen naar Delfzijl. Dat haal ik niet meer, dus ik besluit met dezelfde lijn naar Scheemda te reizen, een ritje van hooguit 20 minuten. “Scheemdae, dâ’ kân ,‘oor”, zegt de chauffeur, terwijl hij een stempel op mijn strippenkaart plaatst.

Langs het centrum van Winschoten koersen we westwaarts. Niet lang daarna rijdt de bus de bebouwde kom binnen van het villadorp Heiligerlee. “1568, Slag bij Heiligerlee”, hoor ik generatiegenoten en nog ouderen roepen; wij hebben het op school moeten leren. Inderdaad: rond dit dorp werd de eerste veldslag uit de Tachtigjarige Oorlog uitgevochten.

Het voor een aanzienlijk deel uit vrijwilligers bestaande leger van Willem van Oranje viel op 22 april 1568 vanuit Oost-Friesland Groningen binnen. Op 23 mei stuitte het bij Heiligerlee op de Spaanse troepen onder aanvoering van graaf Aremberg. De Spanjaarden kregen in deze nog onontgonnen moerassige streek een voorproefje van de natte ellende die hun de komende 80 jaar te wachten zou staan. “Wij” wonnen de slag bij Heiligerlee, 1-0 voor Nederland, maar het was een zege met een hoog Pyrrus-gehalte. De legeraanvoerder Adolf van Nassau, Willems broer, sneuvelde, en het Nederlandse leger leed kort daarop een verpletterende nederlaag.

Op mijn uitdraai uit de OV-Reisplanner staat de halte “Monument” vermeld. Ik druk op de stopknop.

Het bedoelde beeldhouwwerk staat in een plantsoen, en stelt een stervende krijger voor. Een leeuw buigt zich over hem heen, samen met de Nederlandse Maagd, die een schild en een zwaard draagt. “Graaf Adolf van Nassau bleef in den roemrijken slag”, vermeld het onderschrift van dit uit 1868 daterende monument.

Ook Aremberg kwam in Heiligerlee om het leven. Het waren de tijden dat legeraanvoerders zelf nog te paard voorop gingen in de strijd; we leefden nog met één been in de middeleeuwen.

Afgezien van het standbeeld is er erg weinig te zien in Heiligerlee. Ik neem de bus terug naar Winschoten; mijn verblijf in dit althans bij seniore Nederlanders overbekende dorp heeft precies 8,5 minuut geduurd.


Druif

Ik pak dan de trein maar naar Scheemda. We rijden door een volmaakt vlak land, vrijwel zonder bomen, vrijwel zonder bebouwing. Kraakhelder is het; in de loop van de dag is de nevel opgetrokken en de zon doorgebroken. Des te duidelijker zie ik die groene vlek voor mijn linkeroog.

Het stadje Scheemda lijkt niet veel meer dan een voortzetting van het platteland, met vergelijkbare klaarheid. Alles is heel wit en licht, althans zo herinner ik het me. Hoewel het nog vijf uur moet worden, zijn de straten verlaten. Ik steek een groot plein over, met winkeltjes erom heen en een immense parkeerzee in het midden. Hier zie ik ook de enige levende wezens tijdens mijn stadswandeling; de acht hangjongeren die Scheemda rijk is.

In Scheemda staat een toren zonder kerk, en 50 meter verderop een kerk zonder toren. De eerste is hoogstens 18 meter hoog, ongeveer even dik, en steekt toch nog uit boven de meeste huizen van het stadje. Het ding bezit reusachtige luidgaten, waarin duiven huizen. Als ik het passeer, tingelen de klokken juist vijf uur.

Ik krijg honger en keer terug naar het plein, waar de C 1000 gelukkig nog open is. Een sappig appeltje zou er best ingaan. Ik pak een winkelwagen met een inhoud van vele kubieke meters, en begeef me naar de fruitafdeling waar ik één Golden Delicious in de schaal leg; de appel blijkt 31 eurocent te wegen. Een vrouw die toch ruim de jaren des onderscheids bereikt heeft, propt een flinke tros druiven in de mond, zonder hem eerst af te wegen, en spuwt pitten en takjes in de rondte. Een perfecte misdaad, waar anti-diefstalsystemen niet op berekend zijn; gestolen goed kan in opgegeten staat niet meer gedetecteerd worden. Daarna vleit zij een veel kleiner trosje op de weegschaal. “Waar zitten de druiven”, hoor ik haar even later door de winkel brullen. “Ik kan de knop voor de druiven niet vinden!”

Even later reken ik die ene appel af. “Er komt geen bon uit dat ding!”, schreeuwt de druivendievegge ver achter me. Dit is de enige rare streekbewoner die ik vandaag ben tegengekomen; al die verhalen van mijn collega zijn sterk overdreven. Aan de andere kant wordt ook die vreemde snoeshaan uit het westen vreemd aangekeken, met zijn ene appeltje in die enorme kar. In Amsterdam krijg je in zo’n geval te horen: “Zo, geeffie een feessie, vanavond?”, maar te Scheemda durft de caissière er niets van te zeggen.

Kluivend op mijn appeltje loop ik terug naar het station. Een mooie lenteavond; ik zou volmaakt gelukkig zijn als niet die groene vlek mij voorging op mijn pad. Ben ik nu gedoemd, mijn hele verdere leven achter dat ellendige nabeeld aan te blijven lopen?


Oog

“Daar moet je mee naar de dokter!”, zegt Wim, als we een uur later in Groningen bij restaurant Ganga zitten. “Met ogen kun je niet voorzichtig genoeg zijn, ik snap niet dat je niet meteen dinsdag naar de EHBO gelopen bent!”

Ik doe wat mij aangeraden is, de maandag daarop, en meldt me bij de huisarts. Nog veel erger dan over dat oog zit ik nu in over dat nieuwe gegons in mijn rechteroor, maar ik verzwijg het voorlopig; één probleem tegelijk, s.v.p.

Mijn huisarts kan weinig met die inmiddels nog vager geworden groene vlek, maar bezweert me, nog eens terug te komen als de groene vlek erger wordt of als er nieuwe vlekken, van welke kleur dan ook, bijkomen.

“En, was het deprimerend, in Groningen?”, vraagt mijn collega de dag daarop. “Nwah, het viel mee”, antwoord ik. “Alles daar heeft een heel eigen charme”, voeg ik er aan toe, en zo is het precies.



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Geen citaat uit de thans nog niet bestaande volgende aflevering:

Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Geen aflevering - Twee gouwe ouwen en een soundbite - Do. 03.03.2003
- - - -
Kennis (2) De hoge studiekosten - Ma. 31.03.2003
- - - -
Sessies met Dennis Feel good guru aan het werk - Do. 27.03.2003
- - - -
Zestig meter beneden NAP De Westerscheldetunnel OV-reisverhaal- Zo. 23.03.2003
- - - -
Sessies met Dennis (1) Zonder woorden - Do. 20.03.2003
- - - -
Westerkim Buslijn 145; Leiden-Amsterdam OV-reisverhaal- Zo. 16.03.2003
- - - -
Carnaval in Eindhoven Kunstkijken in het nieuwe van Abbemuseum - Wo. 12.03.2003
- - - -
Nieuwe belevenissen in de kortste maand Daar komen de Heemschutters / Chronisch zieke wereld - Zo. 09.03.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Is het de echte, of slechts een DUBBELganger?

SSaaddddaamm HHoeoesssseieinn!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


15 beg/245(27)/388(107)(32)/159,1(49,8)