Nieuwe reexx - Aflevering 104 ZONDAG 4 MEI 2003
Lees ook de "soundbite" in de rechterkolom!
Hollands hectaren

Hollands hectaren (1)


Wat? Griftpark, Utrecht
Waar? 52° 06’ 05’’ NB, 05° 07’ 40’’ OL; top. coörd.: 137,2; 456,8
Wanneer? Donderdag 1 mei 2003, 12:45 - 13:30 uur
Waarom? Een plek van twee millennia
Wie? Skaters, spelende kinderen, bejaarden, honden, hondenbezitters, nietsnutten, stromeloze wandelaars, stalen ruimtewezens, Frans Mensonides
Waarmee? Gif, poep, bentoniet, aarde, baksteen, water, hout
Waarvoor? € 120.000.000,-- aanlegkosten; € 0,00 entree
Onder welke omstandigheden? Straffe westenwind, 15° C, zonnige perioden, later bewolking, nog later motregen
Hoe? Bus 5, 8, 10 en 20 GVU, 138 connexxion
Hoe groot? Circa 12 hectare

Het park is gekrompen. In mijn herinnering was het vele vierkante kilometers groot, en besloeg het minstens de helft van de stad Utrecht. Maar in werkelijkheid is het natuurlijk datzelfde ex-fabrieksterreintje gebleven, ingeklemd tussen wijken met oude huizen. Het is kleiner nu, maar nog even grotesk; in dat laatste opzicht heeft mijn geheugen me niet bedrogen.

* * *

Bezoekers van het Utrechtse Griftpark bewegen zich over het algemeen voort op vele wielen; die van rolschaatsen, en anders wel die van een skateboard. Bij de ingang ligt een pracht van een skatebaan. Niet zo maar een halfpipe, ergens neergepletterd door Publieke Werken, na petities van jongeren en discussies in de raadscommissie; nee, een baan om U tegen te zeggen. Hij heeft betonnen golven als op een oceaan, en steile wanden voor de salti mortale.

De meeste skaters zijn jongens van een jaar of dertien, met knieknappen en helmen; een uitmonstering, ingegeven door stoerheid en zeker niet door angst. Op de schaatsbaan krioelt alles en iedereen door elkaar, maar ongelukken schijnen er nooit te gebeuren, al sta je hier een hele middag te kijken.

Een kleine uk van een jaar of zes rijdt hijgend en met de tong van inspanning uit de mond zijn rondjes op de rolschaats; de groten ontwijken hem behendig. Steile-wandrijden kan hij nog niet; met handen en voeten klauwt hij tegen de hoogten op, kreunend.

Boeiende gesprekken zijn hier niet te horen. Een ieder stunt hier in stilte. Als er al iets gezegd wordt, slaat het op de prestaties zelf.
-“Kijk, ik kan al…”
-“Jij deed het zó!”
-“Nietes, lul!”
-“Durf jij…”
-“… en nu hier over heen!”

“Ik ga niet meer hierblijven, hoor” zegt de kleine uk, tegen niemand in het bijzonder. Ik ga dat ook niet, ik loop verder, achter een lange, wat gebogen bejaarde man aan die zijn hondje uitlaat. Een brug over een watertje, met houten planken en een scherpe knik in het midden. De kleine uk haalt me in; ribbel-de-ribbel-de-ribbel, doen zijn rolschaatsen.

Een eind verder, aan de voet van een heuveltje, zie ik een rood-bakstenen muur met muurbloempjes die uit de cementvoegen te voorschijn komen; je hebt rode en gele. Bloei tegen alle verdrukking in; je moet hier echt rondkijken met ogen op stelen om iets lieflijkxx te zien.

Het restaurant Griftpark 1 is een fraaie constructie van hout en glas, met uitzicht op een plas. Je kunt hier borrelen en recipiëren om verschillende universitaire hoogtijdagen te vieren, waaraan er, dank zij het baccalaureaat, onlangs weer een is toegevoegd. Daarbij heb je “uitzicht op de skyline van Utrecht, waar ook de Utrechtse Dom deel van uitmaakt.” Deze tekst is geschreven door een perfectionist, die gaarne puntjes plaatst op daarvoor in aanmerking komende i’s. Je mocht eens denken, dat het hoge steengevaarte, in het zuiden boven de huizen uittorenend, de Groningse Martinitoren is, of de vuurtoren van Westkapelle. Behalve op de skyline biedt Griftpark 1 ook uitzicht op het Griftpark, maar dat wordt veiligheidshalve verzwegen.

Het westen van het park huisvest nog steeds die horror-wezens, opgetrokken uit gietijzer, geschilderd in roestkleur en zeker vijf meter hoog. Er zijn er drie, met bolle ogen en holle neusgaten, en vreemde drollenhoofden, bestaande uit ijzeren slingers.

Schoenen, maat 68, staan in de grond geplant. Eén lid van dit gebeeldhouwde trio kijkt de hemel in, en maakt een soort halve Hitlergroet, als het geen “val dood” gebaar is: met de bovenarm horizontaal en de hand de lucht in gepriemd. Nummer 2 blikt naar de grond en voegt een obsceen vingertje toe aan de hier uitgedragen boodschap; de derde staart wezenloos in het verschiet. De eerste is het mannetje; hij heeft een ijzeren knots als penis. De twee anderen moeten door het leven zonder primaire en secondaire geslachtskenmerken.

Die rare beelden deden het hem altijd, tijdens mijn wandelingen. Ik vond dit een gek, wat mysterieus park zonder de sereniteit die zo’n plaats hoort te kenmerken; een 21ste eeuws park, noemde ik het altijd.

Een grote stapel houtblokken schraagt de ruggen van een tweetal halfdronken niksnutten, die hier de hun toegemeten tijd zitten te vermorsen. Ik nader het hondenhoekje, waar je verscheurd dreigt te worden door de viervoeters van buurtbewoners, die er zelf vaak al vervaarlijk genoeg uitzien. Honden kunnen hier lekker woelen in het woeste land, een kunstmatig duin- riet- en polderlandschap, een vreemd samenraapsel, dat je verder in Nederland nergens aantreft. Ook die duinen zijn door mijn geheugen aardig opgeblazen. Dit park is niet alleen veel kleiner, maar ook een stuk lager dan ik me kan herinneren.

Normaal mijd ik de hondenhoek, maar vanmiddag is mens en dier thuisgebleven; regen is nog een kwestie van tijd.

“Winter in het Griftpark”, zegt een plakkaat in een mededelingenkastje. “Zondag de 16e sneeuwpoppen maken.”

Ik denk aan mijn eigen wintermiddagen in het Griftpark. Dit park is een plek, een oord vol herinneringen. Je ziet dat vaak bij plaatsen waar je vroeger dikwijls kwam, en later nooit meer, en dan toch weer; die zijn dan een “plek” geworden.

Het is een jaar of drie, vier geleden. Ik werkte voor ruim halve dagen bij de gemeente Ter Aar, liep dinsdag- en donderdagavond college aan de universiteit van Utrecht, en vond het tussen die twee activiteiten in nooit de moeite waard om nog naar huis te gaan. Ik maakte de middag vol met het lezen van nutte en onnutte dingen in de letterenbibliotheek, en liep, als ik voldoende kennis tot me genomen had, steevast naar dit park, nog geen tien minuten buiten de gordel van singels.

In het Griftpark zat ik referaten te repeteren, maakte ik me op voor tentamens, maar liep nog vaker gewoon maar wat rond, omdat ik nou eenmaal die uren moest stukslaan. Ik voelde me hier altijd soort van gelukkig, en keerde daarom steeds terug. Het Griftpark is een ideaal park voor stromeloos ronddolenden. (“Stromeloos”, het komt ook voor in de rechterkolom van deze aflevering. Ik houd van dat woord, ook al erkent de spellingscorrector het niet, en staat het niet eens meer in de hedendaagse Van Dale. Moet het trouwens niet “stromenloos” zijn?).

Het park was toen nog maar net af, en nog niet ontdekt door de massa. Een paar kwartiermakers onder de skaters, een paar honden. Paartjes bejaarden, hand in hand. Ze liepen wat verloren over een allee langs een nog modderige vlakte, hoofdschuddend over dat afstotelijke gedrocht midden in hun vaderstad, en denkend aan parkvertier uit hun jeugd, met draaimolens en ijsco’s en flesjes gazeuse.

Ik loop hier ook nu weer stromeloos. Later deze middag heb ik een bijeenkomst waar ik niet bijzonder veel zin in heb. Daarom durf ik deze keer best over de stapstenen te lopen. Als ik in het water tuimel, heb ik een goede reden om naar huis te gaan. Maar ik kom droog over.

Op de heuvel overkwam me ooit, eind 1999 was het, een heel vreemde ervaring; het verwonderde me, want ik heb zoiets normaliter nooit. Omschrijven kan ik het niet, maar ik zal een dappere poging doen. Je had toen de millenniumhype, waar ik nog twee raillerende stukjes over geschreven heb (deel 1 en deel 2), maar die me toch ineens in zijn greep kreeg. Dat gebeurde hier, op een late decembermiddag, het liep tegen vijven, het begon te donkeren, ik doolde nog altijd door dat park, en er verhief zich een bijna volle maan boven de skyline.

En ineens kreeg ik het. Het millennium, dacht ik, spoedt zich ten einde, nog een handjevol weken, en niets wordt ooit meer zoals het vroeger was. Een nieuw era, alles zal definitief anders zijn, ook ik, ook mijn leven, maar dit park blijft altijd het Griftpark, zestig, zeventig, tachtig jaar zal het bestaan, in de 21ste eeuw, en al die tijd blijft het ouderwets-futuristisch, net zoals de film Metropolis van Fritz Lang.

Ik dacht nog veel meer. Ik weet niet meer, welk college ik die avond had, maar het moet wel moderne poëzie geweest zijn, anders kan ik zo’n eruptie van onsamenhangende denkbeelden niet verklaren.

* * *

Even opmerkelijk als dit park, is de ontstaansgeschiedenis ervan. Het begon in de 19e eeuw als levensgrote beerput, aan de oever van het riviertje de Biltsche Grift. Een mestvaalt, toen net buiten de bebouwing gelegen, waar alle poeptonnen van heel Utrecht op leeggeschud werden. Jaren later kwam er een vuilnisbelt, in de volksmond altijd nog De Vaalt. Hier kon je de gemeenste gifrommel storten, als je de dienstdoende reinigingsambtenaar maar een knaak of een paar sigaren in de hand drukte. Een drukkerij uit de buurt heeft er jarenlang handige 60-litervaten tolueen geloosd.

Vanaf 1862 heeft ook de gemeentelijke gasfabriek, die naast de mestvaalt gebouwd was, een flinke steen bijgedragen bij aan de vervuiling. Die fabriek is 1969 gesloopt, waarna buurtbewoners op eigen initiatief een park aangelegd hebben op de braakliggende hectares.

In het gifjaar 1980 werden in het kielzog van de Lekkerkerk-affaire overal in Nederland gifvondsten en gifonthullingen gedaan. Ook in het Griftpark, al snel omgedoopt in “Gifpark”, ging het deksel van de beerput. Er kwamen dikke ijzeren hekken omheen.

Na zeer ampel beraad werd deze grond vanaf 1994 behandeld met de omstreden methode-IBC: Isoleren, Beheersen en Controleren. Het gif niet opruimen, maar insluiten; hebben ze dat in Tsjernobyl ook niet geprobeerd?

Er kwam een diepe wal van bentoniet (kleiachtig, plastisch beton) in het park, zodat het gif niet meer weg kon. Het grondwater werd gefilterd en gereinigd. Hup, een “leeflaag” erover, aarde; aanstampen, die boel, en in 1998 kon het ongetwijfeld duurste stadspark van Nederland in gebruik genomen worden. De reinigingskosten bedroegen 1000 euro per vierkante meter; IBC geldt desondanks als een goedkope methode. Ik heb hier ooit lopen uitrekenen, hoeveel mijn wandelingen de schatkist gekost hadden per voetstap, maar ben van de schrik het bedrag vergeten.

* * *

Aan de overkant van de heuvel ligt Griftstede, een natuur-educatiecentrum annex kinderboerderij. Er is een drukbezochte speeltuin bij; de raketten van een ingewikkelde klimrekconstructie steken hun punten de hemel in. Het gaat nu echt regenen; ik loop het park uit.

“Het Griftpark: Een plaats waar mensen geen dingen van andere mensen denken”. Een zin, zo krom als een hoepel, en een wonderlijke conclusie over een wonderlijke plek. Waar het op slaat, weet ik niet, maar het staat in mijn aantekeningen, en ik zal er ongetwijfeld iets mee bedoeld hebben toen ik het opschreef, zoveel krediet wil de lezer me hopelijk wel geven.


Het Griftpark:

Stromeloos
Griftstede
Had je wat?

Foto's uit het archief van De digitale reiziger, september 1999



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Een onvertogen woord Slecht cabaret, en een reprimande van een lezer- Do. 01.05.2003
- - - -
Marathonmozaďk Rotterdam op een schaal van 1 tot 5 - Zo. 27.04.2003
- - - -
Clotoon (zij die de levensdraad spint) / Een dagje naar het strand Twee apartjes - Do. 24.04.2003
- - - -
Nunc est bulborum De geestlijn: Den Haag CS - Hoorn OV-reisverhaal - Zo. 20.04.2003
- - - -
Zeepbel met inhoud Anatomisch griezelen in Leiden- Do. 17.04.2003
- - - -
Lightrailtram Opnieuw: lightrail in het veen - Zo. 13.04.2003
- - - -
Caritas Bedeltactieken van charitatieve instellingen - Do. 10.04.2003
- - - -
De Lange Leegte - een nabeeld - Door de veenkoloniën OV-reisverhaal - Zo. 06.04.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



Soundbites of the Sixties (25)


Nummer: Suburbia
Uitvoerende Artiest(en): Pet Shop Boys
Tekst: Neil Tennant en Chris Lowe
Jaar:1986
Veronica Top veertig: nr. 2
UK Singles chart: nr. 8
Radio 2 top 2000: nr. Niet geklasseerd

Soundbite:

It's on the front page of the papers
This is their hour of need
Where's a policeman when you need one
To blame the colour TV?

Let's take a ride, and run with the dogs tonight
In Suburbia
You can't hide, run with the dogs tonight
In Suburbia

Volledige tekst: klik hier.


“Suburbia, where the streets have no name, was dat in de jaren tachtig niet een hit van de Engelse popformatie De Dierenwinkel Jongens?”, schreef ik in een oud stuk uit De Digitale Reiziger, toen ik weer eens bezig was aan een zwerftocht door de buitenwijken van een of andere stad.

Het klopte niet helemaal, wat ik schreef; een zorgvuldige documentatie liet ik in de beginjaren van mijn internetrubriek nog wel eens achterwege. Er was een song Suburbia, in 1986 een hit van het genoemde muziekduo uit Engeland, en er was Where the Streets Have No Name (I Can’t Take My Eyes Off You) waarmee ze enkele jaren laten in de hitlijsten geklasseerd stonden.

Ergens tussen die twee nummers in ben ik afgehaakt als regelmatig beluisteraar van de hitparade, en heb ik in toenemende mate mijn troost geput uit een verzameling cassettebandjes, platen en later ook CD’s met gouwe ouwen. In mijn dertiger-oren verwerd muziek meer en meer tot het soort kabaal dat je bij stoplichten wel eens uit sportieve auto’s hoort bonken en bassen en boemen (kadoenk-kadoenk-kadoenke-doenke-doenke-doenke). Er zit dan meestal een lefgozer met zonnebril achter het stuur, waarvan ik blij ben dat het mijn zoon niet is.

* * *

De Pet Shop Boys ontmoetten elkaar heel toepasselijk in een winkel, ergens aan het begin van de jaren 80 in Londen. Het was geen dierenwinkel, dat zou pas echt toepasselijk geweest zijn, maar het was toch al tamelijk toepasselijk, want de shop waar Neil Tennant (1954) en Chris Lowe (1959) elkaar voor het eerst zagen, was een elektronicazaak.

Het klikte meteen tussen beide winkelbezoekers. De redacteur van een poptijdschrift en de leerling-architect gingen zich toeleggen op het maken van hits. Die klonken aanvankelijk heel gevarieerd, maar hadden op de achtergrond wel altijd die eenheidsworst van ritmisch gesis uit het virtuele, elektrieke drumstel, vermoedelijk gekocht in die elektronicawinkel. Typisch muziek uit de overgangsperiode van melodie naar fabriekshallawaai. “Het was in de jaren tachtig; niemand maalde erom of je nou eigenlijk wel erg goed kon zingen”, verklaren de heren eerlijkheidshalve op een van de websites die aan hen gewijd zijn.

De mooiste nummers van de Pet Shop Boys vindt ik West End Girls, hun debuuthit uit 1985, en It’s a Sin van twee jaar later, een ballade, respectievelijk een luide, indringende elegie over wat er zoal in een mensenleven scheef kan lopen. Maar vooral de laatste wilde ik niet kiezen; hij heeft een religieuzerige inhoud, en de oprechte christen die onlangs is toegetreden tot de fanclub van deze site, zou er voorbarige conclusies uit kunnen trekken omtrent mijn bekering. Ik bewaar het nummer tot mijn crematie.

Suburbia dan, dat op de platenmarkt verscheen in de maand dat ik 30 werd. Het gaat over het minst geliefde stuk van de beschaafde wereld, de voorstad. Woon-ervia, noemde ik het altijd op De Digitale Reiziger, een vertaling die helaas geen brede ingang heeft gevonden in het Nederlandse taalgebied.

De voorstad vormt in boeken, verhalen en liedjes altijd het decor van nare gebeurtenissen. Zelf mag ik er graag rondlopen om te noteren wat er allemaal zo treurig aan is. Ook het lied van Tennant en Lowe is allesbehalve vrolijk; jongeren hangen stromeloos rond, halen allerlei kattenkwaad uit, en dat komt allemaal door ongeďnteresseerde ouders en slechte televisieprogramma’s.

Een gek plaatje, Suburbia. Als ik een soundbiteje schrijf, draai ik het desbetreffende nummer altijd een keer of 10, 15 achter elkaar, om in de stemming te komen. Bij Suburbia hield ik het slechts drie keer vol, zo ver- ve- lend! is het (bijna net zo vervelend als Being Boring van dezelfde twee heren). Dat neemt niet weg, dat ik het nummer de eerste 72 uur niet meer verwacht kwijt te raken; het blijft maar doordreinen in mijn geest.

In het hondengeblaf, waarmee het begint en eindigt, heb ik trouwens niet veel fiducie. Volgens mij komt zelfs dat uit de synthesizer, en niet uit een hondenkeel.

* * *

Meestal eindigt een stukje als dit met de opheffing van de beschreven popgroep. Dit verhaal kent echter een happy ending. De Pet Shop Boys maken anno 2003 nog steeds hits, en zijn van plan, ermee door te gaan tot ze Pet Shop Old Age Pensioners zijn, denk ik.



De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Cor Boonstra komt er vanaf met boete

Boontje kwam niet om zijn loontje

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


19 beg/253(35)/397(116)(41)/173,9(64,6)