Nieuwe reexx - Aflevering 105 DONDERDAG 8 MEI 2003
Afdeling Geschiedenis

Hoeboer


De sneltrein heeft niet veel meer dan een halve minuut nodig om het dorp Voorhout te doorkruisen. In een flits zie je een complete gemeenschap langs je raam trekken. Twee gemeenschappen, moet ik schrijven. Men woont hier ofwel in het oude dorp, rond het kerkje, ofwel in het VINEX-gedeelte aan de andere kant van de spoorbaan, and never the twain shall meet. Er is een tijd geweest dat ik vrijwel alle busreizigers uit Voorhout persoonlijk kende, maar die kwamen allen uit de dorpskern, en niet uit de luxueuze uitbreidingswijk, waar voor elke deur twee auto’s stonden.

Het gemeentehuis, strak en modern van compositie, staat in de nieuwe wijk. Als ik het vanuit mijn sneltreinraam zie passeren, denk ik soms - lang niet altijd, hoor, dat zou te veel eer zijn - aan secretarieambtenaar Hoeboer. In werkelijkheid heette hij anders, zijn naam heb ik aangepast, uit gevoelens van piëteit. Ik weet eigenlijk niet eens meer hoe hij werkelijk heet(te); het was geen man van wie je veel onthield.

Hoeboer was beleidsambtenaar op het terrein van verkeer en vervoer, en zou een figuur geweest kunnen zijn uit een Marten Toonderstrip, als hij er niet een was uit REFLEXXIONZZ!. De ambtenaar had het serviele, dociele over zich van Joost-de-Butler, zat goed in het pak gestoken, als Bommel zelf, maar bewoog zich wat wezelachtig door het leven. Hij gaf slappe, vochtige handen, liep rond met continu samengeknepen billen en leek “let maar niet op mij, ik ben er niet” tot levensmotto verheven te hebben.

Het was in 1994. De busmonopolist NZH stond op het punt de buslijnen door de Bollenstreek over te dragen aan zusterbedrijf Westnederland. Van de gelegenheid maakte men gebruik om eens flink te snoeien in het lijnennet. Voorhout werd zwaar getroffen. Treinen stopten er toen nog niet; het dorp was van de bus afhankelijk.

Je had buslijn 92, die de Voorhouters vervoerde naar het strand van Noordwijk, de markt van Sassenheim, het winkelhart van Lisse en de stadse genoegens van Haarlem. Die lijn werd opgeheven.

Ook met de andere busverbinding door het dorp, lijn 60, was iets aan de hand. Tot 1994 had die gereden tussen psychiatrisch ziekenhuis Langeveld in de duinen boven Noordwijkerhout, via de brink van dat dorp, Voorhout, Leiden centraal en Leiden centrum naar de Leidse wijk Meerburg. NZH wilde de lijn inkorten tot het traject Brink - Leiden Centraal en de frequentie ervan verminderen.

Ik was indertijd secretaris van ROVER-Leiden en omstreken, en daar “omstreken” de gehele kop van Zuid-Holland behelsde, viel het Voorhoutse busdrama onder onze afdeling. Er brak bijna een volxxoproer uit in dat dorp. Er gebeurde van alles. Ik werd overspoeld met telefoontjes. Een apothekeres leidde de opstand. Zij organiseerde reizigerstellingen in bus 92, om aan te tonen dat de lijn levensvatbaar was. Zij deed petities rondgaan, en preste busreizigers tot het schrijven van brieven naar verantwoordelijke instanties. Meer dan 500 protestkaarten ontving ze. En ze belde het gemeentehuis plat om de magistraten tot actie te dwingen.

Rond die tijd ging ik zelf ook maar eens bellen met de gemeente. Ik vroeg naar iemand die over het OV ging, en vernam luttele ogenblikken later voor het eerst het weinig volumineuze, aarzelende stemgeluid van Hoeboer. Ik had een lijstje met punten: hoe het gemeentebestuur dacht over de buskwestie, of er contacten waren met NZH, of men alternatieven had, of er overlegd werd met buurgemeenten - wat je dan zoal vraagt, als ROVER-man.

Hoeboer gaf op elke vraag hetzelfde antwoord: “Daar kan ik u niets over vertellen, meneer Mensonides, daar gaat Mevrouw de Burgemeester over”. Hij sprak in hoofdletters over het hoofd der gemeente, ik hoorde het duidelijk. Aangezien ik met Hoeboer zo niet veel verder kwam, trok ik de stoute schoenen aan, en vroeg of ik mevrouw de burgemeester dan zelf misschien te spreken kon krijgen. Maar dat ging zo maar niet.

“Meneer Mensonides,” meneerde Hoeboer, “ik begrijp uw positie, maar ik ben helaas niet in de positie om u hierbij ter wille te zijn. U moet ook mijn positie in dezen goed begrijpen. U bent zich er misschien niet van bewust, hoe gevoelig zaken in deze gemeente liggen. U zo maar doorverbinden, ik zou u graag ter wille zijn, maar, nee ik denk, dat ik niet in de positie ben…”
-“Ik kan de burgemeester dus níet te spreken krijgen, als ik u goed begrijp?”
-“Nee, nee, nee, zo moet u het net opvatten. Natuurlijk kunt u spreken met de burgemeester. Dat spreekt vanzelf. Maar ik weet niet of ik het… kan aanraden…, of dat het iets zou opl… maar ik zou het ook niet afraden, verre van dat, verre van dat, natuurlijk. Maar zo maar doorverbinden, nee, u begrijpt hoe gevoelig…”
-“Ja, ja, ja, alle begrip voor, voor uw, eh… positie. Maar betekent dit nou allemaal, dat ik de burgemeester in principe dus wèl te spreken kan krijgen?”
-“Oh zeker, zeker, zoals u wenst! Maar dan moet u nu even opleggen, en opnieuw even het gemeentehuis draaien. En dan aan de receptioniste vragen of ze u even kan doorverbinden. U begrijpt… ik kan… nogal gevoelig, allemaal!”

De burgemeester, die ik even later via de voorgestelde omweg toch nog aan de telefoon kreeg, bleek een kordate, flamboyante tante, van wie ik me wel kon voorstellen dat zij iemand als Hoeboer schrik aanjoeg. De buskwestie zat haar dwars, ze was er meteen op afgesprongen, maar: “het gaat allemaal zo stroperig, in die vervoerswereld. Je krijgt er geen greep op, iedereen verschuilt zich achter iedereen. Ik wil, zoals u misschien wel weet, een station geopend hebben in Voorhout. Hemel en aarde moet ik ervoor bewegen. U weet niet half… ik besteed zo ongeveer ruim de helft van mijn tijd aan openbaar vervoer, of ik geen andere zaken in mijn portefeuille heb!”

We besloten tot een kleine topconferentie op het Voorhoutse gemeentehuis, de week daarop; het was dat schamele korte werkweekje voor hemelvaartsdag, een paar weken voor het ingaan van de nieuwe busdienstregeling. En daar zaten we dan in de burgemeesterskamer: zij zelf, de apothekeres die inmiddels een Bekende Voorhoutse was, mijn persoon en ambtenaar Hoeboer, die me zojuist verboden had, te gaan zitten in een bepaalde zetel: “Nee, nee, nee, daar zit Mevrouw de Burgemeester altijd!” Eén persoon ontbrak, de vertegenwoordiger van NZH, uitgenodigd door Hoeboer, op bevel van de burgemeester. Twintig minuten na het afgesproken uur was hij nog niet op komen dagen.

“Wat denkt die man wel”, brieste de mevrouw de burgemeester. “Ik vind dit gewoonweg onbeschoft. Denkt hij dat we hier in deze gemeente niets beters te doen hebben dan op hem te zitten wachten, met morgen de verkiezingen, en met zo’n korte werkweek, ook nog! Meneer Hoeboer, belt u het hoofdkantoor van NZH eens op!!”

Hij rende al, met de mimiek en de snelheid van iemand die door een hevige aanval van diaree getroffen wordt, en nog tijdig het toilet tracht te bereiken.

Even later keerde Hoeboer terug, als een hond die verwacht een schop te krijgen. “Het spijt me ontzettend, mevrouw de burgemeester, maar ze kunnen hem niet te pakken krijgen. Ze weten niet waar hij is”.
-“Misschien heeft hij een van zijn eigen bussen genomen”, grapte ik, maar de eerste burger van Voorhout wierp me een snijdende blik toe.
“Heeft u het allemaal wel goed afgesproken, meneer Hoeboer?", grauwde ze haar dienaar toe. Ze greep vervolgens een stapel tekenboeken, alleen om ze met geweld op tafel neer te kunnen smijten, en beende het vertrek uit. "Ik hoor het wel van u, meneer Hoeboer, als hij nog komt opdagen”.
“Oh God, dit moet ik straks weer bezuren”, las ik van zijn lippen.

De NZH-man kwam niet; achteraf had hij een redelijk aannemelijke smoes. Enige tijd daarna organiseerde ROVER een zgn. reizigersavond in het Wapen van Voorhout, een publieke discussieavond over het OV, waar natuurlijk de buskwestie centraal zou staan.

Het werd zo’n dag waarop je er vele ouder wordt. De voorzitter van mijn ROVER-afdeling, een man met een fijne neus voor moeilijkheden, had zich op het laatste moment ziek gemeld. De vertegenwoordiger van NZH, die een toespraak zou houden, had deze keer wel de gang naar Canossa gemaakt; dat viel me nog mee. Daar ik zelf ook tot de sprekers zou behoren, kon ik geen voorzitter zijn, vond ik. Gelukkig was er een bestuurslid van de buurafdeling Den Haag aanwezig, die wel eens wilde zien hoe wij het rooiden op het platteland; die bombardeerde ik tot dagvoorzitter. Op zijn protesten sloeg ik geen acht.

Twee minuten voor het aanvangstijdstip van acht uur, dat in alle plaatselijke sufferdjes was aangekondigd, was er een dozijn aanwezigen, onder wie ambtenaar Hoeboer, die ons achter de bestuurstafel een week handje was komen geven. Hij benadrukte, gestuurd te zijn door mevrouw de burgemeester, misschien opdat we hem niet zouden verdenken van eigen initiatief.

Twaalf man, dat is een normale opkomst bij dit soort avonden. Ik riep genereus, dat iedereen onbeperkt koffie kon krijgen op kosten van ROVER, en beval de serveerster van Het Wapen, de kommen te vullen met het goudbruine goedje uit Brazilië. Nog geen minuut later had ik daar al spijt van. In een dorp als Voorhout vinden de mensen het niet deftig, te vroeg te komen. Klokke acht stroomden ineens tientallen en tientallen mensen de zaal binnen, voornamelijk bejaarden uit het oude dorp. Ik becijferde dat mijn generositeit me minstens de helft zou kosten van mijn afdelingsbudget voor dat jaar (ik was tevens penningmeester), en zei de laatst binnengekomenen dat ze maar op de radiatoren moesten gaan zitten. “Harder, harder!”, schreeuwde een man, die dacht dat de toespraken al begonnen waren.

Nog vijf minuten later stopte er voor Het Wapen een 20-persoonsbus vol geestelijk gehandicapten uit Langeveld, de door de busbezuinigingen zeer gedupeerde psychiatrische inrichting. Ook allemaal koffie, natuurlijk.

Terwijl ik afscheid stond te nemen van de rest van mijn jaarbudget, ging de deur opnieuw open, en produceerde de zaaleigenaar, die begon te jammeren over zijn brandweervergunning. Er waren meer mensen in de lokaliteit dan toegestaan. “Dat is uw probleem”, zei ik ruimhartig, “ik beloof u plechtig, dat we geen brand zullen stichten. En zou u misschien de geluidsinstallatie even aan willen sluiten? Ik verwacht hier niet bovenuit te komen”. De exploitant zei stuurs dat een dergelijke voorziening niet aanwezig was.

Zowel de apothekeres, die het spits afbeet, als ik konden niet erg goed boven het kabaal uitkomen. De hoempaband, die aan het repeteren was in een belendende zaal, werkte ook niet echt mee. Een stuk of vijf dove bejaarden verlieten de zaal, schreeuwend dat ze niets verstonden. Dat luchtte weer een beetje op. Het echte tumult brak pas los toen de man van NZH het podium betrad. “Laat die man toch alstublieft uitspreken!”, riepen de voorzitter en ik om strijd, “Straks mag u vragen stellen!”

“En wat doet de gemeente?”, tetterde een verschrikkelijk boze Voorhoutse. “Het gemeentebestuur laat natuurlijk weer verstek gaan! Weten zij veel, daar aan de overkant van het spoor!” Opnieuw zag ik deur opengaan. Deze keer was het ambtenaar Hoeboer die vertrok; zo onopvallend mogelijk wezelde hij naar buiten. Ik vroeg me af, wat hij de volgende morgen op het gemeentehuis tegen de burgemeester zou zeggen.

Lynchpartijen konden ternauwernood voorkomen worden. Niet konden we voorkomen, dat de bijeenkomst uitliep tot ver na het tijdstip dat we met de zalenexploitant hadden afgesproken. De 20 bewoners van Langeveld wilden allen persoonlijk hun verhaal kwijt aan de NZH-man, die de meest barre avond van zijn loopbaan beleefde.

De avond eindigde met mijn gang naar een Voorhoutse pinautomaat. Ik moest de gigantische koffierekening betalen die die louche spullenbaas me had voorgehouden; ongetwijfeld had hij de consumpties met een vork geschreven, zo niet met een kam.

Vergeefs was het allemaal niet. Lijn 92 werd gedeeltelijk gered door de NZH, al bleef er niet veel meer van over dan een ultrakort spitslijntje Noordwijk - Sassenheim. Drie jaar later echter keerde de lijn in zijn geheel in de dienstregeling terug, zij het onder een ander nummer, en met Schiphol als eindpunt, i.p.v. Haarlem.

Voor Langeveld kwam redding te laat; dit instituut is tot de dag van heden onbereikbaar per bus.

Mevrouw de burgemeester heeft de opening van haar spoorwegstation niet mogen meemaken. Zij was al “gewipt” door een kongsi van wethouders, raadsleden en top(?)ambtenaren, wegens een vermeend gebrek aan communicatieve vaardigheden.

Ambtenaar Hoeboer heb ik nooit meer gezien. Als hij de gemeente Voorhout niet heeft verlaten, zit hij er ongetwijfeld vandaag de dag nog.


Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Hollands hectaren (1) Griftpark, Utrecht - Zo. 04.05.2003
- - - -
Een onvertogen woord Slecht cabaret, en een reprimande van een lezer- Do. 01.05.2003
- - - -
Marathonmozaïk Rotterdam op een schaal van 1 tot 5 - Zo. 27.04.2003
- - - -
Clotoon (zij die de levensdraad spint) / Een dagje naar het strand Twee apartjes - Do. 24.04.2003
- - - -
Nunc est bulborum De geestlijn: Den Haag CS - Hoorn OV-reisverhaal - Zo. 20.04.2003
- - - -
Zeepbel met inhoud Anatomisch griezelen in Leiden- Do. 17.04.2003
- - - -
Lightrailtram Opnieuw: lightrail in het veen - Zo. 13.04.2003
- - - -
Caritas Bedeltactieken van charitatieve instellingen - Do. 10.04.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Tulp genoemd naar Pim Fortuyn

Hopelijk geen bruine of zwarte

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


19 mid/254(36)/398(117)(42)/175,9(66,6)