Nieuwe reexx - Aflevering 110 ZONDAG 1 JUNI 2003
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

OV-reisverhaal

Door Keerbergen, langs de Orleanstoren en verder
Verrassingstocht door Vlaanderen


Van tijd tot tijd heb ik, als zelfverklaarde Nederlandse OV-deskundige, de behoefte aan een studiereis naar een land waar het écht goed gaat. Diep hoef je niet door te dringen in het buitenland om daarvan voorbeelden te zien. Neem De Lijn, de vervoermaatschappij die in gans Vlaanderen het stads- en streekvervoer verzorgt. De Lijn doet het uitstekend, met in 2002 meer dan een miljoen passagiers per werkdag, een stijging van tientallen procenten ten opzichte van enkele jaren geleden.

Ik ga een dag streekvervoer doen rond Antwerpen, in de hoop te kunnen zien in welk opzicht De Lijn uitsteekt boven de Hollandse busbedrijven, waarvan het vervoer sinds jaar en dag stagneert. Ligt het alleen aan de tarieven, die maar blijven dalen, en vergeleken met de Nederlandse zo laag zijn dat je je als reiziger bijna een dief voelt? Of heeft de Lijn wellicht mooiere bussen, een hogere frequentie en sympathiekere chauffeurs dan bijvoorbeeld onze eigen gifgroene vervoerder connexxion? Het antwoord staat impliciet in dit artikel, voor de goede verstaander.

Met mijn hekel aan synopsissen wil ik er deze keer graag een complete verrassingtocht van maken. Ik zal mijn reis hier beginnen, waar ik nu sta, op het busstation Franklin Rooseveltplaats, waar ik zojuist voor 5 euro een Dagpas-net heb gekocht. Telkens zal ik de eerste streekbus nemen die vertrekt, ongeacht waarheen.

Zonder risico is deze methode niet. Misschien beland ik ergens in een godverlaten gat, waarvandaan de eerstvolgende bus pas maandagmorgen om 5.15 uur vertrekt; ik calculeer deze zeperd in. Verder neem ik me voor, in elke plaats die ik bezoek, een tearoom binnen te lopen. Ik moet regelmatig wat eten, luidt mijn doktersvoorschrift; nou dan zal ik dat doen, ook; we maken er een culinaire tocht van.


Postcode

Elke reis door Vlaanderen heeft iets van een verrassingtocht. Dat komt doordat dit land zo veel lijkt op het onze, en er toch zoveel van verschilt. De eerste verrassing had ik vanmorgen al op weg naar het busstation, toen ik de Media Markt op de Keyserlei was binnengelopen. Ik wilde twee CD-tjes afrekenen, maar moest eerst mijn postcode opgeven, voordat de kassabediende mijn euro’s wilde aanpakken.

-“Waar is dat goed voor?”
-“Nah, dat is voor de reclame, héé.”
-“Maar ik kom uit Holland!” [of dat een excuus is voor wat dan ook]
-“Oh, nah, dan ‘oeft ‘et natuurlijk niet!”

Terwijl ik naar de Rooseveltplaats liep, dacht ik na over de kwestie. Vanzelfsprekend willen ze de postcode van de klant weten, om in die wijk folders in de bus te doen (of juist in andere wijken, waar men de Media Markt nog niet kent), maar om er zo botweg om te vragen… Geen Belg zal in zo’n geval zeggen: “gaat je niks an!”


Bediening

Het busstation op de Rooseveltplaats is verdeeld over vier locaties, met levensgevaarlijke oversteken ertussen in. Ik ben beland op het gedeelte met de agglomeratielijnen naar voorsteden als Brasschaat. Die wil ik niet hebben; ik steek een paar keer over.

Als ik wat rondkijk, heb ik al spijt van het feit dat ik een zaterdag heb uitgekozen als reisdag. De dienstregeling is knap dun; op vele haltes staat in het vakje voor de zaterdag vermeld: “geen bediening”. Verder vertrekken op vele lijnen de bussen simpelweg op het hele uur. En als je dan aan komt lopen om 11.07…

Ik voel me als een dolend schaap, hier, op dit onoverzichtelijke station. We beleven een sombere, nevelige dag, en ook in mijn hoofd bevindt zich enige nevel; met zware verkoudheid en ware plichtsbetrachting heb ik het vaderland vanmorgen verlaten.

De meeste bussen zien er knap afgetrapt uit en hebben de wasstraat lang niet van binnen gezien. Ik neem uiteindelijk lijn 297, de bus van 11.20 naar Lier, hoewel ik daar al geweest ben, in deze aflevering uit 2000. Lijn 297 rijdt op zaterdag elke 20 minuten naar Lier, en eens per uur door naar Heist op den Berg.

Ik weet nog van de vorige keer, dat je ook een dagpas moet ontwaarden in de “gele bakjes aan de deuren waar je mag opstappen”, zoals de site van De Lijn het je in wat onbeholpen bewoordingen beveelt. Ik doe het, onder het oog van de chauffeur, maar vraag me af, of ik mijn kaartje eigenlijk niet gewoon aan hem had moeten laten zien. Hij protesteert niet.

De bus luistert naar het nummer 110540, komt uit de fabrieken van van Hool, is nieuw geweest en bezit banken die net te krap zijn. “Da’s juust op tijd”, steunt een zeer omvangrijke Vlaamse, die net voor vertrek de bus is binnengeklommen. Ze laat zich tegenover me neerploffen, en heeft aan een tweezitsbank nauwelijks genoeg. Piepend en zuchtend als een blaasbalg leunt zij achterover. Haar beentjes bungelen een decimeter boven de grond. Zij bet het bezwete voorhoofd af met een zakdoek.

Twee haltes verder stapt ze uit, om plaats te maken voor een blonde schone met een gezien de huidige weersomstandigheden erg voorbarige blote navel. Met een ongenaakbare, wat minachtende blik kijkt ze me aan. Ik kan daar eigenlijk niet goed tegen en kijk strak naar buiten, waar we net het kantoor van Elektrabel passeren, een schoenendoos op zijn kant.

Ook dit meisje stapt na twee haltes uit, met een verre van zonnige gelaatsuitdrukking. Mooi zijn maakt ook niet gelukkig; blijkt. Er komt niemand voor in de plaats; weinig mensen schijnen vandaag helemaal mee te willen naar Lier.

We volgen de route van tram 15 naar Mortsel, en passeren uiteindelijk station Oude God, waar in november jl. mijn omzwervingen door Antwerpen begonnen. “Winkelen in Mortsel, uw verplaatsing waard”, vindt deze deelgemeente.

Na Mortsel komt het villadorp Boechout. Het is ook per trein bereikbaar. Dat geldt voor bijna elk gehucht in Vlaanderen. Vandaag zal ik per bus een keer of vijftien een spoorbaan kruisen. Hoe kan de streekbus concurreren tegen de NMBS?

Voorbij Boechout kiest de bus zijn pad over zo’n typisch Vlaamse rechte steenweg, met aan weerszijden antiekzaken en showrooms waar je okkaziewagens kunt kopen. Onze chauffeur is wat schichtig en ongedurig. Hij flitst over het beton en heeft het voortdurend aan de stok met medeweggebruikers, die hij trakteert op een luid concert van getoeter. De motor produceert een dof geronk dat alle, mogelijk interessante gesprekken overstemt.

We rijden de straten van Lier binnen, die niet veel breder zijn dan een bus. Twee “Observatiewachten” handhaven hier de orde. Ik zie de Zimmertoren, het ingewikkelde astronomische uurwerk waar in 2000 mijn tocht door Vlaanderen eindigde.

De bus vindt een eindpunt op de Veemarkt, bij een klein busstationnetje. Als ik uitgestapt ben, zie ik net lijn 53 naar Mechelen aan komen rijden. Da’s mooi, nu kan ik meteen doorrijden, zonder kostbare tijd te vermorsen. Die tearoom komt nog wel.


Toccata

Deze keer laat ik mijn dagpas zien aan de chauffeur, maar die zegt, wijzend op het gele apparaat: “Gij kunt hem er normoal insteken hoor!” Ik doe het, en weet het nu ook niet meer. Als ik een bus binnenkom en mijn kaart voor de chauffeur onzichtbaar in de automaat steek, hoe kan hij dan zien, of ik een geldig kaartje heb? Of gaan die gele machines loeien als je er een verlopen pas insteekt? In Nederland krijgen we een universele chipcard die geldig is op zowel bus als trein, en die je niet eens meer ergens hoeft in te steken. Hij wordt volgend jaar geïntroduceerd, zeiden ze vorig jaar. Dit jaar zeggen ze dat nog steeds.

Deze bus, de 110715, ook een Van Hool, heeft een lage vloer en is wat nieuwer dan die waarmee ik in Lier geraakt ben.

Gedurende de eerste 20 minuten van dit rit volgen we in grote lijnen dezelfde route als op de heenweg. Daarna slaat de bus af richting Mechelen. Ik krijg een geeuwaanval. Als je één steenweg gezien hebt, heb je ze allemaal gezien. Bovendien wordt het uitzicht op de weg voor me belemmerd door de ruggen van een aantal passagiers die met de chauffeur staan te kouten. Ook dat zie ik vandaag overal.

Mijn telefoon gaat; tüdüdülü düdelüdü tüdülüdü düdetütü; iets klassiekerigs, een soort toccata van Bach, denk ik; hij zat er standaard in en ik heb nooit de moeite genomen om een andere beltoon uit te zoeken.

In mijn schermpje zie ik dat het iemand is met wie ik nog een heel ingewikkelde kwestie heb op te helderen en die zich gisterenavond ook al heeft ingesproken op mijn Voicemail. Dat wordt een gesprek van minstens een half uur, boven het geronk van die busmotor uit. Hij is bovendien iemand: die gaat dat openlijk gek zitten vinden; een hele dag door Vlaanderen reizen per bus (“waar ga je dan héén?”). Aan commentaar op mijn levenswandel heb ik geen behoefte.

Dat is toch een ontegenzeggelijk nadeel van de mobiele telefonie, dat je tijdens reizen overal ter wereld bereikbaar bent voor de mensen en toestanden waaraan je hebt proberen te ontvluchten. Daarom wilde ik er eerst geen hebben. Ik laat het ding gaan.

Daar krijg ik toch ook weer wroeging van. Dan maar een SMS gestuurd (bliep-bliep-bliep-bliep!) met de inhoud:

BESTE [X], ZIT IN VLAANDEREN. TELEFONEREN DUUR VOOR JOU & MIJ; MOBIEL-MOBIEL BUITENLAND. IK BEL JE MORGENMIDDAG TERUG, DAT BELOVIC. MET VRIENDELIJKE GROET, FRANS M..

Vervolgens schijn ik ergens op een verkeerde toets gedrukt te hebben, want de boodschap blijkt verdwenen op het moment dat ik hem wil verzenden. Ik slaak een godslastering, en begin opnieuw te bliepen, iets bondiger nu. BESTE X kun je schrappen; de ontvanger zal ongetwijfeld zonder meer begrijpen dat de boodschap voor hém bestemd is. Ook dat verhaal over mobiel bellen naar het buitenland is overbodig; X is gierig genoeg om te beseffen dat een buitenlands telefoontje een hoop geld kost. Ik bliep:

ZIT IN BELG., BEL MORG.MIDD. TERUG, GR. F.

en verzend het geheel. Alleen de zin BEL MORG.MIDD TERUG, de kern van deze boodschap, bevalt me achteraf niet helemaal. Hij maakt niet duidelijk, of het een belofte is of een bevel; dat heb je met telegramstijl.

Het geval heeft me bijna een halfuur bezig gehouden; hoe efficiënt is de moderne communicatie! Als ik het bericht eindelijk verstuurd heb, rijden we net Mechelen binnen. Onderweg heb ik vanuit mijn ooghoeken het gemeentehuis van Duffel gezien, waar trouwauto’s voor de deur stonden. Tien minuten later passeerden we hetzelfde gemeentehuis weer (de lijnen van De Lijn lopen niet allemaal in een rechte lijn). Het bruidspaar kwam juist naar buiten; er werden witte ballonnen opgelaten.

* * *

Hoe boeiend is het om uur na uur met een streekbus een land te doorkruisen? En daar verhalen over te schrijven? En die te lezen? Ik neem me voor, in dit verhaal niet mijn complete omzwervingen van ruim 8 uur te boekstaven, maar het reisverslag halverwege abrupt af te sluiten met een fraai open einde.





Theoretisch

In Mechelen ben ik ook al geweest. Ook nu besluit ik, meteen door te reizen. Dat is de dwang van zo’n dagpas. Bezit je hem, dan zul je reizen, ook.

Het Mechelse busstation ligt bij het NMBS-station en is voorzien van DRIS (Digitale Reizigers Informatie), die overal in het Nederlands taalgebied een opmars beleeft. Lijn 530 naar Aarschot zal volgens het display vertrekken om 13.05; de volgende bussen gaan om 13.35 en 14.05. Achter elke tijd staat een sterretje; dat wil zeggen dat het een “theoretische vertrektijd” is.

Mijn medereizigers zijn onder andere een vrouw die een kat op de arm heeft, en een jongeman die zijn gehoororganen teistert met luide, ritmische muziek uit een walkman.

Mijn doel is Keerbergen, besluit ik, halverwege Mechelen en Aarschot. Het is een niet al te kleine plaats, zo te zien op de autokaart die ik bij me heb, en hij heeft het voordeel dat ik er nog nooit geweest ben. Daar gaan we echt een tearoom opzoeken; 20 minuten hou ik het nog wel uit.

Ook deze bus is niet druk; een man of twaalf. De theoretische vertrektijd is al lang verstreken, maar de bus staat nog langs het perron; eerst moet de gazet van de chauffeur uit. Ook de meeste reizigers zijn niet erg punctueel; gedurende de 7 minuten dat de bus vertraging staat op te bouwen, komen er nog evenzoveel passagiers aanlopen.

Onderweg naar Keerbergen zie ik een externaat - wat wel een school zonder internaat zal zijn -, Apotheek De Volksmacht, de vermaning “TRAGER OF BETALEN!” in het dorp Rijmenam en een laan, de Gezonde Luchtlaan, waar aan alle bomen een vlag hangt met een smiley-symbool, maar dan omgekeerd; een zuursmoel, zogezegd: :-(. Het zal wel bedoeld zijn als protest ergens tegen, maar nadere uitleg wordt niet verstrekt. Heeft het iets te maken met de verkiezingen van afgelopen week? België gaat over op paars, ondanks het afschrikwekkend voorbeeld van de noorderburen: vier, of misschien wel acht jaar verloedering, stagnatie en achteruitgang voor de boeg. Elk volk moet zijn eigen fouten maken, op zijn eigen tijd.

Het dorp Keerbergen is een on-dorp, eigenlijk niet meer dan een uitgestrekte villawijk in een bosachtige omgeving. Geen vrolijke boel, hier. Dit is ook een nadeel van verrassingstochten; je komt bij verrassing in oorden waar je helemaal niet wilt wezen.

Ik blijf zitten in de bus; door naar Aarschot, wat vast een mooie stad is. De jongeman met de walkman neemt zijn hinderlijke gesis gelukkig mee naar buiten. Hij wordt vervangen door een jong echtpaar. Zij kiezen een tweezitsbank voorin, met de rug in de rijrichting. De man vleit zijn hoofd meteen tegen het raampje en begin te slapen; de vrouw draait het hare steeds achterom naar de weg vóór ons, misschien om te controleren of de chauffeur het wel goed doet.

Er komt geen eind aan de reeks van dorpen. Tremelo noemt zich sportgemeente. In Baal sleept de Depannage een auto weg, en trekt daarbij veel bekijks van de omstanders. Betekom is te klein voor een bakkerij; tenminste dat zou ik kunnen opmaken uit de broodautomaat die op een tactische plek langs een dorpsstraat staat.

Even wordt de verveling doorbroken door de kat, die ontsnapt is en nu vrijelijk door de bus rent, totdat hij door de eigenares in het nekvel gepakt wordt. De slapende man wordt er niet wakker van.

Typisch REFLEXXIONZZ!

Ook in Aarschot eindigt de rit bij het station van de NMBS. Voor Belgische busstations geldt hetzelfde als in Nederland: hoe kleiner de plaats, hoe ruimer ze zijn opgezet. Ik verbaasde me onlangs in Winschoten ook al over een immense bushangar voor een handjevol bussen per uur. In Aarschot en Winschoten wil niemand hoge kantoorflats neerzetten in de stationsomgeving; ruimte te over, dus, voor het OV.

Van de 9 Aarschotse busperrons vertrekken bussen naar onder andere Mechelen, Leuven, Herentals en Averbode, al rijdt de laatste op zaterdag niet. Ik bestudeer de haltestaten. Er rijdt het komende uur vrijwel niets, en ik wil trouwens nu wel eens wat stadsschoon zien, en wat eten, ook; het lunchuur is al lang voorbij. Ik prent 15.54 in mijn hoofd, de vertrektijd van de twee-uursdienst naar Leuven, en kies een smalle straat die recht afloopt op de Onze Lieve Vrouwenkerk, voorzien van speklagen en een uivormige spits.

Onderweg steek ik de Begijnhof over, dat eigenlijk geen hof is, maar aan één kant open ligt. Aarschot, en ook dit hof, hebben zwaar geleden onder twee bezettingen door de Duitsers, die een hoop hebben vernield. Het hof, dat dateert uit de 17e eeuw, is de jaren 50 knap gerestaureerd. Het telt 23 “woningen met dienstverlening”, boven elk waarvan een heiligenbeeld waakt.

Op weg nu naar de tearoom, die volgens mij in het Vlaamse gastronomisch leven een minstens even belangrijke rol speelt als het traditionele staminee. Op het grote, kale marktplein voorbij het hof zit alles dicht. Aan het raam van een te verbouwen pand is een bouwvergunning aangeplakt; dat zie je overal in Vlaanderen.

Ik loop een winkelstraatje in, en lees dat je bij Het Pompierke wel twaalf karekollen kunt kopen voor slechts 3 euro, en dat de kantoorboekwinkel een pennenset in de aanbieding heeft voor de communicant; “met de naam in”. Even later bereik ik weer een marktplein, het echte marktplein, dat Grote Markt heet. De eerste tearoom die ik zie, is al gesloten; een juffrouw staat de vloer te kuisen met een zwabber. De tweede is wel open, maar er is geen tafeltje meer vrij.

Hoe nu? Even verderop staat zo’n broodautomaat. Dan dat maar; voordat mijn bloedwaarde helemaal door de vloer zakt, en ik straks allemaal typische neigingen krijg. Ik begin me nu al wat raar en grommerig en wazig te voelen; een veeg teken.

Ik moet geldstukken inwerpen en, als die niet op het display verschijnen, op de grijze knop drukken. “Niet op de gele”, staat er ten overvloede bij. Als je op de gele drukt, doe je vermoedelijk vrijwillig afstand van het ingeworpen geld, dat dan ten goede komt aan de consignatiekas en na 20 jaar aan de staat vervalt.

De automaat is grotendeels leeg, het nog aanwezige brood is opvallend vaal van huidskleur en de verpakkingen zijn vettig. Een digitale thermometer geeft aan dat de temperatuur in die glazen stolp is geklommen tot 32 graden Celsius, terwijl de buitentemperatuur vandaag nog niet de helft bedraagt. Het lijkt me niet bevorderlijk, behalve dan voor het ontstaan van schimmel.

Ik laat het brood het brood, bekijk een stenen GEB-huisje met het opschrift KOOKT ELEKTRISCH, ga plotseling, mijn voorgenomen maaltijd geheel vergetend, een pijl volgen richting Aurelianustoren en sla daartoe een steil oplopende geasfalteerde laan in, die “Orleanstoren” heet. Die toren, dubbel aangekondigd, onder twee verschillende namen, moet ik zien.

Ik bevind me nu in een villapark op een heuvel. Er staat te midden van de bungalows een wrak houten huisje, geschilderd in een vies kleurtje en bewoond door de plaatselijke zonderling. Op de heuveltop zie ik alleen maar meer huizen, en geen Aurelianus-Orleanstoren. Een onduidelijke pijl wijst naar een grasstrook waar jongetjes aan het voetballen zijn. Ik loop die kant op, maar zeg na 50 meter luidop: “Wat kan mij die pleuristoren verdommen!” (Dit is een van die rare neigingen). Rechtsomkeert, via een andere steile weg naar beneden. Onder het genot van het uitzicht op de stad daal ik af.

In die patisserie is nog steeds geen plaats onbezet. Dan maar naar binnen bij Panes. Daar neem ik plaats achter in de zaak, maar een leuke tearoom is dit niet; ongezellig en wat donker; het overstijgt nauwelijks het knusheidsniveau van de doorsnee-Hollandse snackbar. Driftig trommel ik met de vingers op tafel. Er komt niemand. Dan dringt tot me door, dat het hier zelfbediening is. Nu meld ik me aan het buffet, zie af van het Panes verrassingsbrood (al meer dan verrassingen genoeg, vandaag) en bestel een vegetarisch pizza-broodje. “Ach, doe er maar twee, bij nader inzien”.
- “Wilt u ze hier opeten?” Ik antwoord bevestigend, maar dan, met een blik op die wat unheimische ruimte: “Ach, nee, oh nee, doet u ze toch maar in een zakje; ik eet ze liever buiten op”.

Buiten vallen druppels. Zou ik teruggaan, en vragen of ik alsnog… Altijd weer die beslissingen! Ik zie een pijl naar Schaluin (10 minuten) en Demervallei (5 minuten). Ultrakorte stadswandelingen in een plaats van bescheiden omvang. Na opnieuw enig delibereren kies ik voor die van vijf minuten, kruis het riviertje de Demer, en zijg neer op een bank in een park.

Hier heb ik uitzicht op twee aanplakborden. Het ene is het Stedelijk Aanplakbord, het tweede is Alleen voor Notarissen. Langs mijn bankje paraderen honderden en honderden en honderden Vlamingen met gebogen ruggen; met volle boodschappentassen en winkelwagentjes. Het is wat drukkend vandaag, het sjouwen gaat moeilijk en de gezichten staan al even somber als de lucht. Wielen maken metalig geratel. De winkelwagens lopen regelmatig vast in de kuilen van het asfaltpad. Er wordt gezucht en geduwd.

Een processie van welvaart; gevangenen van hun eigen koopkracht. Het kost me niet veel moeite, me in te beelden dat dit vluchtelingen zijn, met hun hele have op weg naar beter. Zodra mijn brood op is, loop ik ze achterna, nieuwsgierig achter welke rattenvanger ze aanlopen. Ik kom uit op een groot parkeerterrein, geheten: Demervallei.

Op de terugweg passeer ik het standbeeld van de Grenadier-Guard, een onverzettelijk man met een torenhoge kolbak op het hoofd. Het beeld is ter nagedachtenis aan de bevrijding, die voor België al kwam op 5 september 1944; er liggen aan de voet van het beeld verse kransen.

Ook Schaluin zal wel een parkeerplaats zijn. Daar hoef ik niet naar toe; bovendien zit mijn tijd in Aarschot er bijna op; ik heb nog een krappe twintig minuten voordat de bus naar Leuven vertrekt.

Op de terugweg zijn er opeens diverse aantrekkelijke tearooms, die me heen niet opgevallen zijn. Ik loop langs het riviertje, dat zich vanaf de hellingen heeft gestort en daarvandaan allerlei drijvende voorwerpen met zich meevoert. De eerste vette druppels vallen in het water; het kan onmogelijk lang duren of de hemelsluizen openen zich boven Aarschot. En ik ben al verkouden.

* * *

Ergens bij het Begijnhof moet ik verkeerd gelopen zijn.Hier ben ik nog nooit geweest; dit is niet het straatje dat van de kerk naar het station loopt; ik zie de toren nergens meer. Het gebouw in de verte zou best een NMBS-station kunnen zijn, maar het lijkt beslist niet op het station van Aarschot, waar mijn wandeling begon. Ik heb nog 5 minuten tot de theoretische vertrektijd van die bus, en blijf rechtdoor lopen, al verwacht ik hem beslist niet aan het eind van deze straat. De volgende gaat over twee uur.

“Fijne verrassingstocht”, schamper ik. Wat is nu eigenlijk de verrassing in dit verhaal? Het loopt af als altijd: met treurnis, met domme beslissingen; met verdwalen.

Een felle flits, en het paukengeroffel van een donderslag. Het begint nu echt goed hard te gieten. Wel heel erg goedkoop, dit slot; een smartlap in proza. Maar het overkomt me maar weer, en ik kan weinig anders doen dan het boekstaven.

Frans Mensonides


Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Geen citaat uit een volgende aflevering:
Dat is nog even een verrassing
Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Hollands Hectaren (3) Politici spotten op het Binnenhof - Do. 29.05.2003
- - - -
Blauwkous (m) De onbestaanbare Verstoke Vrijgezel - Zo. 25.05.2003
- - - -
Geen Aflevering (2) Twee Gouwe ouwen die "Gossip" niet gehaald hebben - Do. 22.05.2003
- - - -
Geen Aflevering Twee Gouwe ouwen uit het tijdschrift Gossip - Zo. 18.05.2003
- - - -
Hollands hectaren (2) Haveneiland en Rieteiland, IJburg - Do. 15.05.2003
- - - -
Synopsis voor een lentedag Naar Holysloot; OV-reisverhaal; tevens beschouwing over het schijven van non-fictie - Zo. 11.05.2003
- - - -
Hoeboer Opstand van busreizigers in Voorhout - Do. 08.05.2003
- - - -
Hollands hectaren (1) Griftpark, Utrecht - Zo. 04.05.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



De uitsmijter, door Fris Spr!ts

PSV kampioen na beschamende salonremise (0-0) tegen Groningen

Titel van NUL en generlei waarde

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


23 beg/259(41)/403(122)(47)/187,3(78,0)