Nieuwe reexx - Aflevering 120 ZONDAG 5 JULI 2003
Hoopjes in Lüttich
Na enig beraadslagen besloten we, ons niet te beperken tot het
railnet binnen onze enge landsgrenzen, en er een Drielandentocht van te
maken. Er bestaat namelijk een Euregio-Ticket.
Die kaart is geldig op alle treinen en bussen die rijden binnen een
zeer ruime cirkel rond het drielandenpunt. Hij is het gehele jaar door
te koop voor € 12,50 per persoon. In het weekend mogen 2 volwassenen en
3 kinderen tot / met 11 jaar tegelijk reizen op één kaart.
Via intensief emailoverleg stippelden we maandag een route uit die
net zou passen binnen een tijdsbestek van 15 à 16 uur (maar dan mocht
er niet erg veel mis gaan): Maastricht, Luik, Verviers, Aachen, Vaals,
opnieuw Aachen en tenslotte Heerlen. Zes steden in drie landen, acht
grensoverschrijdingen - inclusief een rondje rond het drielandenpunt -
en 15 à 20 keer overstappen; ik moest vaststellen, dat ik er een klein
beetje tegenop zag.
Nog een verhulling: Maxwell van Haegwijck is niet de werkelijke naam
van mijn reisgenoot. Die wil hij liever niet op Internet hebben, om te
voorkomen dat ze via Google over tientallen jaren nog zijn doopceel
kunnen lichten (“Zo, u hebt dus op 1 juli 2003 een drielandentocht
gemaakt! En beviel dat? Doet u wel vaker mee aan dat soort
activiteiten? Vindt u dat zelf ook niet een beetje typisch?”).
Big Brother is Googling you; ik heb alle begrip voor die angst - en ken een aantal mensen waarvan ik hoop dat ze mij
niet Google-en. Ik gebruik desondanks altijd mijn eigen naam op
Internet. Sterker nog: ik Google hem dagelijks zelf, meestal ’s
morgens, kort na het ontwaken. Intoetsen van mijn eigen naam levert me
tientallen hits op, en daarmee een euforie over het feit dat ik althans
in cyberspace bestá, terwijl ik daar in het werkelijke leven nog niet
zo zeker van ben, zeker niet op dat uur.
Als ik er ooit last mee krijg, zeg ik wel dat het mijn neef is; die
heet ook zo. Ik heb trouwens nog een andere naamgenoot ontdekt. Het
Google-en op “Frans Mensonides” levert naast mezelf, ook nog een verre
oud-achter-achteroom op, of zoiets, die voorkomt op een in 1918 te
Koudum gemaakte schoolfoto (midden achter, met ijsmuts, naast Tjitske Mensonides).
Langs het perron staat stoptrein nummer 200-zoveel voor ons klaar, een
bloedrode, hoekige trein met klapdeurtjes. Er is vandaag weinig
interesse voor de trip naar Luik; nog geen kwart van de banken in het
korte treintje is bezet. Tegen het avonduur is dat wel anders. Ik heb
deze trein eens genomen om tien over vijf, op een zaterdagmiddag. Hij
zat afgeladen, en onderweg stikte ik bijkans in de hasjiesj-dampen die
in alle coupés hingen; ik hoefde godlof maar tot Eijsden.
De trein zet zich node in beweging, en produceert tijdens de rit een
ritmisch, metalig gekreun, als verkeerde hij in agonie. We zullen het
een half uur lang blijven horen.
Een paar minuten na vertrek uit Maastricht passeren we het station
Randwijck, en even verderop het woonwagenkamp dat laatst is uitgekamd
door de justitie, op last van die voortvarende burgmeester Leers. Een
geslepen mannetje: hij onthield onlangs de voetbalclub MVV subsidie,
legde alle ontvangen kogelbrieven naast zich neer, en zie: een clubje
van industriëlen redde de club, zonder dat overheidsgeld nodig was. Van
dat soort mensen hebben we er nog een paar meer nodig in dit land.
Onderweg naar Maastricht scheen zo nu en dan de zon, maar nu klettert
de regen neer op ons treindak. “Goeiemorge soam”, klinkt het; de
conducteur.
Eijsden is het laatste Nederlandse station op deze lijn, tevens het
meest zuidelijke van ons land. Een kilometer passeren we, even voorbij
rijksweg A2, de rijks- en daarmee de taalgrens. 1 juli 2003, 11.22 uur;
een mijlpaal in mijn leven; voor het eerst in Wallonië (afgezien van
die keer dan, dat ik naar Parijs ging; toen moet ik er ook doorgekomen
zijn, toch?).
Ik heb als reisverhalenschrijver een opmerkelijke afkeer van
buitenlandse reizen, die slechts zelden, en met veel overtuigingskracht
van derden, overwonnen kan worden. Maar het kan altijd nog erger. Hoe
heet ook alweer die reisboekenschrijver die al jarenlang de stad
Utrecht niet uitdurft?
Meteen na de grensoverschrijding kruisen we de goederenspoorlijn Aachen
-Tongeren, die hier over een viaduct loopt. Hij scheert over een
afstand van vele kilometers langs de Nederlandse grens, zonder zich
eroverheen te wagen. Ook niet bij de Vaalserberg, waar hij in een
tunnel onderdoorloopt, op een hectometer ten zuiden van het
drielandenpunt.
Op station Visé staat een opvallend grote horde personeel; conducteurs,
douaniers en politieagenten van beide nationaliteiten. Er is ook een
stationschef aanwezig; op dit stationnetje dat slechts één trein per
uur per richting ziet.
De NMBS wil inkrimpen, en duizenden werknemers ontslaan. Het
NMBS-personeel heeft gisteren het werk neergelegd, vast en zeker tegen
die ontslagmaatregelen, maar ook wel omdat dat er nu eenmaal eens per
drie maanden gestaakt wordt bij Belgische OV-bedrijven; het is
traditie. Gisterenavond om 22.00 uur hebben de syndicaten besloten, het
werk te hervatten. Tot onze opluchting: het had weinig gescheeld of
onze Drielandentocht was gereduceerd tot een Tweelandentocht.
Gedupeerde abonnementhouders krijgen overigens van de NMBS een “Sorry
Pas”, een dagkaart, te gebruiken op een dag dat er niet wordt gestaakt.
Het spoor volgt de loop van de Maas. Aan de overkant zien we een bonte
afwisseling van vakwerkhuizen, lelijke bouwsels van uiteenlopende aard,
en fabrieken. Ons Euregio Ticket wordt opnieuw gevisiteerd; nu door een
Waalse conducteur. We stoppen in Bressoux, het voorlaatste station, en
zien even daar voorbij twee hoge, groene heuvels; de eerste twee
Ardennen, vermoed ik.
Luik laat zich langs de spoorbaan niet van zijn fraaiste kant zien. We
rijden door een wijk met sombere vierkante flatjes, hoog en laag
dooreen, met onlogische kubusvormige uitstulpingen. Het lijkt wat op
het begin van M.C. Eschers Metamorfose, maar de huizen gaan niet over
in schaakborden, honingraten, bijen, vliegen, vogels en vissen (zoiets
verwachtte ik eigenlijk te zien gebeuren op een drielandentocht).
Luik is met 185.000 inwoners een van de grootse steden van Wallonië,
maar het station stelt niet veel voor. De aangekomen of vertrekkende
reiziger ziet weinig meer dan wat van die overbekende Belgische lage
perronnetjes langs de sporen. Wij komen aan op het enige mooie, nieuwe,
hoge perron, speciaal aangelegd voor de Thalys, maar ook daarvan zijn
we niet erg onder de indruk. De vloer bestaat uit een raster van
matglazen ruitjes, erg mooi, maar bij de regen waarmee onze intocht in
Wallonië gepaard gaat, zijn ze levensgevaarlijk. Na aanleg van deze
weinig functionele vloerbedekking was het geld op. De wanden van de
abri’s bestaan uit goedkoop spul, waar een beetje vandaal met één
vuistslag doorheen is.
Station Liège Guillemins biedt rechtstreekse verbindingen met Liège
Palais, Brussel, Oostende, Jemelle, Herstel, Liers, Namur, Waremme,
Tournai, Luxembourg, Anvers, waarmee ze gewoon Antwerpen bedoelen, en
natuurlijk Maastricht, zegge Mèstrèk.
Op de trap naar de stationshal waait ons een bekende geur tegemoet.
Zoals het op Keulen Hbf niet ruikt naar Eau de cologne, zo ruikt het op
Liège Guillemins wel naar Luixxe wafels.
In de hal vervoegt Maxwell zich bij een informatieloket, waar hij een
plattegrond in ontvangst neemt, en verneemt dat de binnenstad op een
half uur lopen ligt van hier. We nemen de stadsbus, lijn 4 van TEC, de Waalse tegenhanger van De Lijn.
De bus is vol; we hangen aan een lus, kijken door de bewasemde ruiten,
en zien een groen stadspark aan ons voorbijtrekken. Ik werp een blik op
de tarievenlijst, en zie dat het busvervoer in Wallonië bijna even
goedkoop is als bij De Lijn.
Veiligheidshalve stappen we uit waar vrijwel iedereen uitstapt; daar
zal het centrum wel zijn. Luik heeft veel smalle, steile
winkelstraatjes met kasseien. De uitverkoop is begonnen; overal Soldes, Soldes exceptionelles en zelfs Soldes monstres. Ook hier in Wallonië bloeit de Hollandse handelsgeest. Zeeman vindt dat Tout doit partir, en C&A hanteert in de opruimingstijd Prix d’Amis.
Luik heet een lelijke stad te zijn, en weet die reputatie gedurende het
ruime uur dat we er rondwandelen, wel enigszins waar te maken. Niet dat
er niets aan Luik gedaan wordt; overal verrijzen nieuwe kantoren en
winkelpanden. Maar er is toch ook een hoop ouwe troep, en een kwalijke
reputatie raak je trouwens zo een, twee, drie niet kwijt. Daarbij moet
opgemerkt worden dat we tijdens deze eerste kennismaking de botanische
tuinen niet gezien hebben, die op onze plattegrond staan; die bewaren
we voor een gelegenheid met beter weer en meer tijd. Op zo’n strak
geplande drielandentocht heb je geen gelegenheid om hier “gezapig” rond
te wandelen, zoals deze Luikse site aanbeveelt.
In deze stad moet je achter de coulissen kijken, en deuren openen om de
ware schoonheid te ontdekken. De kathedraal Saint Paul staat goorgrijs
en ongewassen in de motregen, maar als je het klapdeurtje binnengaat
stap je een stemmige oase binnen van rust en stilte. Het bordje
“silentium” is overbodig; als vanzelf ga je fluisteren en kom je tot
inkeer.
Gisteren had ik weer zo’n bui; een maandaggevoel, maar dan erger, op de
laatste maandag van de eerste helft van 2003. Vandaag is het geheel
verdwenen. Heerlijk, zo’n dag reizen, zonder gedonder aan je kop! De
wereld lijkt een stuk leuker, als je je erbinnen een stukje verplaatst
hebt, al is het maar 250 kilometer. Nu is het natuurlijk ook wel zo:
een reisschema als het onze, laat weinig tijd over om onderweg ergens
over te piekeren. Een luierdag thuis heeft vaak een averechts effect,
en kan een reisdag als deze nooit vervangen.
We wandelen door een labyrint van halfdonkere gangen, en proberen ons
voor te stellen hoe het is om monnik te zijn. Buiten horen we het hoge
gegil van een politiesirene, maar het kan ons niet deren.
Ik heb zin om in deze kathedraal een kaarsje te branden, al hang ik de
hier beleden godsdienst niet aan. Zoals de trouwe lezer weet, ben ik de
laatste gelovige in een nog iets oudere; met Schikgodinnen, Muzen, en
Tantalus-, en Sisyfuskwellingen.
In een zijbeuk van de kathedraal is een minikapelletje. Man en vrouw,
licht vergrijst, zwaar versomberd, staren schouder aan schouder in het
verschiet. Ze spreken noch fluisteren, maar ik ben er zeker van dat ze
beide denken aan dezelfde beslommeringen. Met hoeveel mensen zou een
mens echt willen ruilen?
Buiten op het plein verbazen we ons over een hokje van amper een
kubieke meter waarin een functionaris van TEC informatie zit te
verstrekken. We lopen de oudste winkelpassage van België binnen, in
1839 ontworpen door architect Lemonnier. Dit lijkt ook wel een
kathedraal. In het midden is een hoge koepel met een heiligenbeeld.
Een van de winkels houdt het niet bij Soldes, ze verkopen volgens hun
etalage ook Soldi, Rabajas, Sale en Hoopjes. “Hoopjes”? Het kost ons
niet veel inbeeldingsvermogen om te begrijpen wat hier is misgegaan:
een winkelier met een slordig handschrift en een etalageschilder die
slecht thuis is in het Nederlands.
De Walen hebben een uiterst gecompliceerde relatie met de taal van hun
Vlaamse landgenoten. Ze kennen die taal allemaal, want het was hun
meest gehate vak op school. Aan de ene kant zouden ze liever hun tong
uitrukken dan Nederlands te spreken; anderzijds doen ze er in
voorkomend geval toch erg hun best op.
Maxwell werd door de informant op het station in heel behoorlijk
Nederlands te woord gestaan. Nu is zo’n man natuurlijk een kosmopoliet,
al hoeft hij voor zijn beroep zijn vaderstad niet te verlaten. Maar ook
alle treinconducteurs die we vandaag gehoord hebben, en nog zullen
horen, gaan heel gemakkelijk over van Frans op Nederlands, als ze
merken dat je uit het rijk der kaaskoppen stamt. Tweetaligheid moet bij
de NMBS / SNCB wel een strenge aannemingseis zijn. Wat voor taal de
NS-conducteurs en omroepsters door de microfoon blèren (“de trayng nah
Layde”) wordt met de dag minder duidelijk; dit terzijde.
Met de parkeergarages gaat het hier heel raar. Auto’s verdwijnen
plotseling in molsgangen die midden op straat opdoemen, en komen
kilometers verderop weer boven de grond. Omlaag, omhoog, dat is de
indruk die je overhoudt aan een uurtje Luik.
Maxwell ziet een trap, honderden meters verderop. Het blijkt een lange,
akelig smalle neergang, beklad, maar wel bekleed met marmer. Zonder
veel hoop dalen we, maar hij voert wel degelijk naar een stationshal
met loket. Daarvandaan gaan er weer trappen omhoog naar de perrons. Die
liggen voor de helft in de open lucht en voor de andere helft in een
onverlichte tunnel.
Er vertrekken hier treinen die via Hasselt en Aarschot naar Antwerpen
rijden; die uit de Ardennen hebben hier hun eindpunt. We stappen in de
eerste de beste trein - van het type Break, volgens Maxwell - die ons
terug kan brengen naar Guillemins, passeren enkele minuten later
station Jonfosse, en komen uit aan de voet van de Sacré-coeur et Notre
Dame de Lourdes, waar onze korte kennismaking met Liège begon.
Het lijkt, alsof we veel verder van huis zijn dan die 250 kilometer. We
doorkruisen een berglandschap met bergen, beken, bruggen, vergezichten,
tunnels, en wat je zoal ziet in de Alpen.
De regio rond Luik moet het vooral hebben van wat er in de grond zit en
van wat daaruit opwelt. Ten westen van de stad had je kolenmijnen,
inmiddels allemaal gesloten. Aan de andere kant liggen steengroeven. En
dan is er natuurlijk het befaamde mineraalwater, gebotteld in Spa en
Chaudfontaine. De laatste naam zien we langsflitsen op een
stationsbord, maar ik heb hem in geen dienstregeling kunnen
terugvinden; het station is opgeheven.
In Verviers hebben we een krap halfuur voor stadsbezichtiging, voordat
de trein naar Aachen vertrekt. Aangezien die slechts eens per twee uur
rijdt, besluiten we zeer dicht in de omgeving van het station te
blijven. Het perron ligt, het is gewoonte hier, ook weer half in een
onverlichte tunnel. Bovenop die tunnel staat, dwars op het spoor, een
statig stationsgebouw in een stijl die ik niet een, twee, drie kan
benoemen. Het is een hoog, stemmig, rood bakstenen reizigerspaleis dat
een onbedwingbaar verlangen wekt naar verre oorden. Met zijn enorme
hoge en brede voorgevel, uitgerust met torentjes, domineert het de
omgeving, en zuigt de reislustigen als het ware naar zich toe. “Er
staat vast wel ergens een wiel met vleugels”, zegt Maxwell, en
inderdaad: we zien het gebeeldhouwd boven de toegangspoort.
Tegenover het station is een plantsoentje met een wat pompeuze
beeldengroep ter herdenking van de gesneuvelden in twee wereldoorlogen.
Een soldaat ligt fel-realistisch op de aarde, met een verwrongen
gelaatsuitdrukking. De tong puilt hem uit de mond, en zijn rechterhand
tast vertwijfeld in de lucht, als om zich aan het leven vast te
klampen. Verder toont de beeldengroep vrouwe Justitia, die met oorlog
verrekt weinig te maken heeft, en hele ritsen naakt spartelende putti die ook volstrekt misplaatst zijn.
Terwijl Maxwell een passerende ICE fotografeert, loop ik zes keer om
het oorlogsmonument heen, me afvragend of dit nu kunst is of
goedbedoelde kitsch; ik hel over naar het laatste standpunt. Maxwell
veronderstelt, dat het in twee etappes gemaakt is; in 1918 en 1945.
Het traject Luik - Aachen vormt een zwakke schakel in het snelverkeer
tussen Duitsland en Frankrijk. Het heuvelige, kronkelige en van
tientallen tunneltjes voorziene lijntje is op sommige trajecten slechts
geschikt voor snelheden tot 100 kilometer per uur. De snelle ICE’s en
Thalyssen moeten zich hier heel erg inhouden. Althans: tot 2007 nog.
Dan krijgen ze ook hier een eigen baan, met onder andere een tunnel van
6,5 kilometer.
We zitten voorin, en kijken mee met de bestuurder, die in een hokje zit
met een breedte van niet veel meer dan 60 centimeter. De trein passeert
steengroeven en stopt op station Welkenraedt. Daar voorbij doet het
landschap ineens erg Nederlands aan, met niet al te zeer heuvelende
weilanden, en zwart-witte koeien. De zon breekt plotseling door. We
hebben hier een doorkijkje op het vaderland; in de verte glooit de
Vaalserberg, die ook nog op ons programma staat.
De trein passeert de Belgisch-Duitse grens om 14:07 precies. Deel 1 is daarmee uit.
Frans Mensonides
(met dank aan Maxwell van Haegwijck, voor spoortechnische en andere informatie)
Het vervolg is komend weekend te lezen op deze plek; in de midweexxe aflevering wil ik eerst een ander verhaal kwijt.
Domper
Ik heb eerder al tot mijn schade ondervonden, dat
het niet mogelijk is, tegelijkertijd én te studeren, én te schrijven én
te werken. Dat wil zeggen, dat REFLEXXIONZZ! er aan moet geloven (al
heb ik ook even overwogen, deze keer het werken er aan te geven, en te
gaan leven van fietsendiefstal en bedelarij. Ik werk al sedert 1975, en
vind er al sedert 1975 geen zak aan, als ik eerlijk mag zijn).
Het laatste deel van de nieuwe reexx REFLEXXIONZZ!
wordt gepubliceerd op maandag 1 september 2003, dus je kunt deze zomer
nog een stuk of 17 afleveringen tegemoet zien, als ik het snel
uitreken. Een definitief afscheid is het hoogstwaarschijnlijk niet; ik
hoop toch ooit die studie nog te voltooien, en misschien begin ik dan
wel weer met een reexx nog nieuwere REFLEXXIONZZ!
Het spijt me, maar: “hier zit ik; ik kan niet anders”.
Frans Mensonides
Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.
Aflevering 16; 7 juli 2002
foto: Wim Scherpenisse
REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen. Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.
Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus.
Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet
per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan
linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om
ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan
geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.
Volgen Sportevenementen op TV - Wo. 02.07.2003
NS wil tarieven nu toch verhogen, ondanxx eerder verbod van de rechter
Ze SPOREN nog steeds niet, bij NS
Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van
Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.
OV-reisverhaal
Drielandentocht (1)
En zo naderde dinsdag de 1e juli alweer, de eerste verkoopdag van de
NS-Zomertoerkaart, die recht geeft op drie dagen onbeperkt treinreizen
in Nederland, binnen een periode van tien dagen. Ik besloot er op de
eerste dag meteen één aan te schaffen voor twee personen, en had aan
mijn goede vriend en trouwe lezer, Maxwell van Haegwijck, gevraagd of
hij me die dag wilde vergezellen.
Google-en
Enkele minuten na elven arriveren we per
Intercity in Maastricht, voor een krappe overstap. Om 11:10 uur zal de
trein naar Luik vertrekken. We trekken een sprint naar het loket, om
dat Euregio Ticket te kopen. Overbodige inspanning; later komt Maxwell
erachter, dat elke NS-automaat, waar ook in Nederland, dit kaartje kan
leveren. Dat is echter een door NS zorgvuldig bewaard geheim; het
nummer dat je moet intoetsen, mag ik hier niet onthullen (het luidt:
0150).
Trip
De lijn Maastricht - Luik wordt gereden met materieel van de NMBS,
de spoorwegmaatschappij van onze zuiderburen. De treinen rijden links,
zoals in België de gewoonte is. Hoewel de eerste 11 kilometer van de
lijn op Nederlands grondgebied ligt, komen Nederlandse elektrische
treinen er niet verder dan het straks nog te noemen woonwagenkamp, waar
de "stroomscheiding" ligt.
Hoopjes
De trein loopt Liege Guillemins binnen, het
hoofdstation van Luik, gelegen in een vallei. Een kerk torent
erbovenuit; hij heet, met een mond vol, de Sacré-coeur et Notre Dame de
Lourdes. Er ligt een krom, piepklein Erasmusbruggetje over de vallei,
met hagelwitte tuien. Even verderop zien we er nog een, ook een
look-alike van die in Rotterdam.
Paleis
Volgens de plattegrond bevinden we ons inmiddels
in de buurt van Liège Palais, aan de spoorlijn naar Hasselt, maar dat
station moet je dan nog maar zien te vinden. Het is genoemd naar het
Palais des Princes-Évêques dat tegenwoordig dienst doet als Paleis van
Justitie. Daar kom je even moeilijk uit, als je het station binnenkomt.
We zien de sporen liggen, in een diepe vore die we inmiddels als
kenmerkend herkennen voor deze stad, maar de ingang is zoek. Wat wij
voor het stationsgebouw houden, is niet toegankelijk, en staat op
instorten. Een grote, glazen ascenseur heeft zijn laatste passagiers al jaren geleden vervoerd. Nergens op het plein een "B"-logo om ons de weg te wijzen.
Met vleugels
Snel verder naar Verviers, met de
Intercity, die ons er non-stop zal brengen. De luxueuze I 11 is zijn
rit vanmorgen begonnen in Oostende, aan de kust, en heeft Eupen als
eindbestemming, gelegen in het Duitstalige gedeelte van België. De
totale rit, dwars door het land van onze zuiderburen, duurt 3 uur 3.
Maxwell heeft hem tijdens zijn vorige zomervakantie in zijn geheel
gemaakt, alleen om te ontdekken dat ook Eupen het paradijs niet is.
Aixpresse
We klimmen aan boord van weer zo’n rode duivel,
die volgens de CTA Aix-la-Chapelle als eindbestemming heeft. Daar dit
Frans is voor Aken, zitten we goed. Het is de RE Lüttich - Aachen
(Lüttich is dan weer Duits voor Luik). Hij rijdt in tweeuurdienst, en
heet woordspeling: Aixpresse. Sedert de introductie van de TGV en de
ICE overschrijden op dit traject nog maar een handjevol “gewone”,
betaalbare treinen de Belgisch-Duitse grens.
HERHAALDE MEDEDELING VAN DE DIRECTIE
Tot mijn spijt moet ik, een domper zetten op jullie leesplezier; de
dagen van REFLEXXIONZZ! zijn namelijk geteld. Ik wil de komende tijd
prioriteit verlenen aan andere zaken. De formulieren zijn verzonden, de
beslissing is gevallen. Nee, ik ga niet trouwen, zo erg is het ook weer
niet. Wel ga ik mijn studie Nederlandse Taal en Cultuur weer oppakken,
die ik in juni 2002 om diverse redenen heb moeten onderbreken.
Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.
Citaat uit een volgende aflevering:
"You've earned it, framenso!"
Vorig jaar om deze tijd stond in REFLEXXIONZZ!
-Wees niet talentrijk.
-Hang niet de pionier uit.
-Wees geen generalist in een specialistenmaatschappij.
-Mijd bureaucratische, hiërarchische instellingen.
-Luister nooit naar adviezen.
-Verspil je talent niet aan een werkgever.
-Doe je werk niet te goed.
Pasfoto:
Colofon
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie
elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel
iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.
Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!
- - - -
Over dieselblikken, Jaap en de Coebel Leidse stadsdienst (2) - Zo. 29.06.2003
- - - -
Ter ontnuchtering (kort verhaal) poen, en toch geen onderdak - Do. 26.06.2003
- - - -
De sporen liggen er al De probleemlijnen van Noord-Holland OV Reisverhaal - Zo. 22.06.2003
- - - -
Solstitium Media-hype: Middernachtzon in Holland - Do. 19.06.2003
- - - -
Hollands Hectaren (4) Begraafplaats Groenesteeg; Leiden - Zo. 15.06.2003
- - - -
Over "burnen", Wielkens en de Airbus De dunne lijnen van het Leidse stadsvervoer - Do. 12.06.2003
- - - -
Alle succes voor Nederland Nederland Kennisland legt een paar verkeerde accenten - Zo. 08.06.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden
De uitsmijter, door Fris Spr!ts
© 2003, Frans Mensonides, Leiden
28 beg/269(51)/413(132)(57)/207,4(98,1)