Nieuwe reexx - Aflevering 124 ZONDAG 20 JULI 2003
Dit heeft Nuth
WAARWE
Tekst op de sokkel van een beeld van Alfons Stadhouders
De naam “Kerkrade” doet me niet in de eerste plaats aan de stad
Kerkrade denken, maar aan een ROVER-activiste die ik gekend heb. Zij
was huisvrouw en had een leven vol beslommeringen, te wijten een paar
lastige opgroeiende kinderen en een man in de problematische leeftijd.
Zelf zat ze zwaar in de overgang. Maar ze was in het bezit van een
OV-jaarkaart, en ging er zeker twee à drie keer per week mee op pad.
Behalve in maanden dat de Consumentenbond zijn
treinvertragingsonderzoek hield, waaraan zij meewerkte. Dan zat ze per
week zeker 5 à 6 dagen in de trein, om een dik pak formulieren bij de
bond te kunnen inleveren.
Men vroeg haar wel eens waar ze heenging, met die kaart, en met al die
treinen, en of dat nou nut had. Dat vond ze maar rare vragen. “Nergens
heen; zomaar wat rondrijden. Even een krant kopen in Kerkrade”, zei ze
dan, “dan ben ik om halfzes weer terug om het eten te koken. Nee, nut
heeft het niet. Maar ik doe er niemand kwaad mee.”
Het klonk wat treurig. Ik ben haar uit het oog verloren, maar kan niet helpen dat ik vandaag regelmatig aan haar denk.
Dan heb je wat ik “gewone rijtuigen” pleeg te noemen: ICR’s met rode
banken, daterend uit het begin van de jaren 80. Die bestaan
tegenwoordig ook in een gerenoveerde versie, met geelbruine banken. Van
die banken hebben ze er vier extra in een coupé gepoot, wat als
voordeel heeft dat vrijwel iedereen nu tegen een wand zit aan te
kijken, in plaats van uit het raam te staren. Als je er probeert te
lezen of te werken, word je in ieder geval niet afgeleid door het
landschap.
“Nieuw”, tussen aanhalingstekens, zijn de Bm-rijtuigen, door ware liefhebbers uitgesproken als Bum (meervoud: Bumsen),
een Duitse afkorting die vast wel iets betekent. NS heeft in het jaar
2000 150 van die oude rijtuigen gekocht van Deutsche Bahn, ze opgelapt
en ze overgespoten in de NS-kleuren. Voor wie niet goed kijkt, zijn ze
nu van buiten niet van de ICR’s te onderscheiden, maar ze hebben een
iets boller dak. Het interieur bestaat uit redelijk ruime coupés met 2
maal 3 comfortabele blauwe zetels. Jeugdsentiment; vroeger reden ze op
de Bergland-Expresse, volgens mij.
Deze stoet van rijtuigen die nog min of meer op elkaar lijken, wordt
soms gevolgd of voorafgegaan door een dubbeldexxrijtuig, of ook wel een
oud postrijtuig, dat dient doet als fietsenstalling. Eigenlijk zouden
er ook nog een Plan -V en een Citypendel moeten meerijden, dan kon
iedereen in zijn eigen favoriet gaan zitten. De rode Franse K4’s,
waarmee ik in 1999 naar Heerlen spoorde, zie je niet meer.
Het tweede kaartje heb ik op zondag opgemaakt in Zuid-West Nederland,
met mijn moeder als tweede persoon. De enige conducteur die ik die dag
gezien heb, lag uitgebreid te slapen in de eerste klasse, die ik
doorkruiste op weg naar het toilet. Vandaag toon ik alleen het derde
kaartje. Nu zijn alle moeilijkheden opgelost: één kaartje, en één
persoon; dat is nog net te behappen. Tegen het eind van augustus
snappen de conducteurs misschien hoe het verschijnsel zomertoer werkt,
en in juli 2004 zijn ze het allemaal weer vergeten.
We vertrekken, via een smal busbaantje, ingeklemd tussen boomgewas en
een groen hek. Bij de eerste halte, de schouwburg, komt een bejaarde
dame naast me zitten, na me daar eerst met ouderwetse beleefdheid
toestemming voor gevraagd te hebben.
De vrouw woont in Heesberg, een wijk op een heuvel. De bus klimt. Het
lijkt of alle huizen hier scheef gebouwd zijn, maar het is
gezichtsbedrog; natuurlijk staat in werkelijkheid de grond scheef. Ik
mis de haltes Bautsch en Rukker, die wel op mijn uitdraai staan, maar
die ik in werkelijkheid niet zie. We rijden een omleidingsroute, die
van lijn 10.
Even voorbij het Stadion Parkstad Limburg, de thuisbasis van RODA, stap
ik uit, en zet voet aan de grond in Kerkrade. Als je in deze gemeente
ergens een spade in de grond steekt, en een heel diepe kuil graaft, heb
je grote kans dat je op een oude mijngang stuit. Bijna twee eeuwen lang
zijn in Zuid-Limburg kolen opgehaald uit de aarde. In de jaren 60, toen
treinen en kachels niet meer op kolen gestookt werden, zijn de mijnen
gesloten, en vervangen door groene parken en door moderne, schonere
industrie.
De enige andere bezoeker hier is een zeventiger met een bubbelend
embonpoint, die ik taxeer op gezellig een praatje maken, en die ik
daarom angstvallig mijd. Niet kletsen, hier, maar genieten van de rust.
Kikkers kwaken, vogels tsjilpen; het is aangenaam weer; zonnig en niet
te warm; je zou op zo’n dag bijna gaan geloven dat je voor je plezier
leeft.
In het hoekje naast de kerk staat het standbeeld waarvan het opschrift
in hoofde van dit artikel is geciteerd. Een wonderlijke tekst, maar je
moet de letters gewoon achter elkaar zetten, en op de juiste plekken
spaties tussenvoegen. Dan staat er: “Waar werk verwordt tot alleen maar een taak, raakt het plezier verloren”.
Het beeld zelf is van grijs marmer, en bestaat uit een gestileerde
vleugel. Rond de grote vijver staan nog meer beelden. Vrijwel alles wat
hier gehouwen is, reikt, kijkt of vliegt naar de hemel; zeer
toepasselijk, vanuit de diepten van een mijnstreek.
Er zijn een paar bezoekers bijgekomen; een groepje Limburgs sprekenden, die vrijwel alles hier sjön vinden.
Ik verlaat de tuin en loop een ronde over het kerkhof naast de Romaans
aandoende kerk. De ontslapenen heten bijna allemaal Wiel, Pierre,
Mathieu of Maria; gemiddeld zeven Maria’s zaten er in één klas, 100
jaar geleden in Terwinselen. Ze houden hier van grote lappen van
grafzerken. Men rust in pace. Maar ook die pace is betrekkelijk - die pax, moet ik zeggen; pace is de vijfde naamval: pax, pacis, paci, pacem, pace.
Een mededeling bij de ingang herinnert aan de tijdelijkheid van alles,
zelfs van eeuwige rust. Dat epistel bevat een nuchtere opsomming van
graven, waarvan in 2003 de huurtermijn verstrijkt.
Even verderop een dorp met de zeer Germaans klinkende naam
Spekholzerheide. Het is één groot winkelhart. Ik zoek het station, en
vind het even later, achter een onafzienbaar parkeerterrein. Het
bestaat uit een wat verzakt perronnetje langs enkelspoor. Vandaag, een
dinsdag, rijden hier geen treinen. In het zomerseizoen kun je instappen
op zondag, woensdag en donderdag.
Het miljoenenlijntje, Schaesberg - Simpelveld, heeft regulier
passagiersverkeer gekend in de periode 1934-1988. Sedert dat laatste
jaar rijdt NS nog maar tot Kerkrade-
Centrum. Op het traject Kerkrade- Simpelveld- Schin op Geul verzorgt de
ZLSM toeristenritten met stoomtreinen en Duitse railbussen.
Aan de overkant van het spoor ligt nog 500 meter Nederland voor je aan
de Duitse grens bent. De wijk over het spoor heeft een oer-Hollandse
naam: Gracht.
Ik loop terug naar de winkels. De visboer versmaad ik. Vis is vragen om
narigheid; we zitten hier veel te ver van zee naar mijn smaak.
De bus komt, ik stap in, en neem plaats achter een groepje van vier
druk converserende dames, die gaan statten in Kerkrade. Nieuwsgierig
leg ik mijn oor te luisteren, en hoor:
-“Ich heb nie zè reden hoert.”
Het gaat dus over luxaflex; een aanwijzing. Dat heb ik toch duidelijk verstaan. Verder valt er weinig van te maken.
-“Niet döh.”
Het klinkt als een mengsel van Nederlands, Duits, Albanisch, Zweeds, en
de Piltdown Man van Mike Oldfield, die ik onlangs behandeld heb in Soundbites of the stone age.
Misschien moet je het beschouwen als een universele Europese taal, en
wordt hij ergens in de loop van de 22e eeuw de (v)oertaal op heel ons
continent.
We rijden het busstation van Kerkrade binnen, dat zich helaas niet
tegenover het spoorwegstation bevindt, zoals ik gehoopt had, maar
helemaal aan de andere kant van het centrum.
-“Tzè, tzi, koegelen!”
“Hij stopt wel; lijn 1 stopt hier”; dat zal de boodschap wel zijn.
Thuis google (koegel?) ik wat informatie bijeen over het Kerkraads, dat
zo uitheems is, dat zelfs de meeste andere Limburgers het niet kunnen
verstaan. Daarentegen sluit het naadloos aan bij wat je hoort in Aachen
en Herzogenrath; de rijksgrens is in deze streek nauwelijks een
taalgrens. Het Kerkraads is sterk verwant aan het Rijnlands ofwel
Ripuarisch, dat gesproken wordt in de wijde omgeving van Keulen.
Dan schiet me plotseling te binnen, dat op een paar stappen van hier de
Nieuwstraat / Neustrasse moet liggen, een attractie die niet
overgeslagen mag worden door een toerist met een fascinatie voor
grenzen. Ik wenk de ober (“Wilde betoale? Heeft’gesjmoakt?”) en loop
vijf minuten later oostwaarts via de Holzstraat. Aan het einde daarvan
vind ik de roemruchte straatweg, aan deze zijde door middel van een
blauw bordje Nieuwstraat gedoopt, en aan gene zijde Neustrasse, door
een zwart-op-wit exemplaar.
Inderdaad; deze straatweg ligt precies op de grens, die samenvalt met
de middenberm. Aan de overzijde bevind je je in Herzogenrath, vlak bij
het station dat we vorige week passeerden, op weg van Aachen naar
Heerlen. Ooit stond er een soort Berlijns muurtje in de berm van de
Nieuwstrasse. Aan beide zijden lag toen een tweebaansweg. Het muurtje
werd vervangen door een 20 centimeter hoge betonrand, die je als
voetganger en fietser niet mocht overschrijden, op straffe van een
geldboete. Na het wegvallen van de Europese binnengrenzen in 1992 werd
ook die rand geslecht; er ligt nog een klein stukje, als aandenken. De
straat is onlangs heringericht, en veranderd in één internationale
tweebaansweg, met brede stoepen en fietspaden.
De architectuur aan beide zijden verschilt hemelsbreed. Aan de
Kerkraadse kant zie ik van die jaren 70-betonbunkers; eengezinswoningen
die je ook zou kunnen aantreffen in Terneuzen, Den Helder en
Groningen-stad. De Duitse zijde is typisch Duits, vind ik, al kan ik er
niet precies de vinger op leggen.
“Alle Menschen werden Brüder”
luidt het opschrift van een buizenplastiek, geplaatst op een
minirotonde. Dat blijkt hier vooral op dagen dat er een
voetbalwedstrijd Nederland - Duitsland op het programma staat. Op de
Neustraat gaan supporters van beide landen elkaar dan steevast te lijf,
daartoe opgehitst door camerateams van Studio Sport, zodat Mart Smeets
er in de uitzending schande van kan spreken. De straat houdt zodoende
een wat kwalijke reputatie hoog. In vroeger tijden is hier natuurlijk
gesmokkeld bij het leven, door overburen die elkaar, zoals gezegd,
uitstekend konden verstaan, en de opbrengst broederlijk deelden.
Voor de oorlog reed er een ASEAG-tram door de Nieuwstraat / Neustrasse.
Ik heb ooit een sterk verhaal gehoord (maar heb het nergens uit
WWW-bronnen bevestigd kunnen krijgen) dat enkele Joden deze tramlijn
gebruikt hebben als ontsnappingsroute uit Nazi-Duitsland. De tram
richting Aachen stopte aan de Nederlandse zijde van de weg, en de
vluchtelingen konden in hun nieuwe vaderland uitstappen - waar ze
tussen haakjes ook niet echt met open armen ontvangen werden. Het was
bovendien slechts uitstel van executie, helaas.
Na een wandeling aan Duitse zijde maak ik een rondje door Bleijerheide,
een wat triesterige wijk, waar een nachtegaal het laatste is wat je er
verwacht aan te treffen. Toch kent de geschiedenis van de populaire
muziek een Nachtegaal van Bleijerheide. Daarmee wordt het vroegere
kindsterretje Heintje Simons (1955) bedoeld, die hier is getogen. Zijn Schlagers werden aan beide zijden van de grens gewaardeerd (en verafschuwd); ik schreef er laatst over in een “soundbiteje” uit 1968.
Heintje had een manager, door een speling van het ironische noodlot
Kleingeld geheten, die gekweld werd door nachtmerries. Als Heintje de
baard maar niet in de keel zou krijgen!; dan was het met het
nachtegaaltje wel gedaan. Zoiets gebeurt tóch, onvermijdelijk, maar het
duurde bij Heintje wel erg lang. Roddelbladen speculeerden al over
groeiremmende hormoonpreparaten of zelfs castratie, maar voor zover mij
bekend is de heer Simons thans nog steeds in het bezit van zijn
mannelijke attributen, al verkeert hij in totale vergetelheid. Zingen
doet hij vast nog steeds, maar als wonderkind van bijna 50 kun je de Schlagerparade wel vergeten.
Met lijn 8, en na nog een stevige wandeling, bereik ik station Kerkrade Centrum, gelegen tegenover het museum Industrion
en aan de voet van een heuvel vol luxe appartementengebouwen. Het
station is het eindpunt van zowel de stoptreinen van NS (Maastricht -
Heerlen - Kerkrade, in de spits aangevuld met Roermond - Kerkrade) als
de pleziertreinen van de ZSLM.
Ik pak de stoptrein naar Maastricht, die ik in Heerlen alweer wil
verlaten. Tussen Kerkrade en Heerlen liggen slechts 9 spoorkilometers,
grotendeels in bossen op heuvels. De trein stopt in Chevremont,
Eygelshoven en Landgraaf, dat we nog kennen van vorige week. Het
laatste station heette vroeger Schaesberg. De heuvels in deze streek
maakten de aanleg van het spoorlijntje erg duur: 1 miljoen gulden per
kilometer, een bedrag waarvan men in het begin van de 20ste eeuw steil
achteroversloeg. Tegenwoordig boor je hooguit 10 meter HSL-tunnel voor
die somma.
In Heerlen stap ik cross-platform over op de boemel naar Sittard. Je
kunt deze verlaten in bijvoorbeeld Hoensbroek, Schinnen of Spaubeek,
maar ik kies voor het woordspelige Nuth.
We denderen op volle snelheid het station van die naam binnen, waarna
een soort noodstop volgt. De neus van de trein komt 40 meter voorbij
het perron tot stilstand. In zo’n geval zou je via de microfoon de
reizigers van het voorste treinstel kunnen waarschuwen, dat ze moeten
uitkijken met uitstappen, ter voorkoming van een doodsmak in het grind.
De machinist laat dit na. De passagiers bij de eerste deur zien
gelukkig wat er aan de hand is, maar een groepje bejaarden bij de
tweede deur is minder fortuinlijk. Zij hebben zich verkeken op de
afstap, en liggen nu verspreid over het plaveisel, op het lage,
aflopende deel van het perron. De conductrice helpt ze overeind.
Er zijn gelukkig geen gewonden gevallen. Als je een incident als dit
zou vertellen aan 10 NS-ers, dan zouden 2 van hen zeggen dat het aan
het management van NS lag, 3 dat het aan de passagiers lag (die moeten
maar uitkijken of zich werkelijk vaste grond onder hun trein bevindt);
en de overige 5 dat het aan mij lag; dan moet ik zulke vervelende
verhalen maar niet vertellen. Gelukkig worden er door NS-meesters nooit
fouten gemaakt, anders had dit incident slecht kunnen aflopen.
* * *
Weinig herinner ik me meer van dat halfuur; het blaadje met Nuth zat
los in mijn notitieboekje en is weggewaaid, vrezic. Vaag zie ik een
kerkhof op een soort terp. En oh ja: ik heb er de krant gekocht die ik
in Kerkrade nog vergeten was. “Dit heeft Nuth” haalt het niet bij “Dit
is Echt”, en gaat bovendien als een nachtkaarsje
UIT
Frans Mensonides
Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.
Aflevering 20; 21 juli 2002
foto: Wim Scherpenisse
REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen. Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.
Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus.
Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet
per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan
linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om
ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan
geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.
S/P/A/M!!!! - Het vervolg - Een heel bijzondere mail - Do. 17.07.2003
Blair in moeilijkheden wegens leugens over Iraakse massavernietigingswapens
Voortaan maar niet meer luisteren naar het geBLAIR van die man
Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van
Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.
OV-reisverhaal
Drielandentocht (3)
Naar deel 2
RKVERWO
RDTTO
TALLEE
NMAAR
EENTA
AKRAA
KTHET
PLEZIE
RVERL
OREN
Botanische Tuin te Terwinselen
Krant
Een week na mijn drielandentocht met Maxwell van
Haegwijck keer ik terug naar Zuid-Limburg. Mijn doel is Kerkrade, een
gemeente in de uiterste zuidoosthoek van ons land, die 52.000 zielen
telt; overwegend Rooms Katholieke. Kerkrade is opgebouwd uit een aantal
dorpen en wijken die weinig onderlinge samenhang vertonen. Eén daarvan
heet Terwinselen. Dat wil ik in ieder geval bezoeken, want er is een
Botanische Tuin gevestigd. Na Terwinselen zie ik verder wel, hoe ik de
dag invul.
B(u)m
Eerst maar terug naar drugsbolwerk Heerlen, waar
het vorige deel eindigde. Onderweg verbaas ik me eens te meer over die
bont samengestelde Intercitytreinen die Limburg verbinden met de rest
van het land. Je hebt - en ik leun nog steeds op de kennis van Maxwell
van Haegwijck - de diepblauwe Plan W-rijtuigen, met die klapdeuren die
je bijna niet openkrijgt en die met een daverende knal allemaal
tegelijk dichtslaan. Ze hebben hun houdbaarheidsdatum al verre
overschreden, en naar een eerste klas zul je er vergeefs zoeken; een 1e
klasversie is nooit gebouwd.
Tweede persoon
In Sittard moet ik overstappen op de
stoptrein naar Heerlen. Zoals in alle Limburgse treinen die ik vandaag
zal nemen, wordt mijn kaartje gecontroleerd; als Randstadbewoner valt
het me op. Ik reis op een zomertoerkaart voor 2 personen, al ontbreekt
vandaag de tweede persoon. Zo’n zomertoerkaart bestaat uit drie
kaartjes - één per reisdag - , die je alledrie moet tonen aan de
conducteur. Dat staat er duidelijk op, en het is al een jaar of tien
zo, maar het gaf op de eerste dag, de drielandentocht met Maxwell, toch
problemen. Alle conducteurs gingen eerst eens een poosje staan kijken
naar die drie kaartjes; wat moét ik hiermee! Vervolgens werd de blik
gericht op de twee aanwezige reizigers. Uiteindelijk zagen wij de
hersenen van de kaartjesknipper in slow-motion in werking treden, en
zijn lippen de vraag formuleren die we al verwacht hadden: “Drie kaartjes, voor twee personen??”
Bautsch en Rukker
In Heerlen deze keer geen hinkstapsprong over de junkies. Ik loop naar
de achterzijde van het station, waar de bussen van Hermes vertrekken.
Volgens mijn uitdraai uit OVR moet ik lijn 8 hebben, die via
Terwinselen en Kerkrade Centrum naar Bleijerheide rijdt.
“Daar staat mijn mannie”, wijst de vrouw, “daar bij het stoplicht, op
zijn scoot-o-mobiel. We waren op de markt, maar het werd veel te druk,
met dat ding tussen al die mensen; niks gedaan”. Ze zwaait naar haar
mannie; ik wil eerst meezwaaien, maar dat lijkt me bij nader inzien
toch een beetje raar, naar een wildvreemde.
Vanuit de diepten
Door de rustige en lommerrijke lanen
van Terwinselen loop ik naar de Botanische Tuin. Deze is aangelegd in
1939, in opdracht van De Staatsmijnen, om de mijnwerkers in hun vrije
tijd wat frisse lucht te gunnen in hun stoflongen. De tuin meet 1,5
hectare, telt vele doorkijkjes, waardoor hij groter lijkt, en bevat
bomen, heesters en planten uit gematigde klimaatsstreken van heel de
wereld - vat ik samen uit het foldertje dat me bij de kassa is
uitgereikt.
Gracht
De wijk Heilust, vastgebouwd aan Terwinselen,
bestaat uit straten, genoemd naar bloemen, en is opgebouwd uit rijtjes
met rood bakstenen huisjes. Ze zijn spotgoedkoop, zie ik bij een
makelaar, maar ik koop er toch geen; ik verwacht niet, hier te kunnen
aarden, als Hollander met Friese voorvaderen.
Koegelen
Ik ga staan bij een halte van lijn 1, die het
busstation van Kerkrade op zijn route heeft. Hoe het lijnennet hier in
elkaar zit, snap ik niet erg goed. Helaas doen Hermes en de gemeente
Kerkrade niet aan lijnennetkaarten, hoewel er in elke abri een keurige
kaarthouder hangt.
-“Toch en tüt, joa!”
-“E baba oppe sjtö, sjtönt”.
-“joa.”
-[Wijst] “luxaflex!”
-“joa, joa, luxaflex, sjön, hoh, hoh, hoh!” [lacht]
-“Dattie dinge lèrt, joa”.
-“Moy da wieze wazze werk döt!”
-“Joa, ich denk, joa, johwah!”
-“Ich en kenne, brenne, gesjtönt ie sjtöne, wèt!
-“[Met grote nadruk] Enge trèt sah ehü, ie kesse, kesse, KESSE!”
-“Koegelen, hoh, hoh, hoh!”
-“Hie sjtopt wel, sjtoppede één!”
Brüder
Nu ik toch eenmaal in het centrum van Kerkrade
ben, maak ik van de nood een deugd, en probeer de kroketten van
Brasserie Entrée, die me een stuk beter bekomen dan die van Het Station
in Hoorn. De bediening is hier Limburgs-vriendelijk. “Sjmoakt ‘t,
máásjkes?”, vraagt de uitbater van het restaurant joviaal aan een
drietal vrouwen van achter in de tachtig, die kirrend lachen.
Fout
Ik loop terug naar de Neunieuwstrassestraat, die op
de busroutes ligt van ASEAG lijn 57 en Hermes lijn 8. Aan beide zijden
van de weg staat een helblauwe Euregio-abri, met een puntdakje.
Dit heeft Nuth
Nuth ligt achter een snelweg die achter
een geluidsscherm ligt. Heuvelop loop ik naar de dorpskern. Wat heeft
Nuth te bieden? Wat zoek ik hier, behalve dan een late echo van mijn
artikel uit De digitale reiziger; jaargang 2001: “ Dit is Echt!”? Ik besluit, niet meer dan een halfuur aan het plaatsje te spenderen.
Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.
Citaat uit een volgende aflevering:
Nog in elkaar te flansen
Vorig jaar om deze tijd stond in REFLEXXIONZZ!
Toch zal het allemaal niet ideaal gewest zijn in Domburg. Het is niet
uitgesloten dat het toen een broeinest was van kinnesinne, van jalousie de metier, en van gepassioneerde buitenechtelijke relaties, want dat heb je wel onder kunstenaars.
Pasfoto:
Colofon
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie
elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel
iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.
Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!
- - - -
Bokkenrijders en Braadworstmannen Drielandentocht (2) OV Reisverhaal- Zo. 13.07.2003
- - - -
S/P/A/M/!!! Die vervelende reclame per e-mail - Do. 10.07.2003
- - - -
Hoopjes in Lüttich Drielandentocht (1) OV Reisverhaal - Zo. 06.07.2003
- - - -
Volgen Sportevenementen op TV - Do. 03.07.2003
- - - -
Over dieselblikken, Jaap en de Coebel Leidse stadsdienst (2) - Zo. 29.06.2003
- - - -
Ter ontnuchtering (kort verhaal) poen, en toch geen onderdak - Do. 26.06.2003
- - - -
De sporen liggen er al De probleemlijnen van Noord-Holland OV Reisverhaal - Zo. 22.06.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden
De uitsmijter, door Fris Spr!ts
© 2003, Frans Mensonides, Leiden
30 beg/273(55)/417(136)(61)/216,2(106,9)