Nieuwe reexx - Aflevering 131 ZONDAG 17 AUGUSTUS 2003

Lees ook de "soundbite" in de rechterkolom!
Lange column

Normaal postuur


Als ik net een iets andere route had gefietst, dan had ik dat hele ongeval niet gezien. En als ik tien seconden eerder bij het stoplicht had gestaan, dan was ik er zelf bij betrokken geraakt. Maar het ging zoals het ging; dat doet het namelijk altijd. Voor mij was de rol weggelegd van getuige.

We schreven dinsdagmiddag 5 augustus 2003. Plaats van handeling was de Catharinastraat in Leiden, een smal eenrichtingsstraatje dat uitkomt op de Hoge Rijndijk. De Hoge Rijndijk (spreek uit: Hoge RijnDIJK) is een drukke, onoverzichtelijke straatweg, die het Leidse centrum verbindt met de dorpen ten oosten van de stad. De weg, die niet erg op een dijk lijkt, heeft van de rijbaan gescheiden fietspaden.

Ik stond te wachten voor het rode verkeerslicht, achter een blanke vrouw van 25 à 30 jaar met een normaal postuur. Zij had een kind van hooguit 15 maanden als passagier; op een zitje, bevestigd aan het stuur. Ook het kind had een normaal postuur. Naast ons kwam een personenauto te staan. Hij was groen, of blauwgrijs, meen ik me te herinneren, maar ik zou er geen eed op durven zweren dat de auto een van beide genoemde kleuren had. Het merk weet ik ook niet meer; de tijd dat ik me toelegde op het herkennen van automerken is al heel lang voorbij. Op de wieldop bevond zich een symbool; een gestileerde Z, of een bliksemflits; wat je er maar in wilt zien. Dat weet ik nog, want ik staarde naar die wieldop, omdat staren naar een rood verkeerslicht ook gaat vervelen.

Van de wieldop wendde ik mijn blik naar de overkant van de Hoge Rijndijk, waar hij bleef rusten op de grimmige gevel van het Bonaventura College, voorheen de Rembrandt-scholengemeenschap, waarvan ik in 1974 een korte tijd leerling geweest ben. Wat me eraan deed denken dat ik nog een soundbitje moest schrijven over The Wall Street Shuffle; die stond toen in de top 10. De klok van de school wees enkele minuten over half zes.

Ik vermeld in dit verslag een hele boel niet ter zake doende feiten, omdat ik me van de wel ter zake doende feiten zo bitter weinig weet te herinneren.

Nu gaat het ongeluk gebeuren. Het licht slaat op groen, eindelijk, na minstens drie minuten. De blauwgrijsgroene auto en de fiets van mijn voorgangster komen in beweging. Plotseling - ik ben overgegaan op de tegenwoordige tijd, voor de levendigheid - komt er van rechts met aanzienlijke snelheid een bromfiets aangestoven over het fietspad. Die raakt in onzacht contact met de voorbumper van de blauwgrijsgroene auto. BONK! Er klinkt een angstwekkend ijzer-op-ijzergeluid; de bromfietser belandt op straat, zijn voertuig schuift door over het fietspad en kegelt de fiets vóór me omver, zodat ook de moeder en het kind tegen het plaveisel smakken.

Daar schrik ik best van; die klap, en de ravage, die binnen drie tellen op vijf meter van mijn ogen ontstaan is. “Stomme sukkel, je rijdt door rood!”, voeg ik de gevallen berijder van de bromfiets toe, een… - hoe zeg je dat correct - een negroïde jong volwassene met een normaal postuur. De man geeft weinig antwoord; hij kreunt; zijn arm bloedt; hij probeert of zijn ledematen nog willen bewegen, wat ze inderdaad nog willen doen, zij het met tegenzin.

Waar komen toch al die mensen zo snel vandaan? Tien, twintig verkeersdeelnemers verdringen zich rond de gevallenen. De geschrokken automobilist springt uit zijn wagen. Hij is een vroege vijftiger met grijzend haar een normaal postuur; je weet niet half, hoeveel mensen met een normaal postuur in een stad als Leiden deelnemen aan het verkeer.

De automobilist buigt zich eerst over zijn voorbumper, die gelukkig slechts een paar krasjes rijker is geworden, en dan over moeder en kind. Die stáán inmiddels alweer, nu eerder bleek dan blank, en zijn wonder boven wonder ongeschonden. Hun fiets heeft een verkreukeld achterspatbord en een slag in het wiel.

Beschermengelen, legers beschermengelen moeten er wel surveilleren boven straten, wegen en pleinen. Die brommer maakte een bloedstollende carambole, maar er schijnt niemand echt bij gewond geraakt te zijn.

“Gelukkig mankeert het kind niets”, hoor ik zeggen, “als zo’n kind toch wat overkomt, door de schuld van…”
De baby doet “ta-ta” en lijkt enigszins verbaasd over de plotselinge belangstelling waaraan hij is bloot komen te staan. Hij beschikt nog niet over de benodigde vaardigheden om zich verbaal te uiten over wat hem overkomen is, en zal zich er in zijn latere leven verschrikkelijk weinig van kunnen herinneren.

Ook na een ongeluk blijft er van alles gebeuren. “Hij reed door het rode licht”, roept een gezette, besnorde, ongeveer 40-jarige man die van een racefiets is gestapt. Hij draagt een lawaaierig wielrenshirt en een koersbroek. “Hij reed door het rode licht; die klojo reed door het rode licht, ik zag hem door rood rijden!” Hij blijft het herhalen, met de heilige verontwaardiging van iemand die zelf nooit fouten maakt.

De persoon in kwestie, de veroorzaker van het ongeluk, probeert overeind te krabbelen en begint in gebroken Engels een verklaring af te leggen.
“Car suddenly come; car hit me”, zegt hij tegen niemand in het bijzonder.
“Je reed zelf door het rode licht, stomme klojo!”, schreeuwt de man in het lawaaierige wielrenshirt.
“De baby mankeert niks, dat is het voornaamste”, zegt een ander. Dat frappeert me; die gedachtegang. Waarom zou dat het voornaamste zijn, sta ik me af te vragen.

Er bestaat een ijzeren hiërarchie in dit soort kwesties. Een gewond kind is zieliger dan een gewonde ouder. Een gewonde ouder is weer zieliger dan een gewond zielig oud vrouwtje, want als een ouder iets overkomt, is dat tevens zielig voor de kinderen die van haar of hem afhankelijk zijn. “Zij laat een gezin met vier kinderen na”, dan is haar dood verschrikkelijker dan wanneer zij vrijgezel geweest zou zijn.

Daar kan ik me toch zo kwaad om maken, hè, soms, dat een vrijgezel het laagst staat in de zieligheidsrangorde. Wil iedereen, ongeacht zijn positie in de pikorde, niet graag heelhuids thuiskomen na deelname aan het inferno, genaamd: wegverkeer?

“Het valt allemaal nogal mee”, zegt de grijze automobilist; “geen schade, het kind mankeert gelukkig niets, dat is het belangrijkste. En hij daar is aansprakelijk.” Hij wijst naar de bromfietser die nu met een van pijn vertrokken gezicht tegen een muurtje zit, en voor wie het ongeluk so wie so niet zielig is, omdat het zijn eigen stomme schuld was. “Ik moet naar een klant”, vervolgt hij; “ik ben al laat. Ik ben [mompel-de-mompel] van firma Die-en-die, je kunt me altijd bereiken als er iets is.”

Hij stapt in zijn auto en vertrekt, een verbouwereerde menigte achterlatend; dit is doorrijden-na-een-ongeval, en dat màg niet, ook al is het je schuld niet. Ik hoop dat iemand zijn kenteken heeft; ik heb het niet, hoewel ik voldoende tijd heb gehad om het noteren. Ik heb na het ongeluk mijn fiets tegen een lantaarnpaal gezet, en heb sedertdien niet veel meer gedaan dan wordt weergegeven in die onsterfelijke regel uit dat kinderliedje: ik stond erbij, en ik keek er naar.

Nu wil ook de bromfietser de plaats des onheils verlaten. Hij is opgestaan en heeft zijn tweewieler opgeraapt van het wegdek, en loopt weg, met het voertuig aan de hand. Het moet niet gekker worden; die vent zal toch minstens de schade moeten vergoeden aan de fiets die hij omver heeft gekegeld. "Kijk uit mensen, hij wil ervandoor; houd hem tegen!", roept de man met het lawaaierige wielrenshirt, “Hij heeft door rood gereden; het is zíjn schuld; hij wil ervandoor!”

Ook het nummer van de bromfiets heb ik niet. Ik realiseer me nu pas, nu ik dit schrijf, dat ook een brommer een kenteken heeft, dat je zou kunnen noteren of onthouden.

Maar de man komt niet ver. Zijn brommer is gebutst, enigszins verwrongen en wil niet meer starten. Het verbaast me niets, gezien de vitale onderdelen die nog verspreid liggen over het plaveisel. Bovendien klinkt nu vanuit de richting van het Levendaal het gehuil van politiesirenes. Iemand heeft na het ongeval meteen met zijn mobiele telefoon het alarmnummer gebeld; dat had ik ook kunnen doen, als ik er aan gedacht had.

De politie arriveert met maar liefst vier man sterk.
“Car come out street; he hit me; he gone now”, verklaart de bromfietser.
“Die gozer reed door het rode licht; ik zag het zelf, ik stond er bovenop, hij is door het rode licht gereden”. De man met het lawaaierige wielrenshirt priemt een beschuldigende vinger naar de bromfietser, en gaat wild gesticuleren.
“Rustig, rustig”, bromt de agent, een circa 30 jarige man met een Zuid-Europees voorkomen en een normaal postuur. Hij trekt zijn opschrijfboekje. “Uw naam, alstublieft.”

Een ziekenauto komt aangereden, maar keert onverrichter zake terug, bij gebrek aan gewonden.

“Zijn er nog meer getuigen?”, vraagt een andere agent. Ik inventariseer voor mezelf wat ik allemaal niet gezien heb. Ik weet niet, wat voor merk auto bij het ongeval betrokken was, kan geen al te duidelijk signalement geven van de bestuurder, heb zijn naam niet verstaan en zijn firma niet onthouden, en moet ook het kenteken schuldig blijven. Ik twijfel nu zelfs of ik het verkeerslicht op de Catharinastraat wel op groen heb zien springen; als je niet als eerste achter de witte stopstreep staat, let je daar niet zo goed op, en kom je simpelweg in beweging als je de persoon vóór je ziet wegrijden.

Ik weet niet veel meer te vertellen dan dat vrijwel iedereen die bij het ongeval betrokken was, een normaal postuur had. Zo formuleren ze dat altijd in politieberichten, maar het is een wetenschap waarmee de politie weinig kan beginnen in het belang van dit onderzoek. Gek, als ik op pad ben voor REFLEXXIONZZ!, dan let ik veel beter op allerlei details.

Ik besluit me niet te melden als getuige en sluip als een wezel naar de periferie van de menigte. Daar zie ik de fietsster, van wie niemand enige notitie meer neemt, staan te telefoneren. Ze ziet nog altijd lijkbleek.

Ik pak mijn fiets, stap op en rij weg, langs die drukke Hoge Rijndijk. Goed uitkijken!, druk ik mezelf op het hart; een ongeluk zit in een verdomd klein hoekje.




Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Citaat uit een volgende aflevering:
Geen idee waar ik hem vandaan moet halen
Twee jaar geleden om deze tijd stond in REFLEXXIONZZ!
Er vielen pijnlijke stiltes die namiddag (en ik weet nog, hoe tijdens één van die stiltes het gehuil uit de kennel plots tot angstwekkende proporties aanzwol, en ik opmerkte: "Ah, ze hebben zeker een levende kat naar binnen gegooid. Etenstijd!". Ik had gehoopt dat er een bevrijdende lachsalvo zou losbarsten, maar men keek mij met getergde, en enigszins verontruste blikken aan).

Aflevering 2001-week 34; 19 augustus 2001


Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Geen aflevering Hete gouwe ouwe - Do. 14.08.2003
- - - -
1975 (II) Temidden van Nieuwe Vrijgestelden - Do. 07.08.2003
- - - -
Waterloo vinden, en stilte Op pad in en om Brussel OV Reisverhaal - Zo. 03.07.2003
- - - -
1975 (1) Een progressieve speelzaal in de linkse kerk - Do. 31.07.2003
- - - -
Halverwege zenit en nadir Met MTI door Zuidwest Drenthe - OV Reisverhaal - Zo. 27.07.2003
- - - -
Buikpijn ...is geen goede inspiratiebron - Do. 24.07.2003
- - - -
Dit heeft Nuth Drielandentocht (3) OV Reisverhaal - Zo. 20.07.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden




Soundbites of the Seventies (44)


Nummer: Sorry Seems to Be the Hardest Word
Uitvoerende Artiest(en): Elton John
Tekst: Bernie Taupin
Jaar:1976
Veronica Top veertig: nr. 14
Radio 2 top 2000: nr. 964

Soundbite:

What have I got to do to make you love me
What have I got to do to make you care
What do I do when lightning strikes me
And I wake to find that you're not there

What do I do to make you want me
What have I got to do to be heard
What do I say when it's all over
And sorry seems to be the hardest word

It's sad, so sad
It's a sad, sad situation
And it's getting more and more absurd
It's sad, so sad
Why can't we talk it over
Oh it seems to me
That sorry seems to be the hardest word

What do I do to make you love me
What have I got to do to be heard
What do I do when lightning strikes me
What have I got to do
What have I got to do
When sorry seems to be the hardest word

Volledige tekst: staat hierboven


“Eindelijk eens een nummer dat ik ken”, hoor ik een eventuele jonge lezer van deze rubriek zeggen.

Zo ongeveer ruim een half jaar geleden stond ik op een zondagavond eten te koken, en keek onderwijl met een half oogje naar Top of the Pops op Nederland 2; op dezelfde zender zou na zevenen Studio Sport komen.

Lang niet alles wat ik zag en hoorde, was spiksplinternieuw. Sting stond er bijvoorbeeld nog in; die was al niet zo piep meer toen hij rond 1980 in The Police speelde. En ik herkende dat door merg en been gaande synthesizerloopje uit het nummer Are Friends Electric van Gary Numan & Tubeway Army, dat door een moderne artiest doodleuk gejat was en geïntegreerd was in een heel ander nummer. Wie van de kijkers, behalve dan een toevallig meegenietende oude lul, wist nog dat het origineel al in 1979 in de hitlijsten had gestaan? Oude wijn in nieuwe zakken; veel meer is het vaak niet, wat je wordt verkocht als hypermodern.

Op één stond een gezelschap jonge jongens, genaamd Blue, die ook een oud wijsje uitvoerden: Sorry Seems to Be the Hardest Word. Om er op toe te zien dat het nummer een beetje fatsoenlijk gebracht zou worden, was de componist ervan voor de gelegenheid toegevoegd aan de groep, en dat is natuurlijk niemand anders dan Sir Elton John himself. Met de originele versie had hij in 1976 een bescheiden hit gescoord.

Het heeft voor mij een voordeel dat jong en oud deze fijngevoelige en wat melancholieke liefdesballade nu kent; ik hoef me nu niet uit te putten in een beschrijving van hoe hij klinkt.

De zanger, pianist en componist, die in 1971 zijn naam officieel in Elton John veranderde, werd in 1947 in Engeland geboren als Reginald Dwight. In 1967 begon Reg / Elton een zeer succesvol samenwerkingsverband met de tekstdichter Bernie Taupin, die jarenlang zijn vaste schrijver zou blijven. Het lichtelijk geflopte Empty Sky was in 1969 het eerste in een lange, lange reeks albums. In de eerste helft van de jaren 70 bracht Elton er twee uit per jaar, die gevuld waren met zeer uiteenlopende muziek, van ballades tot bijna-hardrock (Saturday Night’s Allright for Fighting).

In de jaren 70 deed je uiterlijk er niet veel toe, als je popartiest was. Je mocht van huis uit best lelijk zijn; dat was zelfs een pre, als je je maar zo extravagant mogelijk kleedde en gedroeg. En dat deed Elton John; hij kreeg de zalen plat. Concertbezoekers zagen een enigszins gebochelde trol met een pafferig gezicht, die als een bezetene op zijn piano zat te rammen. Hij droeg een reusachtige bril van krokodillenleer, ingelegd met diamanten, en wist verder van gekkigheid niet wat hij aan zijn lijf moest hangen.

Vooral in de USA genoot John een enorme populariteit. De dubbelelpee Goodbye Yellow Brick Road stond twee jaar in de hitparade; de daarvan getrokken single Bennie and the Jets kwam op nummer 1. In 1975 bereikte het Amerikaanse succes van Elton John een hoogtepunt met de LP Captain Fantastic and the Brown Dirt Cowboy, die in dat grote land voor een unicum zorgde, door in één week tijd op de eerste plaats te belanden. Deze langspeler, die ik, evenals Yellow Brick Road, tot mijn favorieten reken, bevat een autobiografisch verhaal. Captain Fantastic is natuurlijk Elton John, en met Brown Dirt Cowboy bedoelde tekstschrijver Bernie Taupin zichzelf. Uit nummers als Gotta Get a Meal Ticket blijkt dat de heren hun succes niet cadeau hebben gekregen; in de jaren voordat ze zich diamanten brillen konden permitteren, kwamen ze nog net niet om van de honger.

In dat jaar ging een professor in de… in de wat, eigenlijk? zich voor het fenomeen Elton John interesseren. Hij ontdekte, dat de aantrekkingkracht van de Britse superster vooral werd veroorzaakt door zijn grote flaporen, die op fans een onweerstaanbare (seksuele) aantrekkingskracht zouden uitoefenen.

Een onzinverhaal, alleen met flaporen blijf je niet meer dan 30 jaar aan de top. Ik betwijfel dan ook, of het aan die oren ligt dat ik door de decennia heen altijd min of meer een fan gebleven ben van Elton, die talloze persoonlijke en muzikale crises beleefde, maar altijd weer terugkwam.

Wat daar van zij, van die oren, in 1976 had hij eindelijk zijn eerste echte grote hit in zijn vaderland, en ook bij ons. Daarvoor had hij de hulp nodig van Kiki Dee, met wie hij het duet Don’t Go Breaking My Heart zong. Sorry Seems to Be the Hardest Word was daarvan de opvolger. Blue bracht het nummer weer bij me te binnen. Ik heb er geen speciale herinneringen aan waarover ik jullie nog zou kunnen doorzagen; sorry!


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Rivier de Rijn bereikt laagste waterpeil uit geschiedenis

De Rijn komt nu ONDER Lobith ons land binnen!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


34 beg/280(62)/424(143)(68)/230,2(120,9)