Nieuwe reexx - Aflevering 134 DONDERDAG 28 AUGUSTUS 2003

Lees ook de gast-"soundbite" in de rechterkolom!
De voorlaatste

Clean Desk

If a cluttered desk is a sign of a cluttered mind, of what then, is an empty desk?
Albert Einstein.

- - -

Laatst heb ik enige tijd gewerkt bij een opdrachtgever die het clean desk-principe huldigde. Het was besloten door een topmanager; het was het gesprek van de dag: alle medewerkers moesten voortaan aan het eind van de werkdag een leeg bureaublad achterlaten. De computer mocht blijven staan; de muis blijven zitten, het vloeiblad blijven liggen, maar de werkvoorraad moest verdwijnen in afsluitbare laden en kasten.

Waartoe die maatregel? Vermoedelijk is hij genomen in de hoop, dat de employees dagelijks al hun werkzaamheden voor sluitingstijd zouden afronden. Dat lukt vaak niet, zoals de praktijk uitwijst. Maar dan kun je nog altijd net doen alsóf, door de onafgehandelde stukken aan het oog te onttrekken. Dat is ook beter voor het moreel; dan liggen die stukken je de volgende morgen tenminste niet aan te grijnzen, als je het kantoor binnenkomt.

Ze hebben daar ook een anti-muisarm-beleid. Als je een paarduizend toetsaanslagen hebt gemaakt of een stuk of 100 muishandelingen hebt verricht, dan klinkt er een waarschuwingssignaal. Dan word je geacht, terstond je kantoorkruk achteruit te schuiven, en rek- en strekoefeningen te doen met vingers, handen en armen.

Ik verrek dat, dat gerek; ik laat me de wet niet voorschrijven door zo’n stuk elektronica. Als ik thuis zo zou werken, zou deze jaargang van REFLEXXIONZZ! circa 25% korter zijn geweest. Wanneer ik eenmaal begonnen ben met een aflevering, dan moet hij AF!, ook al blijf ik achter met twee lamme, tintelende en bonkende vlerken.

Ik zit daarbij bepaald niet achter een leeg bureaublad. Allerlei aantekeningen, landkaarten, OVR-reisadviezen, uitdraaien, etc. over komende of voorbij zijnde afleveringen liggen opgetast op grote papierpiramides: op de printer, op de scanner en verder overal en nergens. Als ik begin te werken, moet ik eerst mijn muis uitgraven uit een berg rotzooi. Tussen het papier slingeren ook nog CD’s, waaruit ik soundbitejes heb geput; je moest die dingen eigenlijk meteen na beluisteren in het doosje terugdoen.

En verder: zo bureaublad, zo computer. Ook mijn harde schijf staat vol met zaken die allang gepubliceerd zijn, en fragmenten die ik misschien nog een keer zou kunnen gebruiken.

Nu REFLEXXIONZZ! op weg is naar de onverbiddelijk laatste aflevering, moet die bende maar eens uitgemest worden. Benieuwd wat we er nog in tegenkomen! In ieder geval nog wat beginnetjes voor twee stukjes over de Leidse stadsdienst, die nooit meer in zijn geheel gepubliceerd zullen worden, bij gebrek aan REFLEXXIONZZ!

* * * *

Mensen in bussen (1) - Mantelzorg

-“Ik moet hem steeds wassen. Ik krijg er gewoonweg een afkeer van.“

-“En je wordt opstandig, hè. Waarom de een wel en de ander niet?”

-“Het klinkt egoïstisch, maar waarom altijd ik?”

-“En het gaat goed zolang als jezelf goed bent. Maar als je nou zelf eens wat krijgt? Een ditje en een datje, verkouden of griep of zo.”

-“En dan zo’n verjaardag. De telefoon gaat voortdurend, de mensen zijn alleen maar nieuwsgierig. Ik neem dat ding soms niet eens meer op. En de deur staat niet stil, iedereen banjert maar binnen, leuk, dááág, gefeliciteerd, en dan dat verhaal maar weer vertellen.”

-“Je kunt de mensen niet wegsturen.”

“-Ik werd zo kwaad, hè, Ik zeg tegen hem: ik kan toch niet altijd naar jouw pijpen dansen, ja, daaag!!”

-“Plicht is het. Net als vroeger met mijn schoonmoeder. Ik hield niet van mijn schoonmoeder, maar je ging wel. Dat hoorde zo.”

De serie over het Leidse stadsvervoer had afgesloten moeten worden met een drieluik, getiteld “mensen in bussen”. Deel 1 verscheen afgelopen weekend; de andere twee moeten helaas op de plank blijven liggen.

Bovenstaande zorgrijke fragmenten zijn afkomstig uit een dialoog tussen twee dames die in de Professorenwijk in bus 42 stapten naar het Rijnland Ziekenhuis, en beiden de zorg hadden voor een zieke echtgenoot.

Een compleet verhaal was dit nog niet. Bovendien had ik geen benul meer hoe die twee eruit zagen; hadden ze bijvoorbeeld een normaal postuur of niet?

Gek, maar ik kan niet uit de losse pols een uiterlijk verzinnen. Je kunt niet simpelweg vanachter je bureau een kop op een romp zetten en woorden uit dat hoofd laten rollen. Je kunt ook niet zo maar een willekeurige vrouw beschrijven die je op straat ziet lopen. Het luistert heel nauw, allemaal. In de wat kakkineuze Professorenwijk stapt een ander type mensen in de bus dan in de volkswijk als de Kooi; het klinkt stom, maar het is niet anders.

Ik zat een beetje in mijn maag met die twee zorgelijke types, en kan me er nu mooi van af maken - met een Jantje van Leiden, zou ik bijna zeggen.

* * * *

Mensen in bussen (2) - Leids

Het volgende verhaal lijdt aan hetzelfde euvel als het vorige; ik zag er geen gezichten meer bij.

Aan het woord zijn opnieuw twee dames, maar nu met Leidse tongval. Een korte cursus Leids. Erg ingewikkeld is het niet, als je eenmaal weet hoe het in elkaar zit.

Het eerste wat opvalt is natuurlijk die rollende ‘r’. Dan neigt de ‘e’ als in ‘pet’ naar een ‘i’ als in ‘pit’. Dat is al heel lang zo; al lang voordat aanstellerige nieuwslezeresjes van commerciële zenders zo gingen praten. Misschien gaan die in de toekomst ook nog eens de ‘a’ als in ‘pan’ vervangen door een ‘o’ als in ‘pon’, maar dat is nu nog voorbehouden aan Leidenaren.

Verder laten veel Leidssprekenden alle dentaalklanten volgen door een onheilspellend gesis. Dat heb ik maar niet proberen weer te geven; het maakt de tekst volkomen onleesbaar, heb ik gemerkt. ‘Drie tientjes’ wordt bijvoorbeeld: ‘dzrrie tsientsjes’. En ook in Leiden is de ‘ei’-klank al lang geen ‘ei’-klank mee. Toch blijven we maar gewoon ‘ei’ en ‘ij’schrijven, niet dan?

Tot zover de uitspraak. Het Leids kent verder wat afwijkingen in woordbetekenis, bijvoorbeeld: ‘leggen’ in plaats van ‘liggen’ en vice versa; ‘kennen’ in plaats van ‘kunnen’ en omgekeerd, en ‘zijn’ in plaats van ‘hem’. “Kon je zijn nog niet, dôn?” betekent: “Zeg, kende je hem nog niet?”

Tot slot eindigt elke vraagzin met ‘dôn?’ (‘dan’) en eindigen vele andere zinnen met ‘hóórr!’

Verder is het een kwestie van “Hardop leze, hóórr!”, net als het Haags van Haagse Harry.

Het fragment:

[Twee authentieke Leidsen stappen op de Zijlsingel op lijn 15, gevolgd door een man die er niet bijhoort. Er staat geen abri]
-“Plaats dôt ze d’rr zo’n hokkie neerrzîtte!”
-“Ophônge moste ze ze! [Geen halve maatregelen] Zelf hoeve ze d’r niet te staan!”
-“En zelf kînne ze ôlleen maarr ouwehoerre, de gôste!”

{Tegen de chauffeur:]
-“Ik hîb al een keerr ôfgestîmpeld, hóórr! Vinje ’t niet genoeg, dôn? Nee, dôt is me môn niet. Me môn die hîb ik al jaarre niet meerr. Ja, ik prraat tege ze foto aan de muurr, iederre avond, maarr die zîgt nooit wôt trrug!”

[De chauffeur wil na deze spraakwaterval weer eens verder rijden, en zet zijn bus in beweging:]
-“Juh, hîbbie haast, dôn?”
-“Kijk uit, aans’ brreek je je bene!”

[Over ziektes raak je nooit uitgepraat]
Laats’ nog op het lums [Leids Universitair Medisch Centrum] gezete.
-Voorr je eige, dôn?
-Ja, voor me eige. Mît die dôrrme van me. Voorr een foto. Ja, nou, uiteindelijk wôs het niks, maarr voorr hetzîlfde hîb je …. Ben toch blij dôt ik die dokterspos d’rrvoorr gebîld hîb!

[We rijden langs mooie, nieuwe flatjes aan de Zijloever]
-“Overrôl zijn ze aan het bouwe, maarr nooit voorr ons soort mînse!”

[Het waait; het is op een zaterdag in mei:]
Nee, de zomerr hîbbe we ôl gehôd, dit jaarr! Ken je verrderr verrgete!

Meer is blijkbaar niet gezegd; op dit punt eindigt het fragment.

* * * *

Pech

“Dat kan ik jae niet help’n, dat er een trein kapôt iz!”

Oh ja, dat verhaal; wel geschreven maar nooit uitgetypt.

Een wat warrige, dikke jongeman, die sterk gelijkt op de stripheld Billie Turf, zit in een Intercitytrein als een waanzinnige in een telefoon te brullen, met een Noord-Nederlands accent. Zijn vriendin zou hem in Assen van het station komen halen. Hij heeft een uurtje oponthoud opgelopen door materiaalpech van NS en moet dit feit nu melden aan zijn geliefde, die meteen in hevige toorn ontsteekt. Vermoedelijk komt de jongen altijd te laat, door wat voor reden dan ook, en heeft zij daar nu net even tabak van. Iedereen kan meegenieten van de woordenwisseling.

Wanneer de trein Hoogeveen bereikt, wordt omgeroepen dat het spoor naar Assen is gestremd door aan aanrijding (lees: springer). Busvervoer! Maar niemand in de coupé denkt aan zijn eigen leed; iedereen leeft mee met Billie Turf, die nu met begrijpelijke aarzeling de telefoon pakt om deze nieuwe tegenvaller te melden aan die helleveeg. Inderdaad: zijn mededeling valt in Assen niet in goede aarde.

“Dat kan ik jae niet help’n, dat er iemand voor de trein is gesprong’n!”

Op de terugweg kalkte ik er een column over in mijn notitieboekje. Het werd een wat flauw verhaaltje, helemaal in de stijl van de oer-afleveringen uit 1998: rare typetjes in de trein. Ik besloot het stukje te bewaren voor het geval dat ik echt niets anders zou hebben. Toen dat moment op een kwade dag aanbrak, was ik het aantekenboekje kwijt, en moest ik mijn toevlucht nemen tot een niet-aflevering. Later vond ik het terug, op de scanner.

Het stukje eindigt met:

“Wat heb ik tôch een pêch, altied!”

Een betere conclusie had ik in zijn geval ook niet kunnen bedenken.

* * * *

Sauzenhart

“Den Dolder, het sauzenhart van Nederland” staat te lezen op een fabrieksgebouw naast de spoorbaan. Ik blijf wat doormijmeren over dat woord, “sauzenhart”. Een sauzenhart, wat zou dan zijn? De enige hartaandoening waarover de Hartstichting nog geen waarschuwingscampagne heeft gehouden? Het sauzenhart; herken nu zelf de symptomen.

Leuk, zij het wat melig begin, maar verder kwam er niets. Er zat ook geen Spr!ts in; in de prullenmand, ermee!

* * * * *

Freedom of speech
Verrassingstocht door Vlaanderen (vervolg)

Het onweer blijft bij die ene klap. Ook de regen is maar van korte duur. Verder blijkt het gebouw aan het eind van de straat wel degelijk het NMBS-station van Aarschot; ik heb me voor niets druk lopen te maken. Op de heenweg had ik de Statiestraat genomen, en terug de daaraan parallel lopende Fabriekstraat, dat was alles. En de bus naar Leuven staat gewoon nog voor me gereed. We kunnen verder met de verrassingstocht door Vlaanderen, waarvan we in onze vorige aflevering het eerste deel publiceerden.

Ook voor de lezer is dit vervolg een verrassing. Het verhaal was vorige keer afgerond met een navrant, doch wat goedkoop open einde, en blijkt nu toch ineens verder te gaan, hopelijk op weg naar een slot met een deugdelijke conclusie.

“Da’s moar één Euro twintig”, zegt de chauffeur van bus 330291 tegen een man die een enkeltje Leuven koopt. “En doar kunt ge mee ‘een en terug. Het is zaterdag, héé”. De passagier kijkt verbaasd; bij De Lijn dalen de prijzen in zodanig tempo, en bestaan er zoveel kortingsmogelijkheden dat zelfs de meest prijsbewuste reiziger het niet meer kan bijhouden. Je zou het busvervoer net zo goed helemaal gratis kunnen maken; 1,20 voor een reis van tientallen kilometers met de bus; het is nauwelijks de moeite meer om er van die magneetkaartlezers voor neer te zetten.

Als openbaar vervoer helemaal gratis wordt, dan krijg je een enorme toeloop van reizigers. We hebben het gezien in april 2002 in Nederland, toen de chauffeurs van het streekvervoer een tariefstaking hadden uitgeroepen; we hebben het gezien in Dordrecht, waar in de Sinterklaas- en kersttijd het stadsvervoer op zaterdag gratis rijdt. Dan doet het OV eindelijk waarvoor het ter wereld is gekomen: mensen vervoeren, veel mensen.

Natuurlijk weten wij het in Nederland beter; de tarieven rijzen de pan uit, bij stagnerende kwaliteit. De overheid bespaart steeds meer op OV, en hoe het dan moet met al die mooie woorden over bestrijding van files en terugdringen van de automobiliteit; och! Maar in Vlaanderen wordt een gulden middenweg bewandeld. Je betaalt een symbolisch bedrag voor je busrit, om je eraan te herinneren dat het allemaal toch geld kost.

De bus doorkruist de heuvels van de landstreek rond Aarschot, die Haveland heet. In Wezemael-Rotselaar staat maar weer eens zo’n broodautomaat.

Voorbij de heuvels wordt het landschap weer zeer eenvormig. Er zijn hier van die betonplaten wegen die een monotoon gebons en gedreun geven als de bus eroverheen snelt. Met wat lodderige ogen volg ik de elektriciteitsdraden langs de weg. Die kabels en de palen waaraan ze bevestigd zijn, hakken het uitzicht in moten. Je kunt Vlaanderen niet anders zien dan door een raster van masten en draden.

[veel later, in Mechelen]

Ik loop de stationsrestauratie in, die een geplunderde indruk maakt; de schappen zijn zo goed als leeg. Misschien heeft hier vanmiddag een complete padvindersjamboree plaatsgevonden, of heeft half Mechelen zich hier gespijzigd en gelaafd. Een jonge man een vrouw staan achter de toonbank, uitgeput tegen een muur geleund; beide oververmoeid na die lange werkdag, zij bovendien met een gebit waarop iedere tandarts gaarne een saneringsofferte zou uitbrengen. Mijn binnenkomst en nadertreden hebben ze onbewogen geregistreerd; met een vermoeide, wat verveelde blik.

-“Een broodje kaas, alstublieft.”
-“Neen, menier, dat ‘ebben we niet. ‘Et spijt me” [de mond met het gebit heeft node het woord genomen]
-“Iets anders dan?”
[Stilte]
-“Wat hebben jullie wél?”
-“Niets, menier. Alles is op”.

In de stationshal trek ik een kleffe, muffe Brusselse wafel uit een automaat. Genoeg, voor vandaag. Ik pak de trein terug naar het vaderland.

Een raar verhaal. Op een zaterdag in mei deed ik Vlaanderen per bus. Daar ik half gaar was door een verkoudheid, had ik geen zin om ergens uit te stappen. Nu constateerde ik laatst al, dat zelfs in een OV-reisverslag langdurige beschrijvingen van OV-ritten saaiheid in de hand werken. Ik besloot daarom, de bus in Aarschot te verlaten. In die stad was zoveel Belgisch absurdisme te zien, dat het verhaal te lang dreigde te worden. Het kende een abrupt slot, maar zou de aflevering daarop bij verrassing worden voortgezet, had ik me voorgenomen.

De week daarop schreef ik het begin en het eind van deel 2 (ik werk soms vanaf de uiteinden naar het midden toe). Maar het middenstuk leek me ineens te langdradig te worden. Ik liet dit nimmer aangekondigde vervolg schieten; wat niet weet, wat niet deert!

Oh ja; de titel, “Freedom of speech”, heb ik die dag honderd keer op reclameborden zien staan; het betrof mobiele telefoons.

* * *

Reflex-ions

Chalalala
Chalalala
Huh huh huh huh
The reflex
Chalalala
Chalalala
The reflex
Chalalala
The reflex
Chalalala
The reflex

Fle..fle..fle..fle…flex!

You've gone too far this time
But I'm dancing on the valentine
I tell you somebody's fooling around
With my chances on the dangerline
I'll cross that bridge when I find it
Another day to make my stand oh-woah
High time is no time for deciding
If I should find a helping hand oh-whoa
Why-ay-ay-ay-ay don't you use it
Try-ay-ay-ay-ay not to bruise it
Buy-ay-ay-ay-ay time don't lose it
Why-ay-ay-ay-ay don't you use it
Try-ay-ay-ay-ay not to bruise it
Buy-ay-ay-ay-ay time don't lose it

The reflex is a lonely child just waiting by the park
The reflex is in charge of finding a treasure in the dark
And watching over lucky clover isn't that bizarre
Every little thing the reflex does leaves you answered with a question mark

Soundbite uit het oeuvre van de Britse popgroep Duran Duran (1984). Had de laatste aflevering moeten worden van de rubriek ‘Soundbites’. Ik kon weinig chocolade maken van deze tekst. Er staat geen woord in dat ik niet begrijp, maar hij roept eenvoudigweg geen duidelijke beelden of verhaallijnen in me op, waarop ik had kunnen aanhaken voor mijn stukje.

Bovendien ontdekte ik een ander nummer uit de pophistorie, waarin de naam REFLEXXIONZZ! in zijn geheel voorkomt in de titel. Daarmee besluiten we dus aanstaande zondag de serie; exit Duran Duran!

* * * *

Rotpasje

Nooit gebeurt er iets op dat kantoor - behalve laatst, toen er een rechthoekige ijzeren constructie voor het raam verscheen; hij daalde majestueus neer vanuit de hemel. Ik dacht even dat het mijn deus ex machina was, die was gezonden om mij uit dat gebouw te bevrijden. Maar nee, het waren de glazenwassers.

De ‘ik’ werkt in een hoog en uitgestrekt kantoorgebouw, waar alles met pasjes gaat: de toegang, de lift, de lunch, de koffieautomaat; noem maar op. Hij raakt in de problemen als hij even naar beneden loopt voor wat frisse lucht, en zijn pasje op zijn bureau laat liggen. Vervolgens slaagt hij er niet meer in, zijn werkplek te bereiken.

Ik had dit verhaal op de rol gezet voor de aflevering van 28 augustus 2003, die van vandaag dus, maar gaf voorrang aan het leegruimen van mijn bureau, en het opruiming houden op mijn harde schijf.

Daar ben ik nu mee klaar. Aanstaande zondag verschijnt nog het overzicht van de allerbeste REFLEXXIONZZ! van dit jaar; daarna is de nieuwe reexx afgelopen.


Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Anonieme of met schuilnaam ondertekende mails gaan linea recta de prullenmand in. Ik behoud me het recht voor, om ontvangen reacties te behandelen in REFLEXXIONZZ!, dat zal dan geschieden zonder naamsvermelding van de afzender.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Terrasleed en terreur van een treiter Leids stadsvervoer - Zo. 24.08.2003
- - - -
Oant Sjen Friese zevenstedentocht - OV Reisverhaal Do. 21.08.2003
- - - -
Normaal postuur Getuige van verkeersongeval - Zo. 17.08.2003
- - - -
Geen aflevering Hete gouwe ouwe - Do. 14.08.2003
- - - -
Hollands hectaren (5) Schokland - Zo. 10.08.2003
- - - -
1975 (II) Temidden van Nieuwe Vrijgestelden - Do. 07.08.2003
- - - -
Waterloo vinden, en stilte Op pad in en om Brussel OV Reisverhaal - Zo. 03.08.2003
- - - -
1975 (1) Een progressieve speelzaal in de linkse kerk - Do. 31.07.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



Soundbites of the Sixties (46)

Nummer: Gigi l'amoroso
Uitvoerende Artiest(en): Dalida
Tekst: Michaele, Sebastien en Rinaldi
Jaar: 1974
Veronica Top veertig: nr. 2
Radio 2 top 2000: nr 1449

Soundbite:

Une riche Américaine
A grands coups de je t'aime
Lui proposa d'aller jusqu'à Hollywood
'Tu seras le plus beau
De tous les Carusos',
Lui disait-elle jusqu'à en perdre haleine
Nous voilà à la gare
Avec tous nos mouchoirs
Le coeur serré, émus par ce grand départ
Pourtant on était fier
Qu'il dépasse nos frontières
Gigi partait conquérir l'Amérique!
Et quand il arriva, le village était là

Arriva Gigi l'amoroso
Croqueur d'amour, l'oeuil de velours
Comme une caresse
Gigi l'amoroso
Toujours vainqueur, parfois sans coeur
Mais jamais sans tendresse
Et là, devant la foule, il a chanté:
'Zaza', 'Luna caprese', 'O sole mio'...

Volledige tekst: klik hier of hier of hier.


Dalida werd op 17 januari 1933 in Cairo geboren als Yolande Christina Gigliotti. Haar vader, een Italiaanse immigrant, was daar violist bij de opera. Al op jonge leeftijd won ze schoonheidswedstrijden en speelde ze in films. In 1956 ging ze naar Parijs om actrice te worden, maar ze werd 'ontdekt' als zangeres en begon al snel liedjes op te nemen onder de naam Dalida.

Ze had onmiddellijk groot succes in de Parijse muziekscene en won allerlei prijzen. Ze nam niet alleen liedjes op in het Frans, maar ook in het Duits, Spaans, Italiaans, Turks, Nederlands, Hebreeuws en Arabisch. Haar privé-leven was echter turbulent en weinig gelukkig, zodat ze een dankbaar slachtoffer was voor de roddelpers. Ze heeft diverse zelfmoordpogingen gedaan en stierf uiteindelijk op 3 mei 1987, uitgeput van vijfendertig jaar hoogte- en dieptepunten, aan een overdosis slaappillen.

Dalida heeft een indrukwekkend oeuvre nagelaten. Tot haar beroemdste liedjes behoren, behalve het hier besproken nummer, 'La danse de Zorba', 'Ciao amore ciao', 'Paroles, paroles', 'Il venait d'avoir dix-huit ans' en 'Quand on a que l'amour'. 'Gigi l'amoroso' is haar grootste hit; het lied werd in talloze talen vertaald, tot en met het Japans, stond in negen landen op nummer één en leverde haar in de Benelux een platina plaat op. Het is een ruim zeven minuten durende mini-opera.

Het lied vertelt het verhaal van de Italiaanse charmeur Gigi, die alle vrouwen in een dorpje in de buurt van Napels om zijn vinger windt. Hij is de klassieke eeuwige vrijgezel... totdat er op een dag een rijke Amerikaanse vrouw in het dorp verschijnt, die hem een grootse toekomst in Amerika voorspiegelt. Gigi valt voor haar en reist af naar de States, na een emotioneel afscheid van al zijn vrouwen op het station.

Jaren later duikt Gigi weer op, geknakt en zwijgzaam. Het Amerikaanse avontuur is jammerlijk mislukt en hij kan, ondanks de blamage van zijn terugkeer, zijn geboortestreek niet missen. Zodra hij is herkend, loopt het hele dorp juichend uit en wordt hij op grootse wijze onthaald.

Het lied is zoals veel werk van Dalida vrolijk-weemoedig, een echt 'levenslied' met een lach en een traan; misschien wel het lied waarin ze het meest trouw was aan haar Italiaanse 'roots'.


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Kabinet overweegt invoering van een nieuwe medicijn"knaak" van € 1,50 per recept

Onder Balkenende is uw euro een daalder waard!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts.


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


36 beg/283(65)/427(146)(71)/237,9(128,6)