"Door het stootblok" presenteert:

Communicatiecursus

In een bepaalde periode van mijn leven viel het mij telkens moeilijker om mijn medemensen tactvol duidelijk te maken dat twee plus twee toch echt vier is, en niet drie of vijf als dat nou toevallig beter uitkomt. Vanuit mijn omgeving kreeg ik steeds meer feed-back dat mijn optreden naar de ander toe als tactloos en bot werd ervaren. Ik had een "communicatieprobleem". Van de zijde van mijn werkgever bereikten mij signalen dat dit probleem een uiterst negatieve invloed had op mijn carrièrekansen. Inderdaad: ik was, na mezelf van het stedelijk Gymnasium verwijderd te hebben, op 19-jarige leeftijd onderaan begonnen bij dit bedrijf, en had geen ander vooruitzicht dan daar, zo rond het jaar 2020, onderaan te eindigen.

Goede raad was duur (slechte is doorgaans niet veel goedkoper), maar op een dag zag ik in de krant een advertentie van een bekend opleidingsinstituut, dat bedrijfs- en managementopleidingen verzorgde. Eén van de opleidingen heette Communicatie, en bestond uit het drieluik Onderhandeltechnieken, Vergadertechnieken en Presentatietechnieken. Aan elke "techniek" zouden zes lesavonden besteed worden. Precies wat ik zocht. Hier zou ik mijn communicatieve vaardigheden kunnen oppoetsen.

Bovendien zou zich onder de cursisten best iemand kunnen bevinden met een vinger de pap bij een automatiseringsbedrijf. Ik hield de hoop levend: ooit moesten mijn talenten op dit vakgebied toch opgemerkt worden.

De winter daarop tekende ik iedere maandagavond de presentielijst in een zaaltje bij een sportcomplex in Voorburg. Een goede ambiance; het complex lag midden in de gloednieuwe yuppiewijk Corbulo-park, met appartementjes van zeven ton kosten-koper, waarvan een loser als ik nooit zou kunnen dromen. Mijn medecursisten waren middle-managers; mensen die het gemaakt hadden in het leven.

Jammer genoeg zaten er geen automatiseerders onder de cursusisten. Wel was er een hoge administratieve medewerker van een koffiemolen- en mixerfabriek uit Zoetermeer, die wekelijks had over het belang van het zo breed mogelijk inzetten van ai tie. Hiermee bedoelde hij niet het vriendelijke ruimtewezen uit die film van Spielberg, maar Information Technology. Hoewel zijn opmerkingen daarover niet altijd overeenkwamen met de praktijk die ik zo goed kende, geeft het toch wel aan dat hij mee wist te praten over moderne onderwerpen.

Dat gold voor bijna iedereen. Regelmatig gaven de middle-managers uitdrukking aan een doorwrochte visie op werksituaties en op het leven in het algemeen. Van bezonkenheid getuigende gezegden als ik kan me er iets bij voorstellen en ik heb zoiets van... rolden tientallen keren per avond van hun lippen. Op één bepaalde avond heb ik de laatste uitdrukking 42 keer geturfd in drie uur tijd. Iedereen "heeft" tegenwoordig "zoiets van". Ik heb zoiets nog steeds niet; hopelijk is het besmettelijk, en krijg ik het op zekere dag ook.

Inspirerende lui. Dit waren trouwens wel het soort mensen die mij altijd het etiket "probleemgeval" opplakten. Als ik ooit nog iets zou willen bereiken, zou ik met deze mensen beter overweg moeten kunnen. Betere communicatie met je medemens. Misschien was dat wel het belangrijkste doel van een cursus Communicatie, bedacht ik slim.

Van de eerste twee deel-cursussen kan nog gezegd worden dat ze, hoewel niet erg leuk, toch wel leerzaam waren. De derde cursus, Presentatietechnieken, was een eersteklas afknapper. Ik had me er nog wel zo veel van voorgesteld, hetgeen natuurlijk zowiezo al niet verstandig is. Zelf hield ik, in mijn functie van openbaar vervoer-activist regelmatig inleidingen, en de zes trainingsavonden zouden een mooie gelegenheid zijn om mijn techniek bij te schaven, dacht ik. Oneindig veel interessanter dan vergaderen en onderhandelen, zaken die voor mij toch nooit meer zouden worden dan een noodzakelijk kwaad.

Toen kwam de eerste lesavond van Presentatietechnieken. Een gedeeltelijk nieuwe groep: de IT-aanhanger was verdwenen en een paar nieuwelingen waren ervoor in de plaats gekomen. De docente voor dit onderdeel gedroeg zich erg opgefokt en gemaakt; dat hoorde natuurlijk wel bij haar werk, maar je kan het ook overdrijven. Zij sprak met aanstellerige gilletjes en volstrekt overbodige uithalen, en ondersteunde dit alles met ruim opgezet gebarenspel. Als een gekooide leeuw beende ze door de zaal. Zo nu en dan keek de trainster iemand uit het publiek doordringend aan, waarbij haar ogen schier uit de kassen puilden.

Tijdens de eerste les deelde zij ons mede dat zij als psychologisch adviseuse werkte bij Shell. Jawel, bij zo'n verguisde multinational, en dat voor zo'n hartstikke links dier als zij. Om zich staande te houden in de oliewereld moest zij wel eens schipperen met haar idealen, maar de benodigde flexibiliteit daartoe had zij zich binnen korte tijd eigengemaakt.

Verder maakte de trainster meteen duidelijk, dat het bij presenteren nauwelijks om de inhoud ging, maar veeleer om het uiterlijk en de kleding van de inleider (40%), diens lichaamstaal (30%), de lay-out van de uitgereikte hand-outs (10%) en de vertoonde overhetsjiets (10%). Je moest overdressen als je een inleiding hield; stond je voor een zaal met dassen en colberts dan diende je je te kleden in driedelig gestreept, of in het geval je een vrouw was, in een mantelpak. Afschuuuuuwelijk, kun je je mij voorstellen in een mààntelpak, zo'n lekker vrijgevochten mens als ik: ik loop het liefst in een ouwe gescheurde tuinbroek!!

Een hele omschakeling. Ik had tot dan toe voornamelijk op de inhoud van mijn presentaties gelet. En een das zag ik alleen als een geschikt voorwerp om aan opgeknoopt te worden. Die functie schijnt de das bij de Noormannen werkelijk gehad te hebben.

Tijdens de eerste les werden vrijwilligers gevraagd om na de koffiepauze een geïmproviseerde inleiding te houden over een maatschappelijke verbetering die zij graag doorgevoerd zouden zien. Ik nam de handschoen op, want je komt tenslotte om iets te leren, en zou het gaan hebben over de wenselijkheid van het vervangen van de geld-economie door een economie gebaseerd op tijd. Ik was al een tijd gefascineerd door het feit dat economie alleen maar over geld gaat, het dagelijks leven voornamelijk draait om tijd. Tijd hebben we slechts in zeer beperkte mate, gezien het feit dat ons leven eindig is. Geld kunnen we, als we Heijn of Heineken heten, in vrijwel ongelimiteerde hoeveelheden bijeenschrapen. Of zoals de volksmond zegt: je kunt het niet meenemen in je graf. Zo wilde ik mijn speech dan ook beginnen. Verder wist ik niets, maar ik had nog een hele koffiepauze om erover na te denken. Bestonden er geen klusjes-centrales, waar je diensten kon kopen met tijd in plaats van geld? Een klusje van een uur, in ruil voor een ander klusje van een uur. Ook een aardig thema.

Na de pauze hield een vurig pleidooi voor de zojuist door mij uitgevonden tijdeconomie. Dankzij de Tijd zouden wij een maatschappij kunnen creëren met meer gelijkheid, zo improviseerde ik. Immers, van tijd had iedereen evenveel (nl. Exact 24 uur per dag). Daarenboven kon je tijd, in tegenstelling tot geld, niet oppotten in de vorm van obligaties, bankrekeningen of familiekapitaal. Bankiers en boekhouders konden ophouden met hun saaie en vervelende werk, en iets leuks of desnoods iets nuttigs gaan doen. Een uur projectmanagement zou voortaan evenveel waard zijn als een uur boodschappen doen voor nooddruftige bejaarden.

Verder hield ik mijn gehoor voor dat de volkswijsheid tijd is geld onomkeerbaar was. Geld is geen tijd. Als Magere Hein je op de schouders tikt, kun je geen minuut meer bijkopen, ook al bood je een miljoen.

Ruim twintig minuten ging ik op deze voet door, voortgedreven door mijn eigen enthousiasme. Signalen van de docente, om mijn presentatie af te ronden, negeerde ik.


Als een geschopte hond zat ik om half elf in de bus naar huis; nog vol onbegrip over de verguizing die me ten deel was gevallen.

Tijdeconomie, dat kán toch helemaal niet had een hoofdverpleegster me op bitse toon toegevoegd. Het is praktisch niet uitvoerbaar. Hoe wordt dan bevoorbeeld bepaald wie er in Corbulo-Park mogen wonen?
Details, details,
antwoordde ik. Dat regelt zich in de praktijk vanzelf wel.
De ziekenzuster gaf met de vlakke hand een vinnige klets op haar voorhoofd. Deze patiënt behoorde tot de hopeloze gevallen.

Dit moet je voorbereid hebben zei een man, die ergens bij een bedrijf iets belangrijks was, op een verontwaardigde toon, of hij alweer een nieuw plagiaatgeval ontmaskerd had. Ik begrijp helemaal niets van je verhaal, en jij zou het zo maar even uit je mouw schudden! En bovendien: met die tijdeconomie zullen een hoop dingen niet verandere; Iemand zal al die uren toch bij moeten houden.
-Blijkbaar is het dan toch niet zo'n krankzinnig idee,
zei ik.

Een vriendelijke groepsleider bij een zwakzinnigeninrichting had het nog voor me opgenomen. Er spreekt tenminste nog idealisme uit. Ik voelde me het graf in geprezen. Ontmoedigd liet ik het hoofd hangen, daar in die bus. Na dertien lessen communicatie had ik het toch weer verstierd. De intellectueel uithangen, he, dacht ik. Hou toch godverjume je grote bek eens een keer over dingen waar je geen verstand van hebt!

Enkele lessen later gaf de trainster mij opdracht om bij de volgende gelegenheid een inleiding te houden over een onderwerp naar keuze. Ik koos "kwaliteitsbewustzijn in het streekvervoer" of zoiets fraais. Een van mijn medecursisten, een manager van mensen die aan andere mensen dingen proberen te verkopen, zou gaan spreken over de vraag of Nederland, door de constante instroom van allochtonen, te vol werd. Ik had de hoop dat de man deze stelling met overtuigend cijfermateriaal zou weten te weerleggen.

De volgende keer hield de sales manager een puur Bolkestein-verhaal over asielzoekers die onze banen, huizen, vrouwen en zuurstof inpikten. Zijn argumentatie was niet ingewikkelder dan laten we even reëel blijven, Nederland is gewoon te vol; er is gewoon geen plaats meer, wij barsten gewoon uit onze voegen.

Of er nog vragen waren. Ja, ik wist nog wel een vraag. Waarom hijzelf niet opdonderde, als hij het land te vol vond. Uitstekend, hoe jij die rol van lastige vragensteller speelt, gilde de juf. Als inleider moest je daar goed mee om weten te gaan. Met hinderlijke mensen als ik, bedoelde ze. Isoleren was de beste tactiek, zette zij uiteen en het werd nauwgezet in de schriften geschreven door de cursisten.

De koffiepauze bood uitzicht op zwemmende mensen. Een tafeltje verder dronken Squash-spelers een flesje sportdrank. Men amuseerde zich. Ik niet, want ik voerde een felle discussie met een cursist die bij NS werkte. Hij begon. Hij vond dat ROVER eens een keertje realistisch moest worden. Hij gaf verder een aantal standpunten weer die hij overduidelijk na-gepapegaaid had van NS-directeur Den Besten. Achterin zo'n buikspreekpop zit een luikje. De buikspreker steekt zijn hand erin, trekt aan het touwtje en klep, klep, klep, het mondje gaat open en dicht.

Blijkbaar was de cursist zo'n NS-nulliteit die zelf nergens een mening over had en beslist niets begreep van de belangen van de klant die zijn boterham betaalde. Dat zei ik hem ook. Hij vond van niet, ik vond van wel. Om kort te gaan: omstanders sprongen tussenbeide, het gespreksonderwerp werd schielijk veranderd en de tweede helft van de les begon iets eerder dan gebruikelijk..

De docente vertelde dat de inleider van voor de pauze zich had laten excuseren omdat hij nog naar Schiphol moest. Even een asielzoeker uitwijzen, grapte ik. Uit het verontwaardigd geloei maakte ik op dat ik ook dit beter niet had kunnen zeggen. De zaal was nu in een uitstekende stemming voor mijn verhaal over het streekvervoer (dat tot overmaat van ramp net midden in een staking zat).

De lezing werd door de juf qua structuur erg goed bevonden (op een toon alsof dat wel het allerlaatste was wat er toe deed), maar aan het handenwerk viel nog zeer veel te verbeteren. Ook de manier van staan was weinig indrukwekkend. Wat vond de zaal ervan?

Overal in je verhaal proef ik een sarcastische ondertoon meende de man die ergens bij een bedrijf iets belangrijks was. Daarmee ontkracht je je verhaal. Je kan zoiets toch ook gewoon zeggen? voegde hij er geïrriteerd aan toe.

Na afloop bood de trainster me, gezien de busstaking, een lift in haar auto aan naar Leiden, waar zij woonde met haar partner. Dat was eigenlijk wel sympathiek na alles wat ik had aangericht. Ik begon een gesprek over mijn werk, maar bemerkte dat ze niet luisterde. Ze hing onderuitgezakt in haar stoel. De presentatie was voorbij; de show was over. Ik schrok van de ontluistering die haar lichaamstaal uitstraalde. André van Duin moet je waarschijnlijk ook niet zien als hij zich zit af te schminken. Verkeerd voorbeeld, want die man moet je daarvoor ook niet al te lang zien.

Ik probeerde wat small-talk, want je moet de communicatie toch gaande houden. Geef me die fles eens aan beval ze. Ze doelde op de halfvolle Cola-fles die over de vloer van de auto lag te rollen. (Halfvolle, want halflege zeg ik niet meer, daar in alle populaire boekwerken over psychologie uiteengezet wordt dat het gebruik van dit woord duidt op een onverbeterlijk negatieve levenshouding) Ze zette de fles aan de mond en dronk verveeld een paar teugen terwijl zij met holle ogen op de weg bleef kijken.

De laatste twee lessen deed ik mijn best om geen verder opzien meer te baren. Aan het eind van de avond sloop ik de zaal uit om te voorkomen dat de juffrouw me opnieuw een lift zou aanbieden. Mijn lesje van de cursus had ik nu wel geleerd, dacht ik. Deze was bedoeld voor het houden van een bepaald soort presentaties, nl. gelikte verkooppraatjes (verkoop in de ruimste zin des woords) door sales managers, account-managers en persvoorlichters. Liefst door mensen die zelf geen verstand hadden van waar ze over zwetsten.

Enkele maanden later kreeg ik van het instituut een fraai ogend Mickey-Mouse diploma toegezonden, ondertekend door de examen-commissie. En dat terwijl ik helemaal geen examen had afgelegd! De enige diploma-eis luidde dat je vijftien van de achttien keer aanwezig moest zijn geweest. Eigenlijk pure humbug, zo'n diploma. Tekenend.

Weer wat later hield ik bij het bedrijf waar ik werk een lezing over de finesses van E-mail. De lezing ging gepaard met een demonstratie vanachter de PC, zodat mijn ontoereikende handenwerk en onjuiste lichaamshouding niet in mijn nadeel konden werken. Ik had de speech niet voorbereid (de demonstratie natuurlijk wel), en zei alles wat bij me opkwam. Er is nog maanden over nagepraat en er wordt bij ons op de zaak nu drukker ge-E-maild dan ooit.

9 december 1996; aangepast en uitgebreid en van foto's voorzien in mei /juni 1997.

Ge-upload 24 juni 1997.


Verhalen die verschijnen in "Door het stootblok" zijn opgetekend naar het leven. Wie zich erin meent te herkennen zou best wel eens gelijk kunnen hebben.


Terug naar de homepage van Frans Mensonides