De digitale reiziger presenteert:

Met het boemeltje van Groningen naar Leer

door Wim Scherpenisse

Onder de talloze aanbiedingen en voordeeltjes die de laatste tijd over ons zijn uitgestort was er een die mijn bijzondere aandacht trok: de NS bood een retourtje Groningen-Leer aan voor de prijs van een enkele reis. Ik ben talloze malen langs Leer gekomen op weg naar andere plaatsen, maar Leer zelf had ik nog nooit bekeken. Een mooi ideetje voor een dagje uit. Vlakbij, en toch in het buitenland. Als ik op het Internet zoek op 'Leer', blijkt deze plaats in Ostfriesland over een Web-site te beschikken die voldoet aan alle eisen van deze tijd, zodat ik een stortvloed aan toeristische en historische informatie kan downloaden. Ik zet de plaatjes maar even uit in mijn browser, anders heb ik alles al gezien voor ik één voet in Leer heb gezet.

Op maandag 29 juni 1998 maak ik het tochtje met mijn vriendin Mary. Aangezien we beiden een voordeelurenkaart hebben, wordt het reisje nóg goedkoper: slechts achttien gulden per persoon.


Het station van Leer

Station Groningen wordt verbouwd en het is er een rommeltje. De treinaanwijzer voor de richting Nieuweschans gaat voor twee derde schuil achter een keet die op het perron is geplaatst, waardoor de gegevens van de sneltrein naar Leer die om 10.43 moet vertrekken vrijwel onzichtbaar zijn. Diverse Duitsers die met dezelfde trein mee willen als wij, zijn in opperste verwarring, te meer daar de treinaanwijzer voor de andere kant van het perron, waar de intercity naar Amsterdam/Schiphol vertrekt, wél prominent zichtbaar is. Gelukkig kunnen we hen geruststellen. Een Duitse met wie we in gesprek raken, vertelt dat Leer 'niedlich' is, wat zoveel betekent als knus, liefelijk, gezellig -- wat de Amerikanen cute noemen. Als de Nederlandse conducteur onze tickets heeft gezien waarin met koeien van letters GRATIS TERUGREIS staat gedrukt, wenst hij ons 'veel plezier in Leer'. Het geeft ons, zoevend langs het Foxholstermeer tussen Groningen en Hoogezand, een echt vakantiegevoel.

De trein is een Duits diesel-treinstel zonder noemenswaardig comfort. Er zijn zelfs geen klaptafeltjes, zodat we de op het station gekochte bekertjes koffie in arren moede maar op een afvalbak plaatsen. Er wordt ook niets omgeroepen. In Nederland is het al zeker vijfentwintig jaar gewoonte de namen van de stations van tevoren in de trein om te roepen, maar in Duitsland was het van oudsher gebruikelijk dat na aankomst op de stations zelf te doen. Als je deze twee systemen combineert, gebeurt er dus helemaal niets. Hoezo, één Europa?

We stoppen in Hoogezand, Winschoten en Nieuweschans. Tot dan toe gaat alles prima. Maar na Nieuweschans is het plotseling alsof we een ander tijdsgewricht binnenrijden. De trein rijdt niet harder dan een kilometer of veertig, de dieselmotoren brullen, de wagons ratelen, rammelen en steunen over het kennelijk niet in al te beste staat verkerende enkelspoor. Ik vrees dat de trein ieder moment kan ontsporen. Mary vindt het luide gerammel juist betrouwbaarder dan het zachte gesuis van die supermoderne snelle treinen. Hier en daar lijkt men pogingen te hebben ondernomen om een tweede spoor aan te leggen of een bestaand spoor af te breken, want langszij zien we losse spoorstaven en bielzen, hopen zand en zelfs een verdwaald stootblok liggen. Maar wat het idee ook was, het is zo te zien nooit goed van de grond gekomen. We houden halt in Weener, waar het station bestaat uit een miniem perronnetje dat met gravel is bedekt en een gebouw dat al in geen jaren meer is onderhouden. Dit moet wel het boemeligste van alle boemellijntjes zijn. (Als ik met Frans overleg over dit verslag voor De Digitale Reiziger, hoor ik van hem dat er net in OV-magazine heeft gestaan dat het spoor Nieuweschans-Leer verbeterd zal worden. Kijk eens aan!)

Na Weener gaat het met dezelfde slakkengang verder, tot we vlak voor Leer op een meersporig traject met bovenleiding belanden, waarna de machinist er nog even verheugd de sokken in zet. Dan zijn we er al. Nog een ogenblik kunnen we in de waan verkeren in een wereldstad te zijn gearriveerd, want het spoor waar we uitstappen is spoor 14. Maar er zijn in Leer maar drie sporen: spoor 1, spoor 2 en spoor 14.

Door een klein tunneltje bereiken we het stationsgebouwtje. Bij het reisbureau van de Deutsche Bundesbahn informeer ik of er plattegronden van Leer verkrijgbaar zijn, maar dat blijkt helaas niet het geval. 'Maar buiten hangt er een,' zegt de goed in het vlees zittende Duitser achter de balie op bemoedigende toon.Mm-mm, knikken we, en we kijken naar de stromende regen buiten. Een ogenblik zinkt de moed ons in de schoenen en krijgen we het gevoel in een godverlaten uithoek te zijn beland waar we nooit meer weg zullen komen.

Als de bui voorbij is lopen we het centrum van Leer in; op enkele tientallen meters van het station begint het voetgangersgebied. Leer lijkt inderdaad 'niedlich', kleinschalig, overzichtelijk. De sfeer lijkt onmiskenbaar op die in Groningen, maar is toch ook, even onmiskenbaar, nét een beetje anders. Ik ben al een hele tijd niet meer in Duitsland geweest, maar ik weet ineens weer dat de auto's hier uit zichzelf stoppen als je op de stoeprand bij een zebra gaat staan. In Nederland kun je blijven staan tot je wortel hebt geschoten, gestopt wordt er niet. Daar moet je minstens een voet op de wegdek zetten, en meestal je hele lijf in de strijd gooien. Ik besluit me hier thuis te voelen.

Het voetgangersgebied ziet er vrijwel net zo uit als dat in Zutphen of Middelburg, alleen de namen van de winkels zijn anders. In een broodjeszaak kopen we een broodje gezond. De vrouwen achter de toonbank hebben Duitse vlaggen op hun wangen geschilderd en boven onze hoofden hangen kartonnen voetballen. Duitsland speelt vanmiddag tegen Mexico op het WK in Frankrijk. Van voetbalgekte is verder weinig te merken, en deze bescheiden uitingen van vaderlandsliefde zijn een stuk beter te verdragen dan dat netvliesbeschadigende oranje in Nederland.Waarom moest ons koningshuis nu juist de lelijkste van alle lelijke kleuren uitkiezen?

Na de inwendige mens te hebben versterkt bekijken we het stadhuis en de waag. Het valt op dat de oude gebouwen in het centrum uitstekend onderhouden zijn en nagenoeg vrij van graffiti. Het ziet er allemaal erg goed uit. Het stadhuis, dat bekroond blijkt met een torentje met een welluidend klokkenspel, is ongeveer een eeuw geleden gebouwd in de Duits-Nederlandse renaissance-stijl. De waag is veel ouder, bijna driehonderd jaar, en is in Noord-Duitse barok-stijl gebouwd. Er wordt al meer dan vijftig jaar niets meer gewogen, en tegenwoordig is er een restaurant in gevestigd, dat in de toeristische informatie die ik van het net heb gehaald hogelijk wordt geprezen. Wij vinden het er niet erg gezellig uitzien en besluiten dáár vanavond in ieder geval niet te gaan eten.

We lopen in westelijke richting de Rathausstraße uit. Het weer heeft zich, na een paar buien vlak na onze aankomst, goed hersteld. De zon komt er nu zelfs door; zo hoort het op vakantie! We passeren diverse fraaie kerkjes, van katholiek tot mennonitisch.Mary, die dochter is van een steenhandelaar, ziet onmiddellijk dat hier andere bakstenen worden gebruikt dan bij ons -- ze zijn breder en platter.

We volgen de bordjes naar de Haneburg, de volgende bezienswaardigheid. Een smalle, met veel groen omzoomde oprijlaan van kinderkopjes voert naar dit kleine renaissance-kasteeltje, waarin tegenwoordig de volkshogeschool van Leer is gevestigd. Je kunt er niet alleen ómheen, maar ook dóórheen lopen: midden in het gebouw is een poortje uitgespaard. Onder dat poortje hangen een paar jongelui rond; als ze ons in het vizier krijgen, roepen ze uitgelaten: 'Guten Tag!' In Leer zijn zelfs de hangjongeren beleefd.

Van de Haneburg kunnen we via een ongeveer anderhalve kilometer lange weg door een vriendelijke buitenwijk het 'Leda-Sperrwerk' bereiken. Onderweg zien we tot onze verrassing een klein joods kerkhofje. Joodse kerkhoven hebben altijd een speciale sfeer omdat de graven en de planten niet onderhouden worden; alles mag groeien, verweren en scheefzakken. Veel mooier dan onze strak aangeharkte dodenakkers.

Het Leda-Sperrwerk is inderdaad indrukwekkend. De Leda is de rivier waar Leer aan ligt (en waar de plaats naar genoemd is); vlak voorbij de stad mondt deze uit in de Ems, die op zijn beurt in de Dollard uitkomt. Het Sperrwerk is onderdeel van een in 1954 in gebruik genomen stelsel van sluizen en vloeddeuren dat het achterland moet beschermen tegen hoog water.

We lopen terug naar Leer over de dijk langs de Leda. Een fraai landschap, dat doet denken aan het Reitdiepdal in Noord-Groningen. (Alleen niet naar links kijken, want daar is een afvalstortplaats.) De mensen die we onderweg tegenkomen groeten met 'Hoi', net als in Groningen.


De Haneburg

Terug in het centrum kopen we bij een Italiaanse ijswinkel twee forse ijsbekers. Plotseling valt het me op dat hier nergens muziek uit winkels schalt. Een verademing.

We bekijken het fraaie gebouw van het kantongerecht in een zijstraatje met een grappige naam, die ik vergeet op te schrijven. Daarna werpen we een blik op een tentoonstelling die in de evenementenkalender vermeld staat: Oostfriese cartoon-kunst. De tentoonstelling blijkt zich te bevinden in een kopieer- annex kantoorboekwinkel; de cartoons zijn opgehangen op plaatsen waar ze de koopwaar niet in de weg zitten, dus in de meeste gevallen twee meter boven de grond tegen het plafond. De kwaliteit van de cartoons is matig, en de humor beneden alle peil. We vluchten snel de straat weer op.

We flaneren een heel stuk langs de oeverpromenade langs een doodlopende arm van de Leda. Overal in Leer staan bordjes die tot op de meter nauwkeurig aangeven waar diverse bezienswaardigheden zich bevinden, maar hier zie ik een bordje dat op dit gebied wel érg ver gaat: vlakbij de plek waar waterfietsen worden verhuurd, staat een bordje met het opschrift 'Tretbootverleih 10 m'.

We lopen als laatste nog even naar de Plytenberg, een 'berg' van 9 meter hoogte in een rustig buitenwijkje. Dit lijkt typisch een bult die speciaal voor spelende forenzenkinderen is aangelegd, maar niets is minder waar: we lezen dat deze heuvel in de veertiende eeuw is aangelegd als uitkijkplaats voor de toenmalige vesting Leerort. Door zijn ouderdom wordt de bult ineens respectabel, en we beklimmen hem vol ontzag. Er staat een oude linde op de top.

Terug in de stad horen en zien we twee luid toeterende auto's rijden. De inzittenden zwaaien met Duitse vlaggen uit de raampjes. Kennelijk heeft Duitsland van Mexico gewonnen.

We zoeken een leuk plekje om te eten en vinden ten slotte een restaurantje in het voetgangersgebied dat 'Ostfriesisches Stübchen' heet. Dat lijkt veelbelovend. Het interieur doet gedegen en 'gutbürgerlich' aan. Aan de muren en boven ons hoofd hangen visserij- en scheepsattributen. Ik eet een 'Senatorenpott', een stevige vleesmaaltijd, Mary zeetong in botersaus. Het smaakt uitstekend. Er is slechts één wanklank. Als Mary een kaars op een schoteltje midden op tafel zet, schiet er onmiddellijk een ober toe die de kaars er weer afhaalt en ons uitlegt dat dat schoteltje bedoeld is voor de graten van Mary's vis. Hij werpt ons een wantrouwende blik toe en voegt er dan, kennelijk niet gerust op onze Duitse taalvaardigheid, aan toe: 'For ze bones of ze fish!'

Rond achten zijn we terug op het stationnetje; om 20.24 vertrekt de trein terug naar Groningen. Er zijn wel treinaanwijzers, maar die werken niet; er staat alleen maar op: 'Bitte Ansage beachten'. Inderdaad wordt er na enige tijd omgeroepen dat de trein die gereed staat op spoor 14, dat dus eigenlijk spoor 3 is, de sneltrein naar Groningen is. Evenals op de heenweg wordt het voorvoegsel 'snel' van Leer tot Nieuweschans geenszins waargemaakt. Over dit traject van nog geen 25 kilometer doen we een dik halfuur. Deze trein blijkt wel over een omroepsysteem te beschikken en de crew is kennelijk Nederlands, want ook in Duitsland wordt er gemoedelijk op z'n Nederlands omgeroepen. 'Weener, station Weener!'

Als we rond halftien het station van Groningen binnenrijden, worden we eraan herinnerd dat Nederland op datzelfde moment tegen Joegoslavië speelt op het WK, want er wordt omgeroepen: 'Station Groningen, eindpunt van deze trein. De tussenstand is nul-nul.'