: Een plakboek zonder foto's!
Staphorst. Als je binnen deze gemeente een vloek laat vallen, al was het maar
"potverpollepap" of "lieve hemeltje", sluit de veldwachter je op in het cachot. Daar kom je
noooooit meer uit. Fotograferen is in Staphorst verboden. Fotografen krijgen pek en veren en
worden vervolgens het dorp uitgedragen op de traditionele spoorrail, net als bij Lucky Luke.
Wie betrapt wordt op het bezit van een televisie wordt gelyncht, maar natuurlijk niet op
zondag, want dan mag dat niet van de Heere. Overspelige vrouwen ondergaan hetzelfde lot.
De heksenverbrandingen zijn recentelijk afgeschaft.
Een van de meest hardnekkige legenden over Staphorst is het unieke sekssysteem. Seks voor
het huwelijk is, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, toegestaan. Echter onder zeer
speciale voorwaarden. Het mag alleen op vrijdagavond. Vrije boerenzonen klimmen dan naar
binnen bij huwbare boerendochters. In de bedstede speelt zich, met beider instemming, af wat
je wel raden kunt. Daarna zitten ze voor eeuwig aan elkaar vast.
Vooral de laatste legende is volstrekt ongeloofwaardig. Dit verhaal is in de jaren-zestig in de
wereld gebracht door een pulpbladjournalist met - niet ongewoon in zijn beroep - een morbide
fantasie.
Staphorst heeft geen station, al ligt het aan de spoorbaan Zwolle - Meppel. Vanaf Zwolle
neem ik de bus. Op de weg van Rouveen naar Staphorst staan boerderijen met groene luiken.
Fraaie hoeven, maar mag je ze nu eigenlijk fotograferen? Andere vraag: valt het maken van
digitale stills ook onder fotografie? Het zal wel tot 2048 duren voor de wet daarover
uitsluitsel geeft. Ik stel me de scene voor als de koddebeier mijn filmrolletje opeist. "Da's nou
rottig voor u. Er zit namelijk helemaal geen filmrolletje in." Niemand gelooft dit natuurlijk. Op
het politiebureau moet ik met lede ogen aanzien hoe mijn camera geheel en al gedemonteerd
wordt. Er zit inderdaad geen rolletje in. "Meneer, camera's zonder filmpjes, van dat soort
stadse fratsen houden wij hier niet", zegt de rechercheur op barse toon.
Bij een willekeurige halte stap ik uit. Ik loop in de richting van het dorp en zie het volgende bord:
Eén legende ontzenuwd. Er mag wel degelijk gefotografeerd worden, zij het geen levende
personen. Ook het televisieverhaal kan naar het land der fabelen. Op het dak van vrijwel elke
hoeve prijkt een levensgrote antenne. Verder is de Staphorster ook niet afkerig van de
gemakken der moderne tijd. Er rijden hier grote sleeën van auto's rond en van die vervelende
rotbrommertjes.
Over vloeken staat niets vermeld, behalve dat het ieder doel mist. Daar ben ik het niet mee
eens. Op zijn tijd, onder de goede omstandigheden, gaat niets boven een knetterend
"godverdomme". Het lucht enorm op en je kunt er je woorden kracht mee bijzetten. Ons recht
op vloeken ligt tegenwoordig verankerd in de grondwet; terecht.
Blijft nog een legende over: de seks. En die legende blijkt nu juist waar te zijn (geweest). Althans dat zou je kunnen opmaken uit de bedekte termen die daarover gebruikt worden in het museum, dat is gevestigd in een oude boerderij. Er staat vermeld dat huwbare dochters een speciaal voorkamertje kregen dat vanaf de straat gemakkelijk bereikbaar was. Om de inklimming door bronstige boerenjongens te vergemakkelijken, denk ik met mijn dirty mind. Het schijnt nog waar te wezen, ook.
Staphorst is verder niet zo'n bijster boeiende plaats. Ik reis door naar Meppel, een busritje van
tien minuten. Ook Meppel is verre van interessant. Van het station vertrekken niet minder dan
13 buslijnen. Na 19.00 wordt dat aantal gereduceerd tot drie, die nog een ritje rijden om 19.15
en nog een om 21.15. De stadsdienst staat om 18.00 uur al in de garage. Geef mij de grote
stad maar.
Op een veranderlijke juli-dag ga ik naar de Hoge Veluwe om het complete net van fietspaden
af te leggen, zo'n 40 kilometer. Razend populair in de Hoge Veluwe zijn de witte fietsen, die
op diverse punten van het park gratis meegenomen kunnen worden, onder voorwaarde dat je
ze weer heel terugbrengt bij een standplaats. De fietsen mogen het park niet verlaten, noch
tijdelijk, noch definitief.
Eerst rijd ik in zuidelijke richting, naar de ingang Schaarsbergen. Halverwege ligt een aterplas.
Een gezin zit te picknicken. Een van de kinderen plukt een grassprietje. Pa en moe gillen
verontwaardigd dat dit een natuurgebied is, waar planten met rust gelaten moeten worden.
Het kind kijkt ongelovig. Er staan hier biljoenen grassprietjes. Een zullen ze er toch niet
missen. Om helemaal zeker te zijn plukt de jongen nog een grassprietje. "Nee, niet plukken,
zeg ik toch. Dit is een principiële zaak, er worden in een natuurgebied geen planten geplukt".
Deze brave burgers zijn ongetwijfeld met een grote, vervuilende stinkauto naar het Nationale
park gekomen. Ik vind dat de natuurgekte in dit land bizarre vormen begint aan te nemen.
Twee jaar geleden heb ik daar, ook naar aanleiding van een bezoek aan de Hoge Veluwe, een
stukje over geschreven. Geheel voor eigen genoegen; de digitale reiziger bestond toen nog
niet.
Hier volgt het stukje digitale reiziger avant la lettre.
Donderdag 27 juli 1995.
Vandaag naar de Hoge Veluwe. (Trein naar Ede, ruime overstap op lijn Midnet 110 - 29
minuten wachten -; busrit van 30 min. door mooie bossen). Vorig jaar heb ik het
"Museonder" (ondergronds museum) bezocht en een hele middag gefietst over het 50 km-2
grote terrein; dit jaar stond het Kröller-Müller museum op het programma. Nu heb ik het
voordeel dat ik geen verstand heb van kunst, dus ik kan me beperken tot het mooi of lelijk te
vinden. Mooi vond ik de sombere, stoere koppen op de schilderijen van Ch. Toorop; lelijk
vond ik een enorme zaal met daarin slechts één kunstwerk, bestaande uit enkele banen textiel.
De typisch Hollandse gedachte "wat zonde van al die ruimte" drong zich sterk aan me op.
Een schilderij is natuurlijk niet alleen mooi of lelijk; het gaat er ook om welk verhaal je er
zelf bij kunt verzinnen. Bij de aardappeleters van v. Gogh kun je meer verhalen verzinnen
dan bij een aantal plukken schapewol, geplakt op een stuk donkerrood linnen, dat ook voor
kunst door moest gaan. Hoe durft iemand het op te hangen met zijn naam eronder.
Buiten in de beeldentuin begon het te regenen. Ik ben het bezoekerscentrum ingevlucht, waar
een expositie was over hoe de Veluwe in de loop van de jaren was ontstaan. Ik wordt altijd
sterk gefascineerd door de natuur in Nederland, of liever het ontbreken daarvan. Eerst was
er op de Veluwe een heel dicht oerbos; vervolgens werd dit in cultuur gebracht als
landbouwgrond. Het veranderde daardoor in heide, dat begraasd werd door schapen. De
boeren putten deze heidegrond te veel uit, waardoor zandverstuivingen ontstonden. Toen de
hele Veluwe in de 19e eeuw in een Sahara dreigde te veranderen, begon met dennen te
planten om verdere verstuiving te voorkomen. Vandaar dat we nu, als we op de Veluwe in de
"natuur" lopen, allemaal dennebomen zien. "De unieke zandverstuivingen dreigen te
verdwijnen" meldt een bordje op spijtige toon. Logisch dat de nog overgebleven
zandverstuivingen zorgvuldig geconserveerd, en zelf uitgebreid worden. Ook het
heidelandschap dreigt achteruit te gaan, en te veranderen in wat het oorspronkelijk was: bos.
Geen nood, zet er gewoon wat uitheemse dieren op om het kaal te vreten, en het blijft heide,
dus "natuur". Voltaire zei het al: "God schiep de wereld, en de Hollander schiep Holland".
Wat hier natuur heet, is meestal het gevolg van drievoudig menselijk ingrijpen: eerst in
cultuur brengen, of zo je wilt verpesten; dan veel moeite investeren om het terug te brengen
in een vorige staat, en ten derde nog meer moeite investeren om het altijd en eeuwig in die
staat te houden, en te verhinderen wat de natuur van nature doet: veranderen. Ik zeg niet dat
het niet mag of niet moet; ik ben zelf donateur van diverse natuurbeschermingsorganisaties,
maar als je erover nadenkt is het wel een beetje van de zotte. Ik had nog meer diepzinnige
gedachten, maar zal ze je besparen.
Vrijdag 28 juli 1995
Toen ik gisteren thuiskwam, lag toevallig het mededelingenblad van de vereniging Het
Gelders Landschap in de bus. Artikel over de man, die ervoor verantwoordelijk is dat het
Wekeromse Zand niet verandert in het Wekeromse Bos. Regelmatig verschijnen daar
werklieden en bulldozers ten tonele om het terrein "los te maken", zodat het zand "lekker kan
blijven stuiven". Dat losmaken zal wel een eufemisme zijn voor het met wortel en tak
uitroeien van alles wat groen is.
PS: zag je die oude spelling? Dennebomen!
Terug in 1997:
Als ik verder fiets begint het zachtjes te motregenen en even later veel harder te motregenen. Ik parkeer mijn fiets bij de ingang Schaarsbergen en wacht onder een boom totdat de bus arriveert. Een grote stroom van auto's baant zich een weg naar de uitgang.
Als ik thuiskom ligt ook deze keer het blad van Het Gelderse landschap in de brievenbus. Ik
gooi het ongelezen in de oud-papierbak; heb ik vandaag toch nog iets voor het milieu gedaan.
Vandaag heb ik hem dan toch maar eens genomen, en wel om 11.48 in Breda. Ruim een uur
eerder arriveer ik al in deze stad en fotografeer zo het een en ander. De spiegelende bol in het
Begijnhof geeft een Escheriaans effect. Ruim op tijd terug naar het station: de volgende, en
laatste "IC-plus" naar Limburg vertrekt pas over 7 uur.
Waaruit bestaat nu precies het Plus-karakter van deze trein? Niet uit de snelheid. De trein doet
exact even lang over zijn reis van Den Haag naar Heerlen als alle andere treinen van de
5500-serie, die een uurdienst onderhoudt tussen beide steden. Ook aan de rijeigenschappen
kan het niet aan liggen; de treinen zijn identiek aan hun broertjes, die zoveel uur vroeger of
later vertrekken. Nee, het draait om de inrichting en om extra service.
Reizigers zitten in gezellige zitjes in plaats van de saaie coupe's met hun opstelling van twee
banken bij twee. De tafels zijn groot genoeg voor een picknickmand of voor een
laptopcomputer. De stoelen zijn zo comfortabel als stoelen in andere treinen eigenlijk ook
zouden moeten zijn. De man met de koffie- en broodjeskar komt in deze treinen echt
regelmatig langs. Voor de kleuters is er een hoekje met tekenfilms en met patrijspoorten op
kinderhoogte. In de eerste klas kunnen alle moderne communicatiemiddelen aangesloten en
gebruikt worden.
Als ik instap blijk ik in de eerste klas terecht te zijn gekomen. Wagen na wagen loop ik door;
maar het blijft eerste klas. Aan het eind van de trein kun je achteruitkijken. Het is een leuk
gezicht om de rails onder je door te zien schieten. Eigenlijk zou er een panoramawagen mee
moeten rijden.
Ik loop terug naar voren. Onderuitgezakt in een eerste klas coupe hangen de twee
conducteurs; poten op de bank. Die zien we voorlopig niet langskomen. Boven elke
schuifdeur is een display waarop de aankomsttijd op het volgende station staat aangegeven.
Hoe populair is de IC-plus? Heel populair, zo te zien aan de vrolijke gezichten van mijn
mederezigers. De IC-plus is altijd vrij druk; drukker dan je midden op de dag zou verwachten.
Veel pretreizigers stellen hun reis een of twee uurtjes uit om met de IC-plus te kunnen reizen.
Aan het einde van de reis komen de conducteurs toch nog even langs. Het tonen van de kaartjes is facultatief. "Iedereen geknipt?" roepen ze, terwijl ze in looppas langs de banken rennen. "Iedereen al naar de kapper geweest?"
Om 13.36 komen we in Heerlen aan. De IC-plus zal om 13.59 terugrijden naar Den Haag. Ik
wil via de heide naar Brunssum lopen. Gezien mijn neiging tot verdwalen koop ik een
plattegrond en bestudeer die in de stationsrestauratie. "Ouahblief", vraagt de serveerster als ik
mijn bestelling heb opgegeven. Wonderlijk taaltje, dat Heerlens. Beetje simpel. Je kan zeggen
wat je wilt: het antwoord luidt altijd: "Ouahblief?"
Ik stippel een route uit. Vanaf het station zal ik via het dorpje Palemig naar de Heksenberg
lopen, waarvan de top ligt op de respectabele hoogte van 138,2 meter boven NAP. Ik wordt
geïntrigeerd door dat "komma 2". Hoe meten ze dat zo precies? Hoe kun je er nu zeker van
zijn dan het niet komma 1 of komma 3 is? Wordt dit wel regelmatig nagemeten?? Van de
Heksenberg zal de tocht verder gaan via de Schrieversheide (121,8 meter boven NAP), de
Heidecamping, het bezoekerscentrum en uiteindelijk het centrum van Brunssum.
Het begint verkeerd. Mijn wandeling vangt aan met een zwerftocht door het centrum.
Uiteindelijk dringt het tot me door dat ik, met plattegrond en al, aan de verkeerde kant van het
spoor sta. Terug door de stationshal waar opvallend veel haveloze types rondlopen. De rest
van de wandeling verloopt volgens plan, afgezien van het feit dat ik het bezoekerscentrum niet
weet te vinden. Een mooie wandeling; vooral bos, dat ook in Limburg de heide misschien wel
aan het verdringen is. Helemaal niet zo erg: van zo'n bos heb je twaalf maanden per jaar
plezier, terwijl die heide maar twee, drie weken in bloei staat. Buiten de bloeitijd is heide wel
wat saai.
Brunssum is het hoofdkwartier van AFCENT, een NAVO-club. Er is niet veel van te merken.
Je verwacht ritsen tanks en viersterrengeneraals, maar het valt mee. Die NAVO ligt, bij gebrek
aan een duidelijke vijand, een beetje op zijn achterste. Ik zal de laatste zijn om het te
betreuren.
Fast Flying Ferries uit Urk tenslotte, die vorig jaar de primeur had met dagtochten van
Amsterdam naar Kampen per draagvleugelboot, heeft haar vloot nu verdubbeld van één tot
twee exemplaren. Op een zaterdagmiddag neem ik de snelboot van Kampen naar Amsterdam.
Eerst een bezoekje aan Zwolle. Als de trein deze stad nadert, vernemen we zowaar nog iets
van de conducteur, die zich de hele rit niet heeft laten zien. Op de aankondiging doet hij extra
zijn best. Vermoedelijk heeft hij een uur lang staan te bedenken wat voor leuks hij deze keer
weer zou brengen. "Wij bevinden ons in de Interkitty naar Greuningen"; (...) over enkele
monumenten naderen wij Zwolle, (...) reizigers voor het stoppertje naar Emmen kunnen
overstappen, maar moeten dan wel eventjes zorgen dat ze hun persoonlijke eigendommetjes
meenemen. Verder moet u goed letten op de nummers boven de schuifdeuren. Heeft u ze
gevonden? Ja zeker, het zijn die nummertjes met die vier cijfers".
Ze zouden een humorfestival voor conducteurs moeten houden. De geestigste conducteur
wint een enkele reis naar de bijstand. Waarom knipt zo'n vent niet gewoon kaartjes, daar is hij
toch voor aangenomen?
In Zwolle loop ik via het Engelse Werk, gelegen ten noorden van de spoorbaan Zwolle-
Amersfoort, naar de wijk Schelle. Een mooie groene wandeling van een kleine anderhalf uur.
Ik pak bus 5 naar het centrum. Bij het station blijft de bus ruim tien minuten staan. Dat hoort
zo in Zwolle. Als je in Het Station zit te dineren, zie je niet anders dan doorgaande bussen, die
maar niet willen doorgaan. Na dit oponthoud rijden we naar het centrum, of liever: om het
centrum heen, want Zwolle is een van de steden waar de bus uit het stadshart getreiterd is. Bij
de Sassenpoort houdt een vrouw de chauffeur bijna tien minuten aan de praat; in een andere
bus heeft zij haar tas laten staan en of dat even omgeroepen kan worden. Mijn ritje van Schelle
naar de Diezerpoort, een kleine 2 kilometer, heeft een halfuur geduurd. Het was mijn eerste,
en naar ik hoop, laatste rit met een Zwolse stadsbus. Veel Zwollenaren denken er zo over. Op
zaterdagmiddag rijdt de bus hier leeg rond. De abri's zijn verlaten.
Bij mijn vorige bezoek aan Zwolle vroor het 15 graden. Nu is het bijna 45 graden warmer.
Lekker langzaam kuieren langs de oude stadsmuren en de vele andere monumenten in dit
mooie hoekje van de Hanzestad.
In een andere Hanzestad, Kampen, neem ik om kwart voor vier de draagvleugelboot naar
Amsterdam. Er zijn slechts zeven passagiers aan boord. Naast de digitale reiziger een gezin
met vader, moeder, jongen en meisje en twee dames die vanmorgen een retour
Amsterdam-Kampen hebben gekocht en nu, zonder onderbreking, beginnen aan de terugreis.
Met vier man personeel aan boord, is dit een verliesgevend tochtje. Er heerst een beetje melige
stemming. "Hee, heb jij je pillen wel in de goeie volgorde ingenomen" roept iemand naar
boven, waar de kapitein zit die dit snelheidsmonster bestuurt.
FFF begon dit seizoen met drie retourvaarten per dag; daarvan is er inmiddels al een
geschrapt. Buiten het toeristenseizoen wordt de draagvleugelboot verhuurd voor parties en
dergelijke gelegenheden.
Ik neem plaats op een van de zeventig vliegtuigstoelen. We hoeven geen veiligheidsriemen
vast te maken. In de IJssel varen we nog met een matig gangetje; zo'n 30 kilometer per uur.
Dan kondigt de kapitein aan dat de snelheid opgevoerd zal worden, waardoor we "op de
vleugels zullen komen". De kruissnelheid bedraagt daarna zo'n 60 tot 65 kilometer per uur. De
topsnelheid van de boot ligt rond de 75.
De boot zeilt als het ware over het water, gedragen door de vleugels. Je merkt daardoor niets
van de - overigens niet al te hoge - golven. Het langzame en gedurige heen-en-weer,
op-en-neer, waar je op een normale boot zo lekker zeeziek van kunt worden, ontbreekt. De
boot trilt niet erger dan een wat ouderwetse autobus. Je kunt er gemakkelijk bij lezen.. en
schrijven. Als ik de laatste bezigheid beoefen, wordt ik aangesproken door iemand van het
personeel, die misschien een echte journalist in mij vermoedt. FFF gaat zeer binnenkort een
lijndienst openen van Velsen naar Amsterdam. De NZH-bus komt te vervallen.
In de boot hangt een ingewikkelde technische beschrijving, die ik niet zal proberen samen te
vatten of zelfs ook maar te begrijpen. Ik lees dat de boot zo'n 25 jaar geleden gemaakt is in
Rusland. Ironisch: wij Hollanders hebben de Russen driehonderd jaar geleden de beginselen
bijgebracht van de scheepvaart; de meeste Russische scheepvaarttermen zijn afgeleid uit het
Nederlands. Nu kopen wij hun afdankertjes. De boot heeft in zijn vaderland dienst gedaan op
een groot meer.
Ik kijk op de kaart, om een idee te krijgen waar we varen. Mijn orientatievermogen is erg
gebonden aan spoorlijnen; op het water raak ik nog sneller de draad kwijt dan gewoonlijk.
Volgens de kaart varen we door het Keteldiep, tussen de Noordoostpolder en Oostelijk
Flevoland. Ik ga de twee dames gezelschap houden op het panoramadek. Ik moet ineens
denken aan de panoramawagen (Panwag) uit de "De Bloedende trein", een van de beste
verhalen van (reisverslagen)schrijver Bob Den Uyl.
De snelheid is imposant. Boten die we inhalen, lijken wel achteruit te varen. Hier moet je
dynamische forenzen mee kunnen lokken. "Ik ga tegenwoordig met de Jet-foil naar mijn
werk".
Wij ontmoeten een boot uit het driemastertijdperk. Even lijken we op een ram-koers te zitten,
maar onze boot manoeuvreert tijdig naar stuurboord. Die ram-koers, dat is maar verbeelding;
we passeren de boot op zo'n honderd meter.
Een meeuw kan, bij nadering van de draagvleugelboot, nog net wegvliegen. Het beest kijkt
ontzet en een beetje verontwaardigd; zoiets heeft hij nog nooit meegemaakt. Dit moest
verboden worden!, denkt de meeuw, anders kan ik net zo goed in de stad gaan wonen.
Even over half vijf naderen we Lelystad. De Houtribsluizen komen in zicht. Manoeuvreren in
de sluizen is nooit makkelijk. Onze boot ligt op een gegeven moment diagonaal. Een jachtje
kiest de wijste partij en maakt zich uit de voeten, voor zover een boot voeten heeft.
We passeren het poldermuseum en de scheepswerf Batavia. Bij de haven stappen vier van de
zeven passagiers uit. Ik vaar verder met de twee dames, die al vanaf twaalf uur op de boot
zitten, maar nog lang niet genoeg hebben van de reis. Echte waterliefhebbers. Ze overwegen
een motorboot te kopen.
We koersen op Amsterdam aan. In de verte zien we de energiecentrale bij Diemen al roken.
Ontzettend veel zeilboten zijn onderweg.
Ter hoogte van Schellingwoude varen we de Oranjesluizen binnen. Hier duurt het schutten vrij
lang. "Kijk eens, die daar staat te koop" gilt een van de dames. "Meneer, u hebt jonge ogen.
Kunt u misschien het telefoonnummer lezen?" Ik zet mijn pikdonkere bril af en kijk. Ik kom
tot negen cijfers. Na intensief turen zie ik dat er ergens nog een 1-tje tussenstaat. "Bedankt
hoor meneer; dat netnummer is Hoorn, daar gaan we over bellen. Een prachtig bootje".
Als tegen zes uur afmeren in Amsterdam, achter Centraal Station, staan zo'n zeventig
passagiers klaar voor de terugreis. Ik loop naar het hoofd van de pier en kijk naar een honderd
meter lang binnenschip, dat aan het manoeuvreren is. De kapitein van de draagvleugelboot
komt naast me staan en zegt: "prachtig, die grote boten. Ik heb zelf gevaren in de duwvaart,
die boten waren nog langer". De kapitein vertelt verder over de problemen met de
draagvleugel-lijn. De sluizen vormen een vertragende en onberekenbare factor; je weet nooit
hoe lang het duurt. Zonder de sluizen zou de boot de trein kunnen kloppen op snelheid.
Verder is de Russische motor eigenlijk wat te zwak. Bij grote belasting wordt te weinig kracht
ontwikkeld om op de vleugels te komen. Dan kan de snelheid niet hoger opgevoerd worden
dan 35 kilometer per uur. Ook bij mist wordt natuurlijk niet op topsnelheid gevaren. Het is al
met al moeilijk om een regelmatige dienstregeling uit te voeren.
Ik kijk de draagvleugelboot na en rond de dag af door het IJveer te nemen naar de
Adelaarsweg. Ineens kan ik niet genoeg krijgen van varen, dat ik altijd heb gezien als een saai
tijdverdrijf. Thuis lees ik in de krant, dat de hekgolven van de STENA-lijn in Felixstowe
tientallen badgasten van het strand hebben gespoeld. Verder zijn er klachten over de vette
walm uit de uitlaat. Ik hoop dat deze problemen de opmars van de hogesnelheids-boten niet
zullen stuiten.
Frans Mensonides
20 augustus 1997
De boot blijkt eigendom van de Arnhemse Rederij "Flying Dutchman" en doet in Rotterdam dienst als toeristische attractie; niet als openbaar vervoer. Vanaf de Mullerpier tegenover de Euromast vertrekt de draagvleugelboot, die eveneens Flying Dutchman heet, voor een rondvaart langs het Botlekgebied. Op zaterdagmorgen vaart de Vliegende Hollander nog iets verder, nl. naar de Europoort.
Op zaterdag 23 augustus gaat Nederland gebukt onder een lome hitte. De geringste inspanning wordt bestraft met bonzende slapen, draaiduizelingen en zweet dat over voorhoofd en rug naar beneden golft. Uitgelezen weer voor een boottochtje. Mijn broertje Sjoerd mag deze keer mee. Tijdens zijn wereldreizen heeft hij veel meegemaakt, maar nog nooit een tocht per draagvleugelboot.
Op de Mullerpier koopt Sjoerd een kaartje dat veel wegheeft van een vliegticket naar een ver en heet land. Wanneer ik me een minuut later meld aan het loket, slaat ogenblikkelijk de kaartjesprinter op tilt. Het in het honderd laten lopen van geautomatiseerde processen, louter door er naar te kijken, behoort tot mijn schaarse talenten. Ik wil nog iets roepen over resetten en Control-Alt-Delete, maar vind dat ik voor vandaag wel weer genoeg schade heb aangericht. Aan mij, en aan allen die na mij komen, wordt een ouderwets kartonnetje overhandigd, met kleine lettertjes over vermakelijkheidsbelasting. Ook dit kartonnetje geeft recht op een rondvaart.
Tegen half drie komt De Flying Dutchman aangevaren. De boot ziet er wel wat moderner uit dan zijn collega uit Urk. Hij is veel groter: 122 passagiers kunnen er een plaatsje vinden.
De reder doet er alles aan om de opvarenden het gevoel te geven dat er sprake is van een vlucht. Het blijkt uit de naam van de boot; het blijkt ook uit vele details. De hostesses zijn gekleed als stewardessen; de kapitein heet wing commander, de vaartochtjes hebben een vluchtnummer en op de stoelen kun je je vastsjorren in heuse veiligheidsriemen. De passagiers worden echter niet gecontroleerd op bezit van kleefbommen en vuurwapens.
Het panoramadek is al bezet als wij aan boord stappen, maar geen nood. Op het andere dek,
waar de stoelen drie-aan-drie staan opgesteld, zal een televisie beelden vertonen van wat er te
zien is aan de voorkant van het schip. Voorlopig roept het scherm op tot het vastmaken van de
veiligheidsriemen.
Als de boot langzaam het zeegat uitvaart, worden op het beeldscherm de reddingsvesten gedemonstreerd. Niet omdat de verwachting bestaat dat de boot zal zinken, maar om de vergelijking met een vliegreis compleet te maken. Een stem meldt dat een draagvleugelboot niet zozeer vaart, als wel vliegt op zeer geringe hoogte.
Eerst voert de tocht langs Tropicana en Kralingen, in de richting van de van Brienenoordbrug. Als ik een foto wil maken, merk ik hoe snel ook deze draagvleugelboot vaart. De te fotograferen gebouwen en tegenliggers hebben de neiging, uit mijn beeld te verdwijnen voordat ik de "sluiter" heb kunnen indrukken.
Bij de meest besproken brug van Nederland keren we. De Dutchman ligt zeer stabiel op het water. Vooral bij hoge snelheid merk je helemaal niets van de golven. Er staat weinig wind, maar ook de hekgolven van andere boten (bijvoorbeeld die van de prachtige, moderne Spido, die we zoef, zoef passeren) kunnen onze boot niet aan het schommelen krijgen.
Hoe snel zou hij nu eigenlijk varen? Zo op het oog geschat veel minder dan de topsnelheid van 75 kilometer per uur. We meten de tijd die verloopt tussen het passeren van de Willemsbrug en de Erasmusbrug. Die bedraagt 66 seconden. Deze bruggen liggen zo'n 900 meter van elkaar. De snelheid van de boot is dus een kleine 50 kilometer per uur.
We laten de Euromast rechts liggen en zetten koers naar Schiedam, Vlaardingen en uiteindelijk het Botlekgebied. Een mooie tocht langs zeekastelen, loodsen, overslagplaatsen en peperdure torenflats. Rotterdam heeft van alles het grootste ter wereld: de grootste haven, de grootste raffinaderij, de grootste containeroverslag, de twee grootste beweegbare bruggen. De laatsten zijn niet van onbesproken gedrag: haarscheuren en slingerbewegingen baren de ingenieurs grote zorgen.
Voordat je weet wat er aan de hand is, komt de Mullerpier alweer in zicht. De tocht van ca. 32 kilometer is binnen drie kwartier afgelegd. Het komt neer op een kruissnelheid van ongeveer 45 kilometer per uur. In de spitstijd is er in deze metropool geen enkel vervoermiddel dat deze gemiddelde snelheid kan evenaren. Alleen de metro Spijkenisse - Rotterdam CS komt er enigszins bij in de buurt.
Die hoge snelheid moet mogelijkheden bieden voor een openbaar vervoerverbinding, vooral in het Europoortgebied, waar niet meer OV rijdt dan een handjevol bedrijfsbussen. Helaas kunnen niet al te veel halteplaatsen aangelegd worden; het halteren van de boot vreet tijd, waardoor de gemiddelde snelheid keldert.
Verder is het de vraag of het tarief van de "Dutchman" betaalbaar is voor de doorsnee
havenarbeider. Ik heb de afgelopen weken een bedrag neergeteld voor mijn twee "vluchten",
dat in de buurt ligt van het NS-kilometertarief eerste klas. Een probleem dat vraagt om een
creatieve oplossing. Ik zie het duidelijk voor me: op de forenzenboten hebben we straks
VIP-class, Business Class en Economy-class. En geen dubbelboekingen en luchtvaartrampen,
naar ik hoop.
Frans Mensonides
30 augustus 1997