De boot als OV
Sinds 1, 2, 8 en 9 november 1999 varen er nieuwe snelle schepen in Nederland. Tussen Dordrecht en Rotterdam vaart zo af en toe de Fast Ferry. Tussen de Drechtsteden onderling vaart de Waterbus, een soort vlugge veerpont.
Dag 1: Dordrecht-Sliedrecht |
Dag 2: Alblasserdam-Dordrecht-Rotterdam |
Dag 3: Dordrecht-Rotterdam |
Je kunt ze dus geen vlekkeloze start verwijten. Stel je voor: in OV-land meteen goed beginnen:
laat ons niet lachen! Maar problemen komen nooit alleen:
Eerst kwamen de klachten van de overige kapiteins op het drukbevaren water. De golfslag
veroorzaakt door de Fast Ferry zou schade toebrengen aan aangemeerde schepen. Een week later
werden de klachten serieus genomen en werd een tochtje Dordrecht-Rotterdam een kwartiertje
langer, en omdat dan een tekort aan schepen ontstaat moest er een uurdienst worden
ingesteld.
Kortom een behoorlijke verslechtering van de dienstregeling. En "een goed begin is het halve werk", zo luidt het bekende en toepasselijke spreekwoord.
En dan nu eindelijk de ervaring zelf:
Maandag 8 november stap ik in de trein naar Dordrecht. Het is een matig bezette DD-IRM. Schuin tegenover me zit een chique dame met een overdreven grote armband. Telkens als ze haar arm beweegt dan rinkelt haar armband. Daar ik me dus mateloos aan irriteren. Nadat ze een kop thee heeft besteld bij de tender, laat ze het suikerzakje op het verkeerde moment scheuren. Met haar armbandarm veegt ze de suiker van het tafeltje. "Zijn we er nou nog niet?" verzucht ik zachtjes, met mijn vingers trommelend op het a-symetrische tafeltje.
In Dordrecht kijk ik op de kaart. Ik wil eerst naar het eindpunt Hooikade. Daarvandaan vertrekken beide Waterbussen naar Zwijndrecht. Vervolgens naar Dordrecht Merwekade en naar Papendrecht. Dan spitst de vervoerslijn zich in tweeën en gaat er een waterbus naar Alblasserdam, een eentje naar Sliedrecht. Volgens de kaart komt daar bus 21. Volgens de haltepaal echter bestaat bus 21 niet. Niet meer, want in de glorietijden van het beruchte Dordtse 3-bussensysteem reed die nog wel. De overgebleven Citybus 20 rijdt nog wel, maar niet meer in de 3 minutendienst van weleer.
Bus 20 rijdt niet echt in de buurt van de Hooikade, en ik besluit dan maar te gaan lopen. Al na een paar stappen bedenk ik me, en ga bij de eerstvolgende halte staan. Bus 20 komt redelijk vlak daarna aanrijden. Het is weer zo'n lachwekkend klein LPG-busje. De chauffeur zit voorin, passagiers stappen ongeveer in het midden van het busje in. De chauffeur draait z'n nek een kwartslag om, een kwartslag te weinig om mijn kaart te aanschouwen. Wordt er nou van mij verwacht dat ik over dat deurtje van de bestuurder heen klim om mijn OV-kaart te laten zien? Een beetje nonchalant zwaai ik vluchtig met het beroemde roze kaartje "Dan moet je maar gewone bussen kopen, hoor". Ik neem plaats naast een oud mevrouwtje. Bij de volgende halte wil ze eruit, en zegt tegen mij dat de bus hier ophoudt. "Oh?" Antwoord ik, maar ik zie dat ik de niet enige ben die blijft zitten. Morgen leer ik dat er ook extra diensten zijn, die slechts tot deze halte, bij de HEMA, rijden. Mijn bus rijdt nu gewoon het rondje door de binnenstad.
Het kleine busje wringt zich door het oude Dordtse centrum. Sommige straten zijn zelfs te
smal voor een beetje fietspad, maar de Citybus rijdt er doorheen. Korte halteafstanden. Mooi.
Bij halte Merwekade zie ik de boothalte. Daarover later meer. Een paar haltes later stap ik
uit bij halte 18. Op de gok loop ik door smalle steegjes richting het water. Ik kom te
noordelijk uit en loop op de glibberige kademuur richting spoorbrug. Verderop zie ik het
ponton.
Het ponton is met kleuren en hekken verdeeld in twee delen. De ruimte met de zitjes is bedoeld voor de wachtende reizigers, de strook langs het water is voor mensen die net uit de boot komen. Zo worden knokpartijen en duwsituaties zoals bij NS voorkomen. Daar heeft men over nagedacht.
Op het ponton tref ik een man die vraagt of je op de boot ook kaartjes kan kopen: de automaat op het ponton doet het nog niet. Ik wijs hem op een aangeplakt A4'tje waarmee de reiziger attent wordt gemaakt op het feit dat er vandaag maandag 8 november nog geen plaatsbewijzen nodig zijn voor zowel de Fast Ferry als de Waterbus. De man vertelt nu dat hij sowieso niet van plan was een kaartje te kopen, hij werkt namelijk voor een van de bedrijven die Fast Ferry runnen. Hij zou zich er wel uit 'lullen'.
Als de 30-meter lange Waterbus er aan komt, komt die niet vanaf Zwijndrecht, zoals eigenlijk hoort. Ik heb vergeten de dienstregelingen mee te nemen, dus ik heb geen idee waar deze Waterbus heen gaat.
Een mannetje komt via een deurtje uit de Waterbus en legt eerst een touw om een kleine bolder. Via een loopplank stapt hij uit en loopt over het ponton naar de achterste loopplank. Twijfelend waar ik nou moet instappen achtervolg ik de man. Het blijkt dat ik gewoon achterin mag instappen.
Het 'balkon' is bedoeld voor fietsen. Langs de achtersteven van het schip is een fietsenrek geplaatst. Er is nog ruimte zat om fietsen neer te zetten. De rest van het balkon is bedoeld als staanplaats, en voor rokende reizigers. Via een automatische deur met drukknop komt de reiziger in de coupe.
Het is binnen ruimer dan je van buiten af zou verwachten. Zo'n klein bootje op zo'n grote
vlakte van water, krijg je daar nou 80 zittende mensen in. Het antwoord is ja. En dan kunnen
er nog 40 buiten staan.
Er zijn drie rijen stoelen, met twee gangpaden. Iedereen kijkt vooruit, met uitzicht op een
saaie wand. De stoelen bestaan uit staal met een dunne bekleding. Samen met het feit dat je
erg naar achter leunt, zijn de stoelen niet erg comfortabel. De beenruimte is niet geweldig
groot, maar onvoldoende om gewoon staand je stil plaats te bereiken. Dat is in de meeste
bussen en trams ook zo, maar daar kun je je door middel van een stang in slingeren.
We vertrekken meteen. De werknemer doet de achterklep dicht en loopt binnendoor naar de voorste, die hij ook sluit. Als we ons van de kade af bewegen, klinkt de luidruchtige boegschroef. Die zorgt ervoor dat we naar recht naar links en naar rechts kunnen varen. In computerspelletjes heet dat 'strafen'.
De Waterbus vaart nu wel naar Zwijndrecht. Twee mensen stappen uit, een groepje van vijf oudere heren en dames stapt in. Ik vraag me af hoe nuttig het is om zo'n grote boot als de Waterbus te laten varen op het stukje Dordrecht Hooikade-Zwijndrecht. Het pontje dat hier ook (nog) vaart, is veel makkelijk in het gebruik: hoeft niet omslachtig aan te leggen. Maar de overstekende passagiers krijgen er wel wat voor terug: meer plek voor de fiets en een hogere frequentie (namelijk 4 tegen 3 in het uur).
We varen nu naar de Merwekade. Het gaat nog steeds niet echt snel. Het schip schommelt zachtjes op de golven van passerende schepen. Eenmaal bij de Merwekade varen we het ponton eerst voorbij. Dan draaien we met een grote boog langszij. Blijkbaar heeft de kapitein liever dat we alleen links 'halteren'.
Het groepje van vijf heeft net de boot naar Rotterdam gemist, en mag in de Waterbus blijven zitten tot ze weer terug zijn bij de Merwekade.
Als we wegvaren moeten we even wachten tot een groot binnenvaartschip voorbij is. Weer
gebruik makend van de boegschroef maken we een mooie scherpe draai. Als we op koers liggen
wordt de snelheid opgevoerd. Het is moeilijk om te zeggen hoe snel het nu gaat: vaste punten
ter oriëntatie zijn allemaal te ver, op de oever. De maximumsnelheid is 35 km/h.
De mannen van het groepje (er is slechts een andere reiziger die stilletjes uit het raam
staart) nemen een kijkje op het achterdek. Een minuut later volg ik dat voorbeeld. Ik geef een
fikse dreun op de rode knop, en de deur schuift open.
Buiten waait het. Ik loop naar het achterste fietsenrek, en kijk naar het water dat onder de boot doorstroomt. Nu zie ik pas hoe snel het eigenlijk gaat. Dit is best wel een beetje spectaculair. Op de plek waar de twee V-vormige hekgolven bijeen komen ontstaat een grotere golf. Zo lijkt het net of een torpedo ons achtervolgt. Dat effect ken ik ook van de Discovery naar Engeland, maar daar is de torpedo-golf een of twee meter groot. Dat schip gaat dan ook 75 a 90 kilometer per uur.
Onder dit genot eet ik een boterham. Links en rechts passeren we andere schepen. We varen onder de N4 door, en onder de enkelsporige brug van de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen.
Sliedrecht varen we eerst een stuk voorbij, dan maken we een scherpe boog naar de oever. We varen een klein ex-haventje in. Deze 'steeg' wordt geheel en alleen bezet door de halte. Op de wal staat een gedeelte van de Sliedrechtse bevolking de Waterbus te bewonderen. Een even groot gedeelte staat bij de halte en stapt even later in. Het wordt nog druk.
Omdat van rondlopen met deze drukte geen sprake meer kan zijn, blijf ik maar braaf op mijn stoel zitten. Bij het invoegen op de Beneden Merwede moeten we even wachten op een groot schip dat bestaat uit een boeg van een groot schip, vergezeld met twee sleepboten. Op de losse boog staat een soort asfaltoven, of iets in die trend.
Eenmaal op koers, voeren we de snelheid op en gaat het weer richting Dordt. Omdat ik me een beetje ga vervelen pak ik maar een leerboek uit mijn tas en ga lezen in 'Sterkteleer', een van de saaiste boeken ooit. Waarachtig kan ik mijn aandacht er nog bij houden ook.
Bij de Merwekade stap ik uit. Nu maar wachten op de Waterbus naar Alblasserdam.
Wat ik niet wist is dat men slechts eens in het uur vaart. Hoewel ik even later de nieuwe (gewijzigde) dienstregeling haalde bij het loketje in een 'Portocabin', merkte ik dat niet. Ik stond daar zo'n 40 minuten te niksen. Een beetje verveeld stond ik te kijken naar langsvarende schepen op de Noord, Beneden Merwede en de Oude Maas.
Na de genoemde 40 minuten had ik het wel gezien. Of eigenlijk niet. Want de Waterbus naar Alblasserdam kwam niet opdagen, net als de Waterbus uit Alblasserdam. Teleurgesteld stap ik om 15.36 in de Citybus die me naar het station brengt. Bij de HEMA in de binnenstad zie ik het oude eindpunt van de gewone buslijnen. Voor de invoering van het 3-bussensysteem reden de gewone stadslijnen ook door naar de binnenstad. Nu weet ik eindelijk tot waar. Een enorme rij abri's omcirkelt de genoemde HEMA. Het moet hier gewemeld hebben van de bussen.
Bij het station stap ik uit en zie de Benelux staan. Rennen, misschien haal ik hem nog. Ik ren naar het middenperron en vlieg de trap op. Verkeerde perron! Nooit geweten dat Dordrecht twee eilandperrons had. Als ik de trap weer afren spring ik van de laatste treden. Het zijn er echter wat meer dan ik had gedacht, en het zijn ook nog lange treden. Mijn linkervoet knakt naar binnen en de rest van mijn massa belandt boven op de voet. "Oeps" zeg ik verontschuldigend, terwijl ik verga van de pijn. Strompelend en hinkelend ga ik de volgende trap op. Weer het verkeerde perron. De Benelux is de vertraagde naar Brussel Zuid. Op spoor 1 is net een IC naar Amsterdam binnen gekomen, maar die nog halen lukt me vast niet. Ik blijf wel op dit perron 10 minuten wachten op de sneltrein naar Amsterdam.
Op het balkon van DD-AR (dubbeldeks-stoptrein) neem ik plaats en let er op mijn voet
voorzichtig neer te zetten.
Bij Barendrecht is een zeer brede strook te zien waar men bezig is nog wat sporen aan te
leggen naast de bestaande sporen. Uiteindelijk moeten hier negen sporen komen: 4 gewoon, 2
HSL en 3 Betuweroute. Het moge duidelijk zijn dat Barendrecht hier niet zoveel plezier aan
beleeft. Bij Lombardijen stapt een grote hoeveelheid mensen in die duidelijk probeert de
conducteur te ontwijken. Ondertussen lees ik een beetje in 'Sterkteleer'.
Ik wring mezelf bij Rotterdam door de menigte en ik heb een mooie aansluiting op de snelbus
204 naar Zoetermeer. De bus is redelijk druk. Sinds enige tijd rijdt de bus niet meer via
het Weena, maar via de A13 en de Doenkade. Hoewel ik weer het boek op mijn schoot heb, heb ik
geen zin meer om het te lezen. Ik leun tegen het raam en doe mijn ogen dicht. Bijna de rit
houd ik mijn oogjes gesloten. Ik ben overigens niet de enige, de rest van de bus volgt het
voorbeeld.
De bus stopt enkele minuten op een halte op het industrieterrein in Zoetermeer: we zijn te vroeg. Da's zielig voor de man die bij de volgende halte, slechts enkele honderden meters verderop, uitstapt. Hij had liever gezien dat de bus bij zijn halte langer halteerde.
Op Centrum West heb ik om *.04 en *.34 een paar mogelijkheden om naar huis te gaan: bus 165, 166, 173 en 177. Ik sta te wachten op de meestal niet zo drukke bus 165 of 166, maar die komt niet opdagen. Vandaar dat ik op het laatste moment kies voor 177, of was het nou 173?
Wat dan ook, drie haltes verder stap ik uit bij de Bordeauxstraat en loop naar huis.
De volgende dag heb ik nog steeds last van mijn voet. Half rennend en strompelend haal ik net de rood-blauw-gele trein naar Rotterdam. Ik neem plaats in een van de rode wagons. Het is niet erg druk: ik deel mijn wagon met hooguit vijf anderen. Ik dood de tijd tussen Holland Spoor en Rotterdam CS met het lezen van zowel de Metro als de Sp!ts.
Op Rotterdam CS is niets te zien van de overval gisteren op de GWK. Beter gezegd: ik heb er niet opgelet. Een of andere oelewapper heeft bij een overval explosieven gebruikt, en daardoor zou de de gevel van de GWK eruit liggen.
Alle explosies en bomaanslagen negerend loop ik het metrostation binnen. Ik word door een
aantal RET-promoteams belaagd en ik krijg een soort kraslot in mijn handen geduwd. Zittende
in een oud metrostel zie ik dat ik kans maak op een of ander duffe weekendkaart als ik onder
het giftige zilverlaagje drie dezelfde tekentjes vind. Uiteraard is dat na enig krassen niet
het geval.
De metro stroomt vol, en meer mensen slaan aan het krassen. Dom gezicht.
Zuidplein is mijn eindhalte. Ik ben opzoek naar een bus naar Alblasserdam. Systematisch loop ik alle haltes van het busstation af. 49 buslijnen komen hier samen: 11 stads- en 38 streekbussen. Uiteraard is het (bijna) de laatste halte die ik aandoe: Bus 154. Als goedmakertje komt hij wel meteen aanrijden.
Bus 154 ken ik nog wel van een of twee jaar geleden. Hij rijdt aan de zuidoever van de Lek, helemaal naar Utrecht. Een mooie en lange rit. Ook de DDR heeft de hele rit uitgezeten.
Vandaag tref ik een oude DAF. Hij is niet vooruit te branden in het (relatief rustige) stadsverkeer. Pas als we de A16 over zijn komt er wat schot in de zaak. De Rotterdamseweg staat uit twee rijstroken, met in het midden een zogenaamde 'tidal flow'-busbaan. Deze rijstrook kan voor beide rijrichtingen worden gebruikt, echter een te gelijk: 's Ochtends Rotterdam in, 's middags richting Ridderkerk. Het is gelukkig rustig en de busbaan staat uit.
Als we Ridderkerk uit zijn en de brug over de Noord berijden kijk ik uit voor de steiger van de Waterbus. Ik zie hem links liggen, nog een aardig eind van de brug. Ook zie ik in de verte de Fast Ferry varen.
In het centrum van Alblasserdam stap ik uit. In de bus heb ik al gezien dat ik een mooie overstap heb op de Waterbus. Rustig loop ik in de richting waar voor mijn gevoel de steiger moet zijn. Inderdaad na zeven minuutjes lopen zie ik de steiger, samen met de boot zelf die net komt aanvaren. Nu pas valt het me op dat ook deze steiger een soort portaal heeft. Twee hoge lantaarnpalen met in gietijzeren letters de naam van de halte. Mooi dat men consequent een herkenbaar element heeft toegepast. Ook heeft de ponton weer de indeling met in- en uitgaand verkeer.
Er staat een jongetje op het ponton toe te kijken hoe de boot aanlegt. Op de oever staat een volwassen man op een fiets, en even later komt er een auto aanrijden: effe kijken. Aan publiciteit ontbreekt het in elk geval niet. Nu nog instappen, maar zó ver gaan de Alblasserdammers niet.
Samen met een man stap ik in. Vandaag is het de eerste keer dat er betaald moet worden, dus enige afname van de drukte viel te verwachten: nu zijn er maar twee reizigers.
Mijn enige medereiziger verwondert zich dat ik zo maar mocht doorlopen; blijkbaar is een OV-studentenkaart iets nieuws voor hem. Maar goed dat hij niet weet dat hij mee betaalt aan mijn kaart, tenminste, als hij alles netjes invult.
Om precies .26 loopt de Waterbus-assistent z'n rondje om de boot, en we varen af. De boeg wijst al richting Dordrecht en we kunnen dan ook meteen overgaan op topsnelheid.
Aan de overkant van De Noord zie ik bij Henrik-Ido-Ambacht het ponton van het dorpje liggen.
Volgens het foldertje is het 'wegens tegenvallers in de technische uitvoering' nog niet in
gebruik. Blijkbaar levert het overslaan van een halte nogal wat tijd op, want soms gaan we
volle kracht vooruit, dan weer doen we het rustig aan.
Op de kruising van De Noord en de Beneden Merwede slaan we alweer Papendrecht over.
Voordat we aanleggen bij de Merwekade moeten we eerst nog een aantal minuten wachten: een lange duwcombinatie vaart voor de halte. Als deze eenmaal voorbij is, gaan we gevaarlijk dicht achterlangs. Lichtjes schommelen we op de hekgolven.
Het is slechts vijf over half een, een tiental minuten nadat we vertrokken uit Alblasserdam. Ruim 5 minuten te vroeg. In mijn onnozelheid denk ik dat ik nu een prima overstap heb op de FastFerry van 12.04. Maar als wij aanleggen vaart net de FF af. Verbijsterd vis ik de dienstregeling op uit de diepte van mijn tas. Teleurgesteld zie ik dat nu de anderhalf uur pauze begint; pas om 14.04 gaat de volgende.
Oké, dat wordt dus anderhalf uur mezelf vermaken. Op de kade staat een infobord waar de Rondje Dordt wordt gepromoot, een wandeling van circa 4 kilometer.
Al gauw ben ik de weg kwijt, op sommige hoeken staan twee pijlen twee verschillende kanten aan te wijzen. Uit pure wanhoop slenter ik dan zelf maar wat door de binnenstad. Via kleine steegjes en mooie hofjes kom ik bij halte nummer 18. Daar wacht ik op het busje naar het station. Terwijl ik wacht kijk ik naar de duiven op het standbeeld naast de halte.
Bij het station uistap ga ik kijken naar de trap waar ik gisteren met pijnlijk gevolg van af sprong. Ik tel slechts zes treden, iets dat ik op school met twee durf te overtreffen. Echter dan met leuning. Bovendien zijn de treden op Dordrecht erg lang; ik moet zo te zien bijna anderhalve meter vooruit hebben gesprongen.
Terug op het busstation staat hetzelfde busje als op de heenweg te wachten. Ik wil geen raar figuur slaan bij de chauffeur en wacht de volgende af. Dat is echter een extra bus, die, zo blijkt uit navraag, niet verder rijdt dan de HEMA. Dat zelfde geldt ook voor de volgende, en de daarop volgende. Blijkbaar is de 3-minutendienst van weleer tot aan de HEMA in stand gehouden. Ik loop om de tijd te doden de busroute af. Ergens bij halte 10 blijf ik dan maar wachten. Ik neem plaats op de bushalte. Die bestaat namelijk uit een gebogen buspaal, met daarin geïntegreerd een zitje. Leuk gedaan, maar één zitje is wel wat weinig.
Terwijl ik daar zo'n beetje zit, valt het me op dat er zoveel mensen slecht lopen. De een sleept wat met een been, de andere zet met de een kleinere stapjes dan met de ander, enz. Ze zijn toch niet allemaal van de Dordtse stationstrap gesprongen?
In het busje is het druk. Ik neem plaats naast een wat dikke mevrouw. Achter me hoor ik een soort gehijg, het lijkt wel een hond. Of een astmapatiënt.
De Fast Ferry ligt al klaar. Het is niet de echte, maar de Flying Dutchman. Dat is het snelle rondvaartschip dat in verband met de golfslagperikelen is ingehuurd. De Flying Dutchman is volgens mij ondanks de naam afkomstig uit Rusland, en van hetzelfde type als z'n broertje draagvleugelschip tussen Amsterdam en Velsen. Ik word twee keer gecontroleerd op mijn kaartje: voor en na de loopplank.
De coupé aan de voorkant is bijna vol, vandaar dat ik maar in het middelste deel plaats neem. Hier hangen TV-schermen waarop het uitzicht van voren te zien is. Ik zie dat een waterbus voor ons vertrekt, en inderdaad zie ik door het echte raam hetzelfde gebeuren. Live TV, zonder onderbrekende reclame en irritante presentatoren, waar zie je dat nog?
Dit schip ligt bij stilstand wel wat stabieler in het water dat de Fast Flying Ferry. Hij toont wat kleiner, maar wel mooier en moderner ingericht. Een tafeltje verderop resoneert met de motor: een flinke tik ertegen helpt niet.
We varen af. Als we na enig gemanoeuvreer ruim baan hebben gaat de snelheid langzaam maar zeker letterlijk en figuurlijk 'omhoog'.
Bij Ridderkerk wordt voor het eerst links aangelegd. Die halte ziet er zo vanuit het water
troosteloos uit. Het hier geplaatste transferium moet tussen de scheepswerven zijn geplaatst.
Wellicht krijg je soms vanuit een hijskraan een stuk scheepsromp op je auto gekletterd. Ik
ben benieuwd of dit TransFerium wel succes heeft. Het overstapstation van auto op bus bij
Leiden werkt voor geen meter. Alleen de aldaar gevestigde fastfoodketen lacht zich helemaal
gek: een gratis parkeerterrein met subsidie aangelegd.
Het transferium heeft overigens als logo een opgewekt mannetje dat vrolijk doorstapt, met een
koffertje in de hand. Wat dat mannetje echter niet ziet is dat hij op het punt staat een
rotsmak te maken in een openstaande put. Waar dit opslaat, ik heb werkelijk geen idee. Wat ik
er wel in moet zien zal wel voor altijd een raadsel blijven.
Het gaat verder onder de beruchte Van Brienenoordbrug, onder de niets-mis-mee Willemsbrug, en onder de klepperende zwaan, alias Erasmusbrug. Dan gaat de snelheid eruit. We zijn te vroeg, circa zes minuten. Ook mijn gevoel zegt dat we niet langzaam gevaren hebben. Zou zo'n draagvleugelboot minder hekgolven veroorzaken dan een catamaran?
Het is nu 14.46, en ik loop naar de Leuvehaven. Daar neem ik tram 20 naar het centrale station. Altijd weer genieten van de doorstroming in de binnenstad. Zelfs het altijd drukke Hofplein is geen enkele hindernis voor de tram. Vergelijk dat eens met het Rijswijkse Plein in Den Haag. Daar staan 's ochtends makkelijk vijf trams te wachten om het plein op te mogen.
Ik zou nu gewoon naar huis kunnen gaan, maar ik verkies een omweg. Via Maassluis en de Laan van NOI. Op Centraal is het wachten op bus 202. Het is erg druk bij de halte, en de bus is te laat. Als er eindelijk een bus het perron langssjeest, rijdt hij mij bijna te pletter. De chauffeur weet zeker niet dat een bus uitzwenkt. Ik krijg zin om hem een dreun op z'n neus te verkopen. Gratis, uiteraard.
Nadat we de drukte van de stad uit zijn rijden zeer vlotjes over de A20 naar Maassluis. Bij Maasland Viaduct ben ik bepaald niet de enige die uitstapt. Het grootste deel bestaat uit scholieren die linea recta naar de fietsenstalling lopen. Voor mij is het echter nog zo'n 25 minuten wachten. Ik loop wat rond en bekijk de fietsenstalling. Het ruikt er naar verbrand hout en sigarettenpeuken. Vies.
De tijd gaat altijd maar door en zo komt het dat het al 16.08 is: Eén minuut na vertrektijd van lijn 138 volgens de abri, en vijf minuten na de vertrektijd gegeven door het busboekje. In elk geval nog geen spoor van de bus. Even later komt dan eindelijk de touringcar aanscheuren en al rijdende moet ik instappen. "Kom maar, dan gaan we meteen weg" zegt ze chauffeur vriendelijk, terwijl ik halsbrekende toeren uithaal om mezelf de rijdende bus in te hijsen.
Ik neem plaats in de uitermate comfortabele en schone touringcar. Rustig laat ik Maassluis langs het raam rollen. Net als bijna elke andere streekbus volgt lijn 138 een lange en omslachtige route door elke woonwijk van Maassluis. Niemand wil instappen. Eventjes wordt ik weer actief als ik plots het martkplein van Maassluis herken van een webcam. Ik zie de camera echter nergens staan.
Even buiten Maassluis komen we bij 'Het Defensiecentrum'. Geen idee wat hier wordt uitgevogeld, of welke staatsgeheimen hier bewaard worden. In elk geval zijn de werknemers OV-gezind, want er stappen wel vier mensen in.
Hoewel de route volgens de lijnennetkaart hier rechtdoor loopt naar De Lier, keren we met de grote bus op het smalle weggetje en nemen de snelweg naar De Lier.
Op de weg van de groenteveiling naar Den Hoorn lopen we wat vertraging op doordat we de hele tijd achter een langzame vrachtwagen aanhikken. Dan rijden we de nieuwe snelweg A4 op.
's Ochtends rijdt bus 138 van Maassluis naar de Laan van NOI via de Plaspoelpolder en station Voorburg. 's Avonds hetzelfde terug. Maar de ritten 'tegen de spits in' rijden tussen Den Hoorn en de Laan van NOI over de snelweg, waardoor er tussen De Lier en De Laan slechts 18 minuten zit.
Ongeveer op tijd komen we aan bij het station, en neem ik de Sprinter richting Zoetermeer.
Op een vrije vrijdagmiddag (19 nov) begeef ik mijzelf in de Benelux naar Dordrecht. Ik heb berekend dat ik precies de boot van 15.04 haal, wat volgens andere berekeningen een 'echte' Fast Ferry zo moeten zijn.
Als ik uitstap bij de Merwekade ligt de boot al klaar. Binnen tref ik een overdosis bemanning aan die het huidige en nieuwe dienstrooster bespreken.
Ik kijk om me heen. De interieur is krapper dan bij de Flevo Ferries. Beenruimte is een stuk
minder en stoelen staat dichter naast elkaar. Toch de geringe beenruimte niet zo vervelend,
want de stoelen staat in tegenstelling tot de stoelen in de Waterbus een stuk rechter.
Daardoor wordt je gedwongen netjes rechtop te gaan zitten. Fast Ferry denkt dus ook aan onze
gezondheid.
In de weerspiegeling van de abri bekijk ik de boot. De kleurstelling is precies die van de
HTM: wit met een rode band.
Ook dit schip heeft van binnen drie TV's waarop het uitzicht van de kapitein te zien is.
Achterin zijn twee ruime chemische toiletten. Er is zelfs een bak met Metro's. Ik lees mijn
meegenomen Metro, en leg hem naderhand in de bak.
Het is niet druk. Als we vertrekken zijn we met vijf mensen, inclusief ik. Het schip vaart een stukje achteruit om de ruimte te krijgen, en dan wordt de gashendel naar voren gedrukt. We maken behoorlijk vaart, en zo komt het dat we met 55 over de Noord vliegen. Bewust zeg ik vliegen, want zo voelt het. Omdat de oevers relatief dichtbij zijn is het gevoel voor snelheid beter aanwezig dan bij de Flevo Ferries.
Jammer genoeg remmen we al vlug weer af. Het voelt werkelijk alsof er geremd wordt. Twee
diepliggende binnenvaartschepen passeren, waarna de snelheid weer wordt opgevoerd. Op deze
manier is onze snelheid dus wel erg afhankelijk van de drukte op het water.
De enige keer dat we last hebben van wiebelen, 'rollen' heet dat geloof ik in de scheepvaart,
is als we een scherpe bocht maken of als we de andere Fast Ferry tegenkomen.
Over die golfslag gesproken: ik heb een tijdje naar overige schepen gekeken en hun golfslag, en dat vergeleken met de FF en haar hekgolven. Het is lasterig dan ik dacht om de V-vormige golven de onderscheiden van gewone 'natuurlijke' golven. Toch voelt onze boot de invloed van de tegenligger FF. Kunnen golven zich onder het oppervlak verstoppen?
Bij Transferium Ridderkerk wil weer niemand eruit of erin. Een beetje voor Jan Doedel leggen we aan, en wachten zo'n tien minuten. Doordat je hoger zit dan bij de Flying Dutchman heb je beter zicht op het Transferium. Het is een plak asfalt waar je kunt parkeren, en er staan zelfs een aantal auto's. Er komen twee buslijnen, snelbussen te zien aan de rode achtergrond op de buspaal. Geen idee waar ze precies heen gaan.
Ook hier weer een aantal fietsers op de kade en op het ponton dat de Fast Ferry onderwerpt aan een uitvoerige bestudering. Maar misschien wachten ze wel op het pontje naar Kinderdijk en Krimpen aan de Lek.
Als we verder varen is de hoge snelheid maar van korte duur. Zodra we de Van Brienenoordburg gepasseerd zijn komen we zoveel schepen tegen dat we tot het eindpunt rustig doorkachelen.
Bij het eindpunt staat niemand te wachten, hoewel de 'Piet Heijn' al over 10 minuten vertrekt. Is dit nou de spits (15.54)?
Bibberend van de kou neem ik tram 5 naar CS, alwaar ik de trein naar HS neem van 16.01, daar overstap op de stoptrein van 16.20 naar de Laan, om uiteindelijk de Sprinter van 16.32 te halen.
Ondanks alle vervelende opstartperikelen, hoop ik, en denk ik, dat zowel de Waterbus en de Fast Ferry een mooie toekomst staat te wachten. Fast Ferry zelf is realistisch: men verwacht per dag 700 passagiers in de Fast Ferry: dat zijn er nog geen 10 per vaart. Dat moet makkelijk te halen zijn.
Wat me tenslotte nog opvalt aan de Fast Ferry is dat die recht van voren precies zo'n nieuwe Volkswagen Kever lijkt. Wat je met deze wetenschap moet, weet ik ook niet. Het viel me gewoon op.
PS. Nu, bijna twee weken later (zaterdag 20 november) is mijn linkervoet nog steeds wat dik en niet in vreemde hoeken te draaien. Je moet toch wat over hebben voor het OV?