December is op deze site de maand van de vervolgen. Zo ook dit verhaal. In de prille lente van dit jaar reisde ik naar Nijmegen om de daar uitgebroede tramplannen aan een studie te onderwerpen. De gemeente en het KAN (Knooppunt Arnhem - Nijmegen) gingen voor een tramverbinding van de Radboud Universiteit via station en centrum naar de Waalsprong (Lent, Oosterhout en Ressen); lees het HIER.
In de loop van dit jaar is de gemeente Lingewaard nogal aan de weg gaan timmeren, of liever: aan de tramweg. Als de tram eenmaal in Ressen is aangeland, kan hij ook wel doorgetrokken worden naar Arnhem. Dat zou dan moeten via Bemmel en Huissen, de twee grootste kernen van de 45.000 inwoners tellende gemeente.
Dat wilde ik zien. Daarom keerde ik terug naar Gelderland om een busrit te maken over wat een tramtraject zou kunnen worden. Een busrit bij betrekkelijk betrokken lucht.
Huissen: straks een tram waar nu een bus rijdt?
Aan het enthousiasme van de Lingewaarders zal het niet liggen. Het blijkt alleen al uit het ontbreken van NIMBY-uitingen. Noch in Huissen, noch in Bemmel zal ik vandaag protestborden zien, evenmin als eerder dit jaar in Nijmegen zelf.
De gemeente nam Ellen Lastdrager van bureau Twijnstra Gudde in de arm voor een voorstudie naar de haalbaarheid van het tramplan. Zij reed per auto door de streek, zag veel huizen (vooral in Huissen, dat je uitspreekt als ´Huussen´), zag veel andere auto´s en concludeerde daaruit dat er zeker behoefte zal zijn aan een tram.
Zo´n trambaan kost 9 miljoen euro per kilometer, weet Ellen. Zij had 40 kilometer op de teller. Aanlegkosten van de trambaan, kortom: 360 miljoen euro.
Ik heb goed nieuws voor Ellen. Ik heb de route van de tram, van Radboud Universiteit tot Arnhem NS, nagemeten op een digitale atlas. Ik mat de meest aannemelijke route en kwam tot krap 30 kilometer. Dat maakt die tramlijn veel goedkoper. Het slechte nieuws is echter dat railprojecten altijd duurder uitvallen dan begroot, dus 360 miljoen is misschien toch wel waar je op moet rekenen.
Ongeveer de helft van dat bedrag is nodig voor het lijngedeelte Ressen – Arnhem. De gemeente lobby´t onder andere bij het rijk om het geld bijeen te krijgen. De zegen van oppositiepartij Groen Links hebben ze in ieder geval; de groenen zijn een tramoffensief begonnen voor middelgrote steden.
Harry de Vries, burgervader van Lingewaard, ziet het helemaal zitten en wijst graag op het succes van de (niet bestaande!) tramverbinding Utrecht – Houten. Hieruit blijkt dat de burgemeester hooguit een trambel heeft horen luiden en beslist niet weet, waar de klepel hangt; helaas een veelvoorkomend euvel onder burgemeesters.
Geen gebrek aan enthousiasme, zoals ik al opmerkte, maar vermoedelijk wel aan kennis van zaken. Laat ik zelf maar eens gaan kijken, dat zegt me meestal meer dan tien adviesbureaus en burgemeesters.
Ik ben op doorreis in deze streek. Eigenlijk ben ik deze zaterdag van huis gegaan voor een tentoonstelling in Museum Valkhof in Nijmegen. Waarover weet ik al niet eens meer. Zoals zo vaak de laatste tijd ben ik met mijn hoofd meer bij het OV dan bij de cultuur. Romeinen, het was in ieder geval iets met Romeinen. Altijd Romeinen, in Nijmegen.
Het openbaar vervoer in de gemeente Lingewaard wordt verzorgd door de buslijnen 32 en 33, en op werkdagen ook 34. Ze zijn coproducties van Connexxion en dochter Novio, al houden sommige abri’s de herinnering nog levend aan het tijdperk van GVM (Gelderse VervoerMij) uit de jaren 90. Abri´s gaan langer mee dan vervoersbedrijven.
Bus 32 volgt van Arnhem tot Bemmel in grote lijnen de tramroute in spe en rijdt daarna via Doornik naar Nijmegen. Lijn 33 vergezelt 32 tot Huissen in gezamenlijke kwartierdienst. Daarna rijdt 33 via een omweg over Doornenburg en Gendt naar Bemmel en vervolgens over de A 325 naar Nijmegen.
Het is altijd weer een crime om in Arnhem het busstation te bereiken: een trap met de moeilijkheidsgraad van de Matterhorn en een omweg van ongeveer een halve kilometer. Je moet zeker 10 minuten uittrekken voor je overstap van bus op trein. Maar uiteindelijk arriveer ik dan toch op het onherbergzaam duistere busstation, en neem na enig zoeken lijn 33 naar Huissen.
Het is een bus van Novio-Hermes. Die is met zijn gedachte al bij zijn vaderstad, want het display geeft als eerstvolgende halte aan: Sint Canisiussingel, en die is toch echt in Nijmegen. Met opvallend weinig passagiers rijden we door het centrum van Arnhem. Het passagiersaanbod zal trouwens de hele dag niet overstelpend zijn, en doet – althans op zaterdag - beslist niet het verlangen wekken naar een dubbelgelede tram.
´Ik ga nooit meer naar de kindjescrèche´, zegt een blond vierjarig meisje.
- ´Nou, dat weet je niet´, zegt haar vader, olijk, ten teken dat er een grapje aankomt.
- ´Nee hoor, nooooit meer!´
- ´Nou, misschien later, als je groot bent, over een heleboel jaartjes.´
- ????
- ´Als je zelf kindjes hebt, om je eigen kindjes weg te brengen.´
- ´Oh, maar ik word geen mamma hoor, als ik groot ben. Ik wil assistente worden. Of misschien wel … miel-jo-nèr!´
- ´Zo, word jij miljonair?´
- ´Of ik word een ziekenauto!´
- ´Ha, ha, ha, hoe kun je nou een ziekenauto worden? Je kunt toch niet zo maar een ziekenauto worden, als je een kindje bent?´
- ´Oh. Of ik word een kassa, of ik word plietsie!´
- ´Of je wordt een boef!´
- ´Niet!´
We kruisen de Rijn en rijden de wijk Malburgen binnen, de bovenleiding van de trolleybus achterna. Het meisje schort haar beroepskeuzeprobleem even op voor iets wat onmiddellijke aandacht vereist. ´Ik ga drukken´. ´Oh moet je poepen?´, zegt vader jolig; hij is vast en zeker de leukste thuis. ´Nee, neehee (lacht flauwtjes), ik mag op het knopje drukken; ik ga lekker op het knopje drukken´.
´Tuut´, klinkt er. Iemand is haar voor geweest. ´Iemand hep al op het knopje gedrukt, en dat is niet eerlijk, want ik mocht op het knopje drukken´, pruilt ze. Dat kinderleed herinner ik me nog uit mijn autoloze jeugd. Ik vocht altijd met mijn broertje om op het knopje te mogen drukken. Moeder moest bijhouden, wie er de laatste keer op het knopje had gedrukt.
Tussen Arnhem en Huissen wordt het laatste stukje polderland bebouwd met woningen. Huissen staat voor de taak, een goede tramroute te kiezen. De ontsluitende busroute naar het centrum, door het Nielant en de Loostraat, is veel te smal en dus ongeschikt. De tram zal buitenom moeten, langs de Ir. Molsweg (de bus doet momenteel hetzelfde, wegens wegwerkzaamheden). En daarna over de Stadswal, de centrale verkeersader van Huissen. Maar die is niet overal breed genoeg voor een vrijliggende trambaan. De situatie is daarmee hetzelfde als in het Westland – waar ik de rest van het jaar weinig meer gehoord heb over hun blijkbaar niet erg serieuze tramplannen.
Harry of Ellen (ik weet niet meer waar ik het las op het web) zei dat de automobilisten in de ochtendspits al in de file staan om het dorp uit te komen. Laat de tram dan s.v.p. niet achter aansluiten! En verval ook niet in de fout van Leiden, een nieuwe, snelle autoroute aan te leggen om de tram ruimbaan te geven. Dat is het paard achter de wagen spannen, als je het fileprobleem wilt oplossen.
Huissen houdt ook nog de optie open van een trolleybus. Tien jaar geleden circuleerde het plan Trolley 2000, dat ondermeer voorzag in doortrekken van het trolleynet vanuit Malburgen naar Huissen. Het is diep opgeborgen in het archief, maar daaruit onlangs weer tevoorschijn gehaald.
We zijn weer eens in een katholieke enclave in een protestantse natie. Huissens buitenwijken herbergen een raar kapelletje, op of nabij de Duisterestraat. Een toepasselijke naam. Het is zo’n dag waarop je een vaste hand moet hebben om met scherpe, onbewogen foto’s thuis te komen.
Een vastere hand in ieder geval dan die aspirant-motorrijder, de laatste van een colonne motorrijleerlingen, die op de Stadswal onderuit gaat. Geschraap op straat en gegil van omstanders. Hij is gelukkig nog heel. De berijder ook. Je slipt met zo’n motor wel handig langs de files, als je tenminste overeind weet te blijven.
Huissen maakt dan wel deel uit van de Lingewaard, maar ligt aan de Rijn, tegenover Westervoort. Aan de rand van de binnenstad fotografeer ik een massaal, rossig brok steen. Ik fotografeer het omdat het er staat, zoals de Matterhorn beklommen wordt omdat hij er is. Niet iedereen begrijpt dat. Een bejaarde kerel met een domme pummelkop onder een vervelend petje zegt op luide toon tegen zijn eega: ‘Zie je dat, die vent fotografeert natuurrampen’.
‘Nee hoor; als dat zo was, fotografeerde ik jouw kop wel’, roep ik hem even luid toe. Er knapt iets in de man. Afgebluft sloft hij verder, na een ondeelbaar onderdeel van een seconde overwogen te hebben, me te lijf te gaan. Humoristen houden niet van humoristen.
Afgezien van zulke mensen is Huissen wel een aardig stadje, met sympathieke winkel-, uitgaans- en dwaalstraatjes. Maar ik ben hier een jaar of 70 te laat. Voor de oorlog moet de stad nog knusser geweest zijn. Huissen heeft een lelijke knauw gehad van het oorlogsgeweld, vooral tijdens de Slag om Arnhem in september 1944. Op de gevels zie je nog hoe het er daarvoor uitzag.
Overal staan hier beelden, wellicht ter compensatie. Aan die beelden worden dan weer cultuurprijzen uitgereikt door de Gilden van St. Gangulphus en Laurentius. Die oscars liggen als stoeptegel verzonken in het trottoir. De zwaan, symbool van Huissen, is geschonken door de carnavalsvereniging. Evenals dat duistere kapelletje is het voorzien van een uitgebreide toelichting in het streekdialect, dat me een beetje Limburgs aandoet.
Voor de lunch strijk ik neer bij Restaurant De Betuwe, een al even originele naam als Stationszicht tegenover Nijmegen NS. Het kijkt uit over een vandaag wat verwaaid en donker plein, waar de wind draaimolentje speelt met de laatste herfstbladeren. Ik eet er een twaalfuurtje zonder flauwekul: drie boterhammen met kaas, ham, respectievelijk huzarensalade; wat kan zoiets eenvoudigs toch lekker smaken na een winterwandeling.
Om de hoek heb je huize ´Mak da´j ´t houwe´ kun´. Dan bus 33 naar Bemmel, via de kortste weg en vermoedelijk de toekomstige tramroute. We gaan verder over de Stadswal, gevolgd door de Karstraat, die ik ook een twijfelgeval vind. Er zit ook nog een lelijke Z-bocht in; die moeten ze er, als het enigszins kan, maar uitsnijden.
´Ik heb lichte vertraging opgelopen´, roept een studententype door zijn telefoon. ´Ik heb, zeg maar, wat jij twee weken geleden had, zal ik maar zeggen’. Een prettig mysterieuze mededeling, waar je zelf een verhaal rond kunt weven.
Voorbij een uitgestrekt bedrijventerrein rijden we Bemmel binnen. Bemmel kent in de Herckenrathweg een redelijk overtuigende tramroute.
De avond begint, kort na 14:00 uur, eigenlijk al te vallen. Het wordt tijd voor de 400-ISO-functie op mijn camera. Als je die aanzet, fotografeert hij alsof er een 400-ISO-filmpje inzit. In de tijd dat we nog analoog fotografeerden, kon je in de donkere maanden een 400-ASA-film in je camera zetten (ISO heette toen ASA), een film met een extra gevoelige emulsie. Dat kwam overeen met 27 DIN. Je kon dan toch nog acceptabele buitenopnamen maken, met een korte belichtingstijd.
Maar zo’n gevoelige film had wel een nadeel: hij was korreliger van structuur. Het lijkt wel, of dat nog steeds zo is; kijk maar naar de foto van de Waalbrug, die ik straks zal maken en nu vlak onder de kop van dit artikel staat. Zot, dat een digitale camera de dingen nog steeds vastlegt alsof er een rolfilm inzat.
Het had zijn romantiek, het tijdperk van de donkere kamer (al ben ik wel blij dat het voorbij is). Bij een speciale drogist in de stad kocht ik puntzakjes rattenkorrels - daar leek het op – met welluidende namen: kaliummetabisulfiet en natriumthiosulfaat en zo. Dat stond ik dan in de keuken op te lossen en te mengen, tot afgrijzen van mijn moeder.
Niet dat je op 400 ASA nou zoveel kan fotograferen in Bemmel. Alleen het kasteeltje of buitenhuis Huis te Bemmel is wel (beziensw)aardig. Ik was hier al eens in 1997, in de eerste jaargang van dit magazine, moest hier een halfuur zoekbrengen en ben maar een boek gaan zitten lezen, zo’n Amerikaans managementboek, A Peacock in the Land of Penguins. Een boek dat mijn leven een andere wending gaf. Ik ben het altijd gebleven, een pauw in pinguïnland, met verwoestende gevolgen voor mijn loopbaan. Waarom leest een mens managementboeken?
Opnieuw een confrontatie met zo´n pummelkop; deze keer uit steen gehouwen. Ze zijn er trots op, geloof ik.
Ik stap in bus 33. Die gaat met een opvallende vaart westwaarts. Op de Ressenseweg slalommen we langs allerlei obstakels die vermoedelijk bedoeld zijn om de snelheid te remmen. Ressen zelf heb ik gemist; het telt slechts een paarhonderd inwoners.
Via een hek dat voor ons openklapt, rijden we de snelweg op. Even later de ovale ´Ovatonde´ bij P&R Ressen, waar de Waalsprinter ontspringt, die ik vorige keer zag in Nijmegen. Nu koersen we snel op Nijmegen af; sneller dan de tram het straks zal doen. Die moet omrijden via Oosterhout en Lent ten westen van de rijksweg.
Daar is station Lent al, daar gaan we de Waalbrug over, daar komt de Valkhof al in beeld. De Valkhof? Museum Valkhof, was dat niet het doel van mijn reis? Romeinen, ik was het bijna vergeten. De tentoonstelling gaat over Romeinen die baadden in luxe, en in de Middellandse Zee bij Napels. Daar ging het over; ik weet het weer.
Snel druk ik op de stopknop (het is mijn beurt, vandaag). Vijf minuten later sta ik voor het museum. Ik heb nog 100 minuten voordat het sluiten gaat; dat moet voldoende zijn. Zeker als ik niet zo’n lulijzer neem, dat veel te uitgebreide toelichting geeft op wat je ook wel kunt zien en lezen.
Bus in Bemmel
Rare jongens, die Romeinen! Ze tooiden de vissen in hun vijvers met gouden sieraden, ze kotsten hun eten uit om nog meer te kunnen eten. Ze baadden letterlijk in luxe. Op de tentoonstelling staat een bad dat met een soort boiler, een loden vat met een kolenvuurtje eronder, van warm water werd voorzien. Door een systeem van leidingen en kranen kon de bader de temperatuur regelen. En hij kreeg dan nog geeneens koude voeten als hij uit bad stapte, want er was ook voorzien in vloerverwarming.
Zelfs de slaven leidden een luizenleventje. Sommigen hadden alleen tot taak, hun meester te herinneren aan afspraken, en desgevraagd de juiste tijd te melden. Een wandelende organiser. Vergelijk dat eens met hun vakgenoten op zee, die moesten roeien in de galeien!
In het jaar 79 was het plotseling uit met de pret, althans rond de Vesuvius, die duizenden mensen ver(r)aste. Latere Christelijke schrijvers weten de uitbarsting aan een straf van God. Maar als ik iets begrijp van de Romeinse denkwijze, dachten zij dat er gewoon sprake was van vette pech. En voor ons een geluk bij een ongeluk dat alles zo goed geconserveerd bleef onder de lava en het as.
Wat moet Nijmegen een onaantrekkelijk oord geweest zijn in de 1e eeuw, in vergelijking met de omgeving van Napels: de kou en de donkerte in de winter. Na de tentoonstelling genoten te hebben, begeef ik me naar het station, via de winkelgalerijen van de Marikenstraat, waar de Nijmegenaar van heden zijn luxe koopt. De avond is een zegen op zulke dagen; door de duisternis zie je de donkerte niet meer. Fotograferen kun je toch wel, als je je toestel op een prullenbak of muurtje zet.
Arnhem NS – Nijmegen NS; ik deed er zes uur over; de tram straks drie kwartier, als de doorstroming goed geregeld is, en als hij er überhaupt komt.
Moet hij er wel komen? Ik behoud de twijfel die ik in maart al uitsprak, het enthousiasme van Ellen en Harry ten spijt. Alleen als hij echt voorrang krijgt op het wegverkeer. En de bus naar Doornenburg en Gendt niet wordt opgeheven. En als ze er snel over beslissen; bij elk jaar uitstel wordt zo’n project 10% duurder. Vooruit dan, laat hem dan maar komen, die tram; het is vandaag tenslotte Sinterklaas.
Dixi!
Frans Mensonides
5 december 2008
Er geweest: zaterdag 15 november 2008
© Frans Mensonides, Leiden, 2008