De digitale reiziger (8):
IJ! Met de IJtram langs de IJ-oever naar IJ-Delta in IJburg


<< naar thuispagina Frans Mensonides

In 2002 had hij al moeten rijden: de IJtram, GVB-lijn 26 van Centraal station naar IJburg. Deze keer was er nu eens een legitieme reden voor uitstel: er woonde nog niemand in IJburg. De gemeente Amsterdam had jarenlang gebakkeleid met projectontwikkelaars, die er onbetaalbare paleizen wilden neerzetten. Dat had geleid tot grote vertraging bij de ontwikkeling van dit nieuwe stuk Amsterdam, ontrukt aan het IJmeer.

Op 7 mei 2003 begaf ik me per bus naar IJburg, waar toen net de eerste, gelukkig betaalbare huizen waren opgeleverd, en schreef er een stukje over op mijn toenmalige, fotoloze website REFLEXXIONZZ!.

De openingsdatum van de IJtram werd verschoven naar december 2004. Maar er ontstond nieuwe vertraging. Deze keer leverde de beveiliging van het tracé door de Piet Heintunnel problemen op. Pas op zaterdagochtend 28 mei 2005 werden de officiële openingshandelingen verricht; door niemand minder dan minister Peijs. Daarna zou gratis tramvervoer geboden worden voor het gewone volk, maar helaas: uitgerekend de beveiliging van genoemde tunnel liet het afweten. Het tramverkeer kwam tot stilstand.

De maandag daarop, de eerste officiële exploitatiedag, bleven tijdens de ochtendspits de trams in de remise: werkonderbreking door boze ambtenaren, om God weet wat voor reden. Een uur nadat het tramverkeer alsnog op gang was gekomen, braken er op twee plaatsen op het ruim 8 kilometer lange tracé seinstoringen uit, waarna men de bussen van lijn 326 maar weer van stal heeft gehaald. Gedurende de rest van de week bereikte me geen enkel bericht meer over de nieuwste loot aan het Amsterdamss tramnet. Zaterdag 4 juni besloot ik zelf maar eens poolshoogte te nemen.

 

 

Hij rijdt! Tenminste, op het stationsplein staat een Combino klaar richting IJburg, die zojuist een flink aantal passagiers uit die richting heeft afgeleverd. Snel klim ik aan boord, strippenkaart in de hand. Maar: ‘vandaag gratis’, zegt een GVB-functionaris; een goedmakertje, denk ik, voor vorige week. Vervolgens roept hij om, dat deze tram, in tegenstelling tot de rest die hier gereedstaat, niet naar de binnenstad rijdt. Een paar mensen stappen meteen weer uit.

Even lijkt de tram die woorden te logenstraffen; hij rijdt zoals gebruikelijk richting Victoriahotel. Dan buigt hij echter af, langs de Nicolaaskerk, steekt het busstation over, en gaat de spoorbaan onderdoor.

Meteen zet de Combino er op deze sneltramachtige verbinding de vaart goed in. Op de nieuwe trambaan langs de De Ruyterkade en het IJ koersen we glooiend heuvelop in de richting van de eerste halte, die ‘Muziekgebouw Bimhuis’ heet. Hier hebben we nog gezelschap van lijn 16, die onlangs is doorgetrokken naar de Passengers Terminal Amsterdam (PTA) die we even voorbij het Bimhuis passeren.

Mijn blik wordt IJwaarts getrokken, maar er liggen vandaag achter de PTA helaas geen fotografeerbare cruiseschepen. Die vormen een imposant gezicht als ze er liggen: monsters van soms wel 30 meter hoog en honderden meters lang, tjokvol rijke Amerikanen die op zo’n schuit de reis van hun leven maken.

Hun bezoek aan Amsterdam stel ik me als volgt voor. Ze worden rond het koffieuur van boord gedreven, in een touringcar geladen en in hoog tempo langs de duurste toeristische attracties van onze hoofdstad gevoerd: Madame Tussauds (Medem Tjoeso), het Rijksmjoeseum, Vincent vèn Gosh. Als dat alles genoten is, volgen nog een diamantslijperij, een klompenwinkel, en, voor de folklore, een koffieshop. Tegen etenstijd worden ze, doodmoe en vele honderden euro’s lichter, weer gedropt bij die boot, en nog voor de etensbel luidt, koersen ze bij IJmuiden het zeegat uit, zich afvragend in welk land ze in vredesnaam geweest zijn; if it’s Friday, this must have been Holland. En nooit zal er een de tram nemen naar IJburg.

Na de halte Kattenburgerstraat volgt Rietlandpark, een verzonken tramhalte, waar overgestapt kan worden op lijn 10, die vorig jaar is doorgetrokken naar het Azartplein op het voormalige KNSM-eiland. Deze contreien zijn in de jaren 90 omgetoverd van industrieterrein naar woonwijk.

 

Ik heb hier al eerder rondgewaard in mijn functie van De digitale reiziger. Dat was in dit artikel, geschreven vlak na de aanslagen in New York (het was deel 1; naar het vervolg zul je vergeefs zoeken). Ook in het stukje van vandaag leven we onder de nadreun van een internationaal ingrijpende gebeurtenis, maar deze keer nu eens een heel positieve: het begin van het einde van het verenigd Europe.

Opmerkelijk, hoe snel machtsblokken kunnen afkalven, als het proces zich eenmaal in gang heeft gezet. Twee weken geleden werd ik, als nee-stemmer tegen de Euro-grondwet, door Balkenende en Zalmmoot nog uitgemaakt voor een voorstander van oorlog, hongersnood, genocide, armoede en terrorisme, en beloofde Bos, het schoothondje van de godin Europa (kèf-kèf-kèf), ons nog, dat hij het referendum net zo lang zou herhalen totdat wij vóór zouden stemmen en hij zijn zin had gekregen. Thans schrappen alle regeringsleiders op dit continent ijlings hun voorgenomen Europareferenda, om zich de zeperd te besparen die Chirac en Balkenende ten deel is gevallen. Er komen brede maatschappelijke discussies; immer een teken van het naderende einde. Italië heeft inmiddels ontdekt, dat men de euro niet kan laten devalueren, en wil daartoe de lire herinvoeren. Nederland en België vechten een kinderachtige diplomatieke ruzie uit over iets wat iemand gezegd heeft. Hopelijk worden in 2010 de EU en de euro beschouwd als niet meer dan twee dure vergissingen uit het geschiedenisboek.

Het viel me in mijn kennissenkring op, dat de grenzen tussen vóór- en tegenstemmers dwars door het bestaande politieke landschap heenliepen. Niet zozeer iemands politieke voorkeur bepaalde zijn stem, als wel zijn positie in de maatschappij. Arrivé’s en wanna be’s waren de meest fanatieke vóórstemmers. En mensen die belang menen te hebben bij de EU, natuurlijk. Ik ken iemand, die via zijn ‘Brusselse connecties’ hoopt, een goedbetaalde baan bij de EU te krijgen (connecties, die bestaan uit één ex-studiegenoot die in die stad woont, en volgens mij niet eens bij de EU werkt). Ook die persoon heeft natuurlijk vóórgestemd, in de hoop dat er straks nog een EU is, in Brussel, om bij te werken. Hij is evenals ik archiefmedewerker, en hij redeneert: er moet daar veel papier zijn, in Brussel. Hij kan straks beginnen met het opbergen van die grondwetstekst…

Mensen, die noch van Brussel, noch van deze maatschappij als geheel veel goeds te verwachten hebben, hebben echter massaal tegengestemd. Dat baart zorgen. Niet dat ze tegengestemd hebben, maar dat het er blijkbaar zoveel zijn.

Intussen blijft een referendum een wat twijfelachtig verschijnsel. Mijn goedgemotiveerde, weloverdachte nee-stem wordt op één hoop geveegd met die van Wilders-adepten die Turkije geen plek gunnen onder de zon, mensen als Marijnissen die simpelweg overal tegen zijn, en Christen-fundamentalisten die in die 500-pagina-dikke grondwet God niet hebben gevonden. Ik ben voorstander van een geheel nieuwe vorm van volksraadplegingen; technisch is het al lang mogelijk. Als je in het stemhok op het knopje TEGEN drukt, verschijnt er een pop-up scherm waarin je een stemverklaring kunt intoetsen. Of zo maar een hartenkreet (‘Wat een luldebehanger is die Bot / laten we hopen dat hij gauw oprot!’) Of een alternatief, hoe het dan wèl moet; dat zou ook niet gek zijn.

Maar voor de EU-grondwet is er natuurlijk geen alternatief, met die drogredenering hebben ze ons week na week lopen hersenspoelen. Dat mogen ze vinden, natuurlijk. Maar waarom dan in vredesnaam een referendum gehouden, als er toch geen alternatief is??

 

We lijken wat af te dwalen; laten we terugkeren tot lijn 26. Die duikt de 1,5 kilometer lange Piet Heintunnel in. Die tunnel is in 1997 al opgeleverd, en heeft, naast een trambuis, twee buizen voor het autoverkeer.

We komen boven op dat merkwaardige driehoekige Zeeburgereiland, een rommelig geval, dat nog van alles kan en moet worden, maar voorlopig plaats biedt aan een camping en een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ik besef dat dit tramritje, zo lang verbeid, daarmee nu alweer over de helft heen is.

De reis wordt voortgezet langs hoge elektriciteitmasten; we zien auto’s op viaducten boven water. Alom heerst enthousiasme. Eindelijk eens voor je lol, en dat nog wel gratis, in de Amsterdamse tram. Geen gedrang hier; geen vervoer als haringen in een ton, geen gekruip van negenoog naar negenoog, geen geslinger in de bocht; deze lijn is langs een liniaal getrokken. En overal om je heen dat licht, dat klaterende IJburgse licht, dat me bij mijn vorige bezoek al opviel, en dat er ook vandaag is, ondanks een wolkendek. Gisteren is een zeer kortstondige hittegolf geëindigd in een noodweer dat de vrijdagmiddagspits danig ontregeld heeft; vandaag heeft de atmosfeer zich nog niet helemaal hersteld.

Het Steigereiland, in 2003 nog woest en ledig, toont nu in aanbouw zijnde huizen. Enkele passagiers stappen uit; gewoon om eens te kijken. Dan rijden we over de witte brug het Haveneiland op. Ook hier is flink doorgewerkt; ook de linkerkant van de IJburglaan is nu aardig bebouwd. Twee jaar geleden zag ik hier tractors en vrachtwagens af en aan rijden.

Het Haveneiland telt drie haltes. Ruisrietstraat is de laatste. Op de kop af een kwartier hebben we gedaan over het ritje. Het komt neer op een fabelachtige gemiddelde snelheid van 32 kilometer per uur; ongeveer het dubbele van wat elders op het Amsterdamse tramnet gehaald wordt.

Een paar honderd meter verder is de keerlus, op de plek waar de IJburglaan een knik naar links maakt. Daar komen nog meer eilanden, onder andere een Strandeiland; het klinkt spannend: Amsterdam wordt een strandstad; je hoeft straks niet meer naar Zandvoort. De tram wordt t.z.t. naar dit strandparadijsje doorgetrokken.

Eenzaamheid heerst hier; de spookachtige sfeer van huizen die wel af, maar nog niet bewoond zijn. Wind huilt tussen de spijlen van de steigers door. Een vrouw laat haar hond uit. Ze heeft zo’n moderne plestik hondenstok, waarmee je vandaag de dag ineens alle cynofielen ziet lopen. Die is niet bedoeld, om er de hond achteraan te doen rennen; nee, hij wordt in de hand gehouden en is in staat, een bal van de grond te plukken. Die kun je dan vervolgens weer weggooien, zo’n hond rent er wel achteraan. Het bestaansrecht van het apparaat zie ik niet, behalve dan om iemand te gerieven die zelfs nog te bedonderd is om even te bukken. Je ziet er alleen jonge mensen mee. Hoe zou zo’n ding heten, als je er een wilt kopen? Een hondenuitlaatstok?

Tram 26 rijdt in een frequentie van 10 minuten op drukke tijden (maandag t/m vrijdag in de brede spits en zaterdag- en zondagmiddag) en kwartierdienst op stillere uren. Uiteindelijk, als IJburg volgebouwd is, zal het 5-minutendienst worden. Bij 10-minutendienst zijn er slechts 4 trams nodig om het korte, snelle lijntje te exploiteren. Vandaag heb ik hier voor de spotters de trams 2131, 2132, 2134 en 2137 genoteerd. Overigens rijden ze op deze zaterdag niet volgens de officiële dienstregeling, maar volgens een estafettesysteem. Een tram vertrekt van de beginhalte Ruisrietstraat zodra zijn opvolger daar arriveert.

Er is hier een gymzaal waar GYMGYMGYM op de muur staat. En er is een ‘park’, dat bestaat uit een groot, onbebouwd grasveld. Over het gras snellen lichtbanen voort; de zon probeert erdoor te komen. Wonderlijk: die wolken zijn aan de hemel zo grillig, maar ze werpen rechtlijnige schaduwen op het gras. Ik geloof eigenlijk niet dat achter de wolken de zon schijnt, maar vandaag, nu ik het verschijnsel op het aardoppervlak geprojecteerd zie, ben ik geneigd, het te geloven.

Flapperdeflapperdeflap!, er klappert zeil bij een in aanbouw zijnd appartementencomplex. De huizen aan de overkant zijn al bewoond. ‘Hier is een museum’, staat met grote kinderletters aangeplakt op een voordeur. Het huiskamermuseum rukt op, schreef ik in de vorige aflevering al. Ook ik dreef ooit zo’n museum, samen met een buurjongen, met een collectie natuurhistorische en archeologische vondsten, waaronder tientallen kleipijpjes uit verschillende eeuwen.

Even verderop drie echte huiskamermusea, drie in één gebouw. Ze heten Bezoekerscentrum IJburg, Expo Amsterdam IJburg en [onleesbaar in mijn aantekeningen] IJ Delta. Drie verschillende namen, maar al die musea hebben tot doel, mij over te halen tot aankoop van een flat of bedrijventerrein (want naast 45.000 inwoners zal deze wijk in 2012 ook 12.000 loonslaven tellen). Blijmoedige, goed in de kleren gestoken juffrouwen lopen daartoe rond en strooien kwistig met foldermateriaal.

Ik pak de lift naar de derde etage (‘Indien lift blokkeert, blijf kalm!’), naar dat Bezoekerscentrum, waarvandaan je vast een riant uitzicht hebt op de trambaan. Een wat vinnige dame, gezeten in een receptiedesk als een brug van een slagschip, gelast me, vragen te stellen als ik die zou hebben. Wat wantrouwig slaat ze vervolgens mijn gedrag gade. Eerder dan de artist impressions, maquettes en plattegronden te bewonderen, tuur ik door het raam, of de tram er al aankomt. Jawel, daar is hij. Ik druk af, en verdwijn. ‘Weet u zeker, dat u geen vragen heeft?’ De stem van de gastvrouwe snerpt me achterna. ‘Nee, alles wat hier is tentoongesteld, is me volkomen klip en klaar’, zeg ik. Snel die lift in, die goddank niet blokkeert.


 


In de tram terug moet ik genoegen nemen met een staanplaats; het wordt nu echt gezellig druk in lijn 26. Er zit deze keer wel een conducteur, die echter louter tot taak heeft, de mensen te wijzen op het feit dat het ritje vandaag gratis is.

Aan de overkant van een breed water zie ik een rustiek dorpje. Stavoren!, denk ik even, romantisch. Maar onzin, dat kan niet; het moet Durgerdam zijn.

Ik stap uit bij de Kattenburgerstraat en bewonder het uitzicht vanaf de Jan Schaeferbrug. Als je wilt zien wat ik zie, klik dan op dit panorama op de bezienswaardige site Panoramsterdam.

Jan Schaeffer (1940-1994), de laatste echte arbeider onder de PvdA-kopstukken, was ooit wethouder in deze stad, en daarvóór staatssecretaris van Volkshuisvesting onder Den Uyl. Hij was meer een doener dan een prater, en voegde de uitspraak ‘in gelul kun je niet wonen’ toe aan de citatenbijbel. Deze brug, temidden van nieuwbouw, vormt een passend eerbetoon.

In het vervallen pakhuis aan de voet van de brug zat tot voor kort een meubelpaleis, dat ik graag bezocht, vanwege het uitzicht. Het heeft zijn biezen gepakt; het pand is nu in bezit van alternativo’s. Er leunt zo’n Douwe Dabbert-kabouterfiguur uit het raam.

Ik loop verder naar de Passenger Terminal Amsterdam, waar een restaurant zou zijn met terras. In het grote glazen pand ben ik vrijwel de enige bezoeker; zoals gezegd ligt er momenteel geen schip.

Doordeweeks kun je hier vergaderen. Ook is er een winkelcentrum waar de opvarenden van hun laatste euro’s worden afgeholpen. Dat alles ziet er nu zeer gesloten uit. De lift naar dat terras kan ik niet vinden; noch dat winkelcentrum. Een pijl naar een kunstexpositie. Aha, toch iets te doen, hier. Hakend naar cultuur loop ik in de aangegeven richting, achter een man aan; mijn enige medebezoeker, evenals ik gelokt door het vooruitzicht van kunstgenot. De pijlen leiden me naar een loopbrug boven een diepte; daar ben ik niet gek op (evenmin als varen op een oceaanreus of vliegen in een vliegtuig. Raar, ik droomde vannacht dat ik in de metro van Chicago zat, maar gezien al die afkeren zal ik daar wel nooit komen. Niet dat ik er veel te zoeken heb… En die metro deed ook knap raar. Hij bleef maar dalen, kilometer na kilometer).

De man achter wie ik aanloop, is plotseling verdwenen; verzwolgen door een deur die op mijn trekken niet open wil gaan. Ik keer op mijn schreden terug – wat een raar gebouw is dit! - en neem voor de voordeur tram 16.

Op het Rokin en de Vijzelstraat slalomt de tram door tussen de bouwputten voor de Noord-Zuidmetro. Ergens stap ik over op lijn 10, voor dat nieuwe tracé naar het KNSM-eiland. Het zit me niet glad; ter hoogte van Artis wordt omgeroepen dat de tram vandaag niet verder rijdt dan het Tropenmuseum. ‘Gadverdamme, en ik heb al van die moeie voete’, klaagt een Amsterdamse. Er is een demonstratie voor de legalisering van drugs – opdat ons volk daarmee zijn laatste restje verstand in rook doet opgaan; dat zal de bedoeling wel zijn.

Te voet verder over de Sarphatistraat; het is inmiddels mooi, zonnig weer geworden en de wind is gaan liggen. Een verkeersplein wordt gedomineerd door een mooie, hoge stellingmolen; De Gooyer uit 1814.

Hier stuit ik op de staart van de demonstratiestoet. “Cannabis, cannabis’, smeekt de massa. Niet de geringste aanvechting voel ik om me erbij aan te sluiten. Ik betreed de wijk Kattenburg, waarover ik in 2001 schreef:

Rond de Czaar Peterstraat is nog iets van het oude Kattenburg bewaard gebleven; van vóór de renovatie. "Koentje van Kattenburg" heet een boek dat ik lang geleden gelezen heb; een sociaal bewogen roman over de arme sloebers die dit stukje Amsterdam meer dan 100 jaar geleden bewoonden, en crepeerden aan gebrek, armoe en afgrijselijke ziekten. Ook geen vrolijke tijd.

Er rijdt een tram door de Czaar Peterstraat – al rijdt hij momenteel niet, dank zij die demonstratie – maar dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Bewoners van die straat, en trouwens ook die van de Sarphatistraat, hebben jarenlang geprotesteerd tegen de komst van de tram. De straten zouden er te smal voor zijn, de stoepen zouden er te smal door worden, het zou ten koste gaan van het groen. De NIMBY’s wisten lang uitstel te bewerkstelligen, maar geen afstel. Toen de baan er al lag, stapte men nog naar de Raad van State. Vergeefs; sedert voorjaar 2004 rijden hier trams.

De protesten komen me, zo op het oog bezien, wat overtrokken voor. Er is hier voldoende ruimte voor eenrichtingsautoverkeer, zachte weggebruikers (vergeef me het Vlamicisme) en trams, die hier rijden in zeer bescheiden frequentie; kwartierdienst op zaterdag.

Een opmerkelijke straat, de Czaar Peterstraat. Rechts nog die oude huizen uit de tijd van Koentje. Er zijn hier schamele wasserettes voor de have nots; voor de ramen van de huizen hangen posters met linkse dogmata uit vervlogen decennia. Links staan luxe uitziende appartementen, waar hoop gloort op een welvarende toekomst. Een verscheurde straat, met die trambaan in het midden. De linkerzijde heeft hier voorgestemd bij het referendum; rechts ongetwijfeld tegen.

Die huizen rechts behoorden tot de roemruchte dubbeltjespanden. Huurders betaalden per week een dubbeltje extra om hun huizen ooit in eigen bezit te kunnen krijgen – maar je moest daarvoor langer sparen dan je levensverwachting strekte. En wat had je dan nog? Een huis in de Czaar Peterstraat. Er zijn initiatieven gestart om dergelijke dubbeltjespanden te behouden. Aan goedkope woningen zal behoefte blijven zolang niet iedere Amsterdammer miljonair is. Tevens vormen zulke huizen een herinnering aan het tijdperk van Koentje van Kattenburg. Het was een indroevig boek; er werd op grote schaal in gestorven. Nu ik het decor ervan ken, moest ik het eens overlezen.

Het tramverkeer is weer op gang gekomen, maar ik blijf nu maar lopen; ik ben er bijna. Ik ga het spoor onderdoor, en kijk even verderop in de kuil van de halte Rietlandpark. Daarna loop ik achter lijn 10 aan, en doorkruis een wijk met mooie nieuwe hoogbouw; Koentje zou hier van de ene verbazing in de andere vallen. Via de Verbindingsdam bereik ik het Azartplein, waar lijn 10 zijn keerlus heeft.

Ik heb het nu wel gezien, en spring in een gereedstaande bus naar het centraal station. Daarmee eindigt deze trammiddag, die voornamelijk met wandelen werd doorgebracht.

Hier eindigt ook deze voorjaarsserie over het OV in suburbia; eigenlijk realiseer ik me nu pas, dat het een serie was: Carnisselande, Almere, Terwijde, de banlieu van Antwerpen, IJburg. Graag had ik de Phileas van Eindhoven er nog aan toegevoegd; als die nog gaat rijden, zal ik er alsnog aandacht aan besteden.

Gedurende de komende vier, vijf weken kan ik door academische drukte weinig van me laten horen. In de hoogzomerperiode, zo vanaf medio juli, kom ik terug met een ‘vakantieplakboek’ vol omzwervingen langs toeristische attracties overal in Nederland; een soort blog, maar dan hopelijk minder erg.

Frans Mensonides
6 juni 2005


Lijn 10 op weg naar het KNSM-eiland


© Frans Mensonides, Leiden, 2005


<< naar thuispagina Frans Mensonides