Ik bracht vijf dagen door in Liverpool. En dat was niets minder dan de
bedevaart van een Beatle-fan. Vorige week schreef ik al een stuk over
de heenreis, de terugreis en een tussendoortje naar Carlisle, allemaal
afgelegd per trein. In een volgende aflevering nog iets over het OV in
en om Liverpool zelf, en in het bijzonder Merseyrail, een soort
Sprinter in de regio rond die stad.
Deze week: de stad Liverpool, waar je niet om de Beatles heen kunt. Ik
verken hem in de vorm van een fotorapportage met (zeer) uitgebreide
onderschriften.
Of je je thuisvoelt in een stad, beslis je meestal al als je onderweg
bent van het station naar het hotel. Maar Liverpool blijkt
een stad die zijn charmes niet erg snel prijsgeeft; ik merk dat al op
de eerste halve mijl dat ik er loop.
In de eerste plaats - met een zware tas om de schouder en een dito
rolkoffer achter me aan: de verkeerschaos. Maar over het verkeer en
vervoer ga ik, zoals gezegd, nog schrijven in een aparte aflevering.
Wat me verder meteen al sterk opvalt in Liverpool: het
contrast tussen de grandeur van de gebouwen en de armoede van de
paupers die in vrijwel elke straat met de rug tegen de muur zitten,
letterlijk en figuurlijk.
Ze leven op straat, zittend op een kleedje, met hun hele hebben en
houwen in een paar plastic tassen naast zich. In principe verdienen ze
de kost met bedelen. Maar de meesten hebben zelfs daar de energie niet
meer voor en staren hologig voor zich uit. Eén zie ik er de hem
toegemeten tijd korten met het oplossen van kruiswoordpuzzels. Ook Dale
Street, waar het stadhuis en mijn hotel Ibis Styles staan, kent zijn
vaste stoepbewoner, bij de ingang van supermarkt Tesco naast het hotel.
De meesten brengen ook de nacht door op de keien. ‘Sleeping rough’ heet
dat, en het aantal van zulke slapers neemt hand over hand toe in de
grote steden van Engeland. Tijdens een avondwandeling zie ik mensen in
gele hesjes, van een liefdadigheidsinstelling, alle paupers in de wijk
aflopen, koffie voor hen schenken en een praatje maken. Maar voor
onderdak kunnen ze blijkbaar niet zorgen.
Verder in Liverpool opvallend veel waarschuwingen, op elke blinde muur,
voor overtreding van talloze geboden. Die vermaningen gaan gepaard met
dreiging met draconische boetes. Je hond op straat laten schijten: 1000
pond; het is bepaald niet kinderachtig. Ik zie in vijf dagen tijd dan
ook nergens een flintertje hondenstront. En dat is dan weer gunstig
voor de beleving van de stad.
Die zich op de stappersavonden van vrijdag en zaterdag weer van een
minder gunstige kant laat zien. Ongure kerels op straat, die heel wufte
vrouwen chaperonneren; gorilla’s van uitsmijters voor elke bar, de
klanken die daaruit naar buiten waaien en in niets doen denken aan de
Beatles… Ik stort me maar niet in het nachtleven.
De naam Liverpool betekent zoiets als modderpoel. Desondanks was
Liverpool lange tijd, vanaf de 18e eeuw totaan de Tweede Wereldoorlog,
een van de grootse en machtigste haven- en handelssteden ter wereld. De
opvallende ‘Three Graces of Liverpool’ aan de kade langs de Mersey
dateren van kort na 1900 en stralen nog altijd alle rijkdom uit van een
wereldhaven.
Het zijn, als je met de rug naar de Mersey staat van links naar rechts:
Royal Liver Building, Cunard Building en Port of Liverpool Building.
Het statige, naar de hemel reikende Liver Building was ooit
verzekeringskantoor en is nu bedrijfsverzamelgebouw. De stenen vogels
op het gebouw zijn de hoeders van de stad. Op de dag dat deze
onverhoopt ten onder zou gaan, zullen volgens een legende deze vogels
wegvliegen. De Fa. Cunard was een rederij die passagiersschepen naar
Amerika liet varen; Port of Liverpool Building een uit zijn krachten
gegroeid havenkantoor van de overheid.
Het Titanicmonument, voluit: The Memorial to the Engine Room Heroes of
the Titanic, herinnert aan een zwarte bladzijde, ook in de geschiedenis
van Liverpool. Het rampschip, dat op 15 april 1912 op een ijsberg voer,
werd niet in deze stad gebouwd en zou er ook nooit aanmeren tijdens
zijn ultrakorte bestaan. Maar het schip was wel eigendom van de in
Liverpool gevestigde White Star Line. En onder de omgekomen
bemanningsleden waren een kleine 100 Liverpudlians. De ondergang van de
Titanic dompelde evenveel gezinnen uit Liverpool in rouw.
In WO II werd de haven van Liverpool goeddeels platgebombardeerd door
de Duitsers, tegelijk met de halve stad. Duizenden mensen werden
dakloos. In de decennia na de oorlog liep het belang van de haven
verder terug, en daarmee het inwonertal: 800.000 aan het begin van de
20e eeuw, ruim 450.000 100 jaar later.
De Beatles werden geboren in de Tweede Wereldoorlog en groeiden op in
armoedebuurten (behalve John Lennon, die redelijk op stand woonde).
Armoede is een perfecte voedingsbodem voor muziek. Rond 1960 ontstond
de Merseybeat, juist in de mindere buurten. Er waren een paarhonderd
bandjes actief en er verscheen vanaf de zomer van 1961 een wekelijks
magazine, Mersey Beat, waarin al hun stappen beschreven werden en dat
nu een gewild collectors item is.
De meeste bands bleven in de anonimiteit of schopten het niet verder
dan wat plaatselijke bekendheid. Maar een paar stegen tot grote hoogte:
Gerry and the Pacemakers, Billy J. Kramer and the Dakota’s, The
Swinging Bluejeans, Cilla Black, The Searchers en… The Beatles. Ik noem
alleen de artiesten die de eerste plaats haalden in de Britse
hitparade, maar er waren er nog meer die wat kortstondige roem
vergaarden.
In de era-Thatcher was Liverpool berucht om zijn probleemwijken, zoals
Toxteth. In de huidige eeuw is de stad er toch wel weer bovenop
gekomen, wat al blijkt uit de Church of Our Lady and Saint Nicholas. De
kerk, die in eerste aanleg dateert uit de 14e eeuw, is compleet
ingebouwd door luxueuze flatgebouwen.
Wat nu nog resteert van de ooit zo machtige haven: oude, mooi
gerestaureerde panden in de buurt van Albert Dock aan de Mersey. Hier
heerst dezelfde sfeer als in de opgekalefaterde oude havengebieden van
steden als Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Met dit verschil dat die
drie steden niet kunnen bogen op de geboorte van de vier meest befaamde
rocksterren aller tijden. De Beatles bepalen de sfeer in dit stuk van
Liverpool. Dank zij hen trekt de stad miljoenen toeristen per jaar uit
alle continenten van de wereld.
Het zijn voornamelijk grijze hoofden als ikzelf die ik zie; 60-plussers
hebben hier wel de overhand. Hopelijk trekt Liverpool in het
hoogseizoen ook andere leeftijdsklassen, anders is het over een jaar of
25 wel gedaan met het Beatle-toerisme.
Levendige discussies zijn er onder Beatle-fans, wie het meeste recht
heeft om zich de 5e Beatle te noemen. Is dat hun producer, George
Martin? Of de manager die ze groot heeft gemaakt, de te jong gestorven
Brian Epstein? Of Pete Best, die in de beginjaren drumde bij de Beatles
maar in 1962, juist voor hun grote doorbraak, uit de band werd gezet
ten faveure van Ringo Starr? Het laatste leidde tussen haakjes tot
grote woede bij sommige fans, en zelfs een keer tot handgemeen.
Hoe het ook zij, dank zij dit Beatles-monument kan iedereen zich mengen
onder de fab four en zich als 5e Beatle laten fotograferen. Ik zie er
een groepje Amerikanen mee doende.
Liverpool telt 2 Beatle-musea. Het oudste daarvan is gevestigd
aan Albert Dock en heet The
Beatles Story. Het tweede is Magical History Museum aan Mathew
Street en is pas 6 weken geleden geopend.
The Beatles Story, die ik verreweg het meest interessant vind van de
twee, vertelt, zoals de naam al aangeeft, het verhaal van het viertal.
Magical History Musuem heeft vooral een hoop spullen, waaronder ook
spullen waar je niks mee kunt, zoals het tuinmeubilair van John Lennon.
Het viel me een beetje tegen. Azing Moltmaker van het Beatles
Museum in Alkmaar hoeft zich vergeleken met dit Liverpoolse
Museum beslist niet te schamen voor zijn collectie.
Vooral in The Beatles Story heb ik mijn verzameling Beatle-weetjes
aardig kunnen aanvullen, zoals bijvoorbeeld het feit dat ze tijdens een
Amerikaanse tournee in de zomer van 1964 in totaal 22441 mijl (36115
km) afgelegd hebben. Begrijpelijk dat ze na een paar jaar genoeg kregen
van het gereis en getrek, en na 1966 verder gingen als studioformatie.
Ik koester zulke feitjes ze als een schat, zonder ze hier in extenso te
gaan opsommen. We willen toch niet nog meer Stones-fans verliezen als
lezer van deze site, toch?
Wat de fab four op een gegeven moment ook wel ontzaglijk moet zijn gaan
vervelen: de hysterische taferelen, overal waar ze zich vertoonden. Op
filmbeelden in The Beatles Story zien en horen we de ultieme
Beatle-gekte: duizenden en duizenden geëxalteerde, uitzinnig krijsende
bakvissen met gezichten die complete extase verraden. Rijen bobby’s,
arm in arm, kunnen de menigte meiden nauwelijks in bedwang houden.
We zien tientallen meisjes horizontaal weggedragen worden; onder de
voet gelopen of in katzwijm gevallen. Naast me staat een vrouw van
tegen de 70 er met lichte ontzetting naar te kijken. Was zij erbij,
indertijd, en blikt ze nu met schaamte terug?
Er is een tentoonstelling over het verblijf van de Beatles in 1968 in
de ‘ashram’, de mediteerschool van Zijne Heiligheid
de Maharishi in India. Ik schreef er al eens over in de
rubriek SoundBites
waarin ik, niet gehinderd door ook maar de geringste muzikale kennis of
aanleg, pareltjes besprak uit de pophistorie.
Dank zij, of ondanks de intensieve meditatie in de ashram, vonden John
Lennon en Paul McCartney inspiratie voor vele songs die op The White
Album zouden belanden. Die dubbelelpee ziet binnenkort Abraham; hij was
vanaf 22 november 1968 te koop in de platenwinkels. Hij behoort tot de
5 langspelers (vergeef me al die ouderwetse woorden) die ik mee zou
nemen naar een onbewoond eiland zonder WiFi maar met een elektrische
aansluiting voor een degelijke, ouderwetse platenspeler.
Ik lunch in de kantine van het museum, met Beatle-teksten op de muur.
En daarna…
Roll
up roll up for the Mystery Tour
Roll
up roll up for the Mystery Tour
Roll
up
That's
an invitation
Roll
up for the Mystery Tour
Roll
up
To
make a reservation
Roll
up for the Mystery Tour
The
Magical Mystery Tour
Is
waiting to take you away
Waiting
to take you away
Op een paarhonderd meter bij het museum vandaan vertrekt de fraai
beschilderde bus voor The Magical Mystery Tour langs
alle Beatle-plekken in Liverpool. Ja, I’ve made a
reservation, online, al een paar maanden geleden.
Het uitje is de naamgenoot van de komische kerstspecial van The
Beatles, die in december 1967 in de UK op de televisie werd
uitgezonden: een doldwaze tocht per bus. De show, en de bijbehorende
33-toerenplaat, werden neergesabeld door de critici. Ik zag het
programma een paar jaar geleden, en vond het best wel geinig. Maar de
recensenten vonden het allemaal wel erg bleekjes afsteken bij de
legendarische langspeelplaat Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, die
in de zomer van dat jaar was uitgekomen, ook één die ik meeneem naar
dat onbewoonde eiland.
Maar dat vind ik nu juist een teken van de genialiteit van de Beatles:
ook hun niemendalletjes staken nog ver uit boven de hoogtepunten uit
het oeuvre van vele andere bands. Ze vervelen nooit.
In de bus klinkt natuurlijk muziek en die zet in met de trompetterende
openingsmaten van het titelnummer, dat eindigt in mysterieuze,
psychedelische klanken.
De gids grijpt de microfoon om twee uur lang deskundig en snedig
commentaar te geven op wat we zien. Hij spreekt met een sappig
Liverpools accent, maar ik kan zijn verhaal toch voor ca. 80% verstaan;
het valt me niet tegen.
Er komen vier fotomomenten gedurende de tour, vertelt hij, waarbij
iedereen de bus uit mag voor bijvoorbeeld een selfie. Maar de Madryn
Street in de beruchte slums van Toxteth is veel te smal voor zo´n
fotosessie en we kunnen slechts een korte blik in het straatje werpen
vanuit de bus.
Hier is in 1940 Richard Starkey geboren, beter bekend onder zijn
artiestennaam Ringo Starr. Hij heeft een rotjeugd gehad: opgegroeid in
een achterbuurt met veel geweld en criminaliteit, een vader die al snel
de benen nam, en een zwakke gezondheid. Hij bracht in totaal drie jaar
van zijn kindertijd door in een ziekenhuis en een sanatorium, en kreeg
daardoor niet meer opleiding dan vijf jaar lagere school. Toch nog
aardig terechtgekomen…
Bij het geboortehuis van George Harrison (1943-2001), 12 Arnold Grove
in de wijk Wavertree, mogen we er wel uit. Maar ook dit straatje, meer
een hofje, is veel te smal voor die enorme bus. We worden een straat
verder gedropt met aanwijzingen hoe te lopen, en het verzoek, de
privacy van de bewoners te respecteren.
Die moeten er wel kotszat van worden: vier keer per dag zo’n
invasie. Ik voel me lichtelijk opgelaten en redelijk bespottelijk als
ik hier dat schamele huisje sta te fotograferen. En ik word getroffen
door wat me het meest zal treffen in het Liverpool van The Beatles: het
besef dat het 4 heel gewone volksjongens waren, van eenvoudige afkomst,
die zich wél wisten op te werken tot wereldsterren. George Harrison,
jongste van vier kinderen, en in het gelukkige bezit van beide ouders,
had volgens mij nog de meest normale jeugd van het viertal. Maar ik
moet in en bij de v/m huizen van de Beatles wel sterk denken aan Lady
Madonna, de heldin die haar gezin draaiende hield door elk dubbeltje om
te draaien. Liverpool moet vol geweest zijn met Ladies Madonna.
We rijden door Penny Lane, waar moeder Harrison de boodschappen deed,
waar John de winkels leegjatte en Paul overstapte op de bus naar John.
Verdomd, Penny Lane bestaat dus echt!! Er is een fotosessie
bij het bekladde straatnaambordje aan het eind ervan, maar ik besluit,
de fotomomenten verder te laten lopen, lekker in de bus te blijven
zitten, en er op een andere dag zelf, in mijn eentje te gaan
fotowandelen.
Natuurlijk klinkt Penny Lane nu uit de luidspreker. Diverse, in het
liedje genoemde zaken zijn er gewoon nog. De kapper is er nog steeds
gevestigd en de shelter, het wachthuisje voor de bus, staat
er ook nog. Het was tot voor kort een bistro, maar het staat nu leeg. Hoe bestaat het, dat je van een etablissement op zo’n plek
geen succes weet te maken?
De ´blue suburban skies´ moeten we er vandaag zelf bijdenken, maar de
‘pouring rain’ is meer van toepassing tijdens mijn verblijf in
Liverpool; het is regenachtig, guur, winderig weer. Maar de
brandweerman zullen we niet meer zien op Penny Lane. De kazerne die
hier ooit in de buurt was, is gesloten. ‘Wegbezuinigd, zoals zo veel
dingen’, zegt onze gids, die uit deze buurt komt, op bittere toon. Hij
kan zich er nog kwaad om maken.
Net als om een ander opmerkelijk Beatle-weetje. De single met dubbele
a-kant Penny Lane / Strawberry Fields Forever, de mooiste die ze ooit
gemaakt hebben, werd géén nummer-1-hit in de UK (wel in NL en de rest
van de wereld). Want op 1 stond namelijk Engelbert Humperdinck met
Release Me, dat ik in 1967 al een zeiknummer vond en nu nog steeds. Ja,
er waren sinds 1963 weer een paar nieuwe jaargangen bakvissen
aangetreden, en die zwijmelden om voor mij volkomen onbegrijpelijke
redenen bij Humperdinck, en niet meer bij de Beatles, die zelden meer
in het openbaar verschenen.
‘Willen jullie een stukje horen van ‘Release Me?’, vraagt de gids. Dit
voorstel wordt unaniem verworpen; het ‘Nóóóó!’ en boegeroep is niet van
de lucht.
Op de Engelse Wikipedia vond
ik onder ‘Penny Lane’ een verklaring voor dit ongekende schandaal.
De
Beatles-single zou gedurende 3 weken wel degelijk hogere verkoopcijfers behaald
hebben dan ‘Release Me’.
Echter: bij dubbele A-kanten werd alleen de kant
meegeteld die het vaakst gevraagd werd.
Met andere woorden: als je bij de
platenboer vroeg naar ‘Strawberry Fields’ dan telde deze verkoop niet mee.
Vreemd verhaal, want wat gebeurde
er dan als je vroeg naar: ‘Die nieuwe singel van de Beatles?’
Maar ergens toch
wel een plausibele verklaring.
In de Billboard-Hot 100 van
de USA konden beide zijden van een dubbele A-kant elk een aparte hitnotering
behalen.
Dat kwam doordat bij het samenstellen van deze lijst ook airplay
meetelde. Zodoende belandde Penny Lane op de 1e plaats
en Strawberry Fields op
de 8ste. En zo stonden The Beatles in april
1964 met 12 nummers in de Hot 100,
verschillende A- en B-kanten.
Aangevuld op 17 mei 2020
Penny Lane is genoemd naar de 18e-eeuwse slavenhandelaar James Penny.
En, je kon erop wachten: een jaar of 10 geleden heeft een politiek
correct gemeenteraadslid voorgesteld, de straat om die reden te
hernoemen. Kreun! Een van dé toeristische attracties van de stad naar
de knoppen!
Die vlieger ging mooi niet op. In plaats daarvan hebben ze in Liverpool
maar een slavenmuseum opgericht, om de
achter-achter-achter-achterkleinkinderen van slaven tevreden te
stellen. Maar als ze echt slim geweest waren, hadden ze Penny Lane
hernoemd naar de munt van 1/100 pond waarvan ik na een paar dagen
diverse exemplaren in mijn portemonnee heb; ze geven hier nog losse
centen terug en ronden niet af.
Het Centenlaantje, probleem opgelost! Loop ik trouwens 2 weken na mijn
vakantie in Liverpool rond in off all places het Overijsselse Heino en
zie ik een Centsweg!
We rijden nog langs Strawberry Field (zonder s), de v/m woonhuizen van
Lennon en McCartney, de kerk in de wijk Woolton waar die twee elkaar
voor het eerst ontmoet hebben en nog enkele andere highlights. Ik ga ze
de dag erop bekijken.
Op de terugweg komen we door Hope Street, een feitelijk nog
bijzonderder straat dan het Centenlaantje. Niet alleen zaten er maar
liefst 3 Beatles op school, maar ook telt de straat 2 kathedralen, een
Anglicaanse en een Katholieke.
De eerste, de Liverpool Cathedral (door mij gefotografeerd op een
avondwandeling), is qua ruimte de 5e ter wereld en qua lengte zelfs de
grootste. Hij ziet er middeleeuws uit, maar laat je niet foppen: de
bouw begon in 1904, het eerste gedeelte werd gewijd in 1924 en de hele
kerk werd pas opgeleverd in 1978.
De andere kerk, de Metropolitan Cathedral, is veel moderner, dateert
uit 1967, een veelgenoemd jaartal in dit stukje. De gids grapt als ik
hem goed versta dat hij gewijd is aan de 4 evangelisten: John, Paul,
George en Ringo. Hij vraagt verder nog een applaus voor de
chauffeur, die de bus veilig geloodst heeft door ‘The long and
winding road’ die het verkeer van Liverpool is.
De tocht eindigt bij The Cavern in Mathew Street. De Beatles traden er
in de periode 1960-1963 een kleine 300 keer op. Het was: avond aan
avond sappelen voor een boterham. Het succes kwam ze beslist niet
aanwaaien; er is hard voor gewerkt.
Ook Cilla Black begon haar carrière in The Cavern – als
garderobejuffrouw, wonderlijk genoeg.
Maar dit is helaas niet meer de originele Cavern, maar de Cavern 2.0,
of liever: een replica. De oorspronkelijke moest in 1973 wijken voor de
ondergrondse lus van Merseyrail. Als ik er binnenkom, draaien ze nota
bene Satisfaction van de Stones. Verder verkopen ze er veel te dure
souvenirs. Dit is niet mijn favoriete Beatle-locatie in Liverpool. Als
het nou nog de echte Cavern was…
De dag daarop stap ik weer op de bus, niet meer de Magical Mystery,
maar een dubbeldekker van Merseytravel, een doodgewone stadsbus. Penny
Lane is ook een doodgewone straat, met die bistro waar de pleiterik in
huist, een kerk, rijtjes roodbakstenen huisjes waar heel
Engeland mee vol staat en een blinde muur aan één kant van de weg.
De vrij smalle laan is een halve mijl lang. In het midden loopt de
spoorweg van de West Coast Main Line (zie de
vorige aflevering) eronderdoor. In een speeltuintje zie ik een gele
onderzeeër. Er is een kat, Albert, vermist, net als in gewone straten
ook wel gebeurt. Aan het eind heb je een sportveld, een privékliniek,
en dat befaamde straatnaambord. Er stopt een taxi voor van de Fab Four
Taxi Tour, toeristen gaan het bord fotograferen en
selfiën, en hun naam toevoegen aan de honderden die er al staan.
Het bijzondere van Penny Lane is dat er absoluut niks bijzonders aan
is. Als Paul McCartney er geen liedje over geschreven had, zou een
toerist er evenmin naar omkijken als naar de Bruijnings Ingenhoeslaan
in Voorburg of de De Kempenaerstraat in Oegstgeest.
Dat geldt ook voor dat rode hek bij Strawberry Field, beroemd gemaakt
door John Lennons Strawberry Fields Forever.
Strawberry Field was opgericht door de Salvation Army, het Leger des
Heils, en was een weeshuis voor meisjes. Lennon woonde er een steenworp
vandaan en klauterde vaak over een paar muren en schuttingen heen om de
tuin van Strawberry Field te bereiken. In een boom gaf hij zich dan
over aan puberale mijmeringen en keek hij naar de weesmeisjes.
Zijn tante Mimi (hij werd opgevoed door zijn tante en oom) wees hem op
de gruwelijke straffen die hij zou kunnen krijgen als hij betrapt zou
worden. Maar hij reageerde laconiek: ze zullen me er niet voor ophangen
(‘Nothing to get hung about’). Het moet een lastig jongetje geweest
zijn, John.
Ik gun mezelf ook een contemplatief moment bij deze Aardbeien Velden
voor Eeuwig, al klim ik er niet voor in een boom. Een klein kwartiertje
sta ik te kijken langs die vreselijk drukke Beaconsfield Road. In die
tijd stopt ook hier 2 keer een taxi van Fab Four Taxi Tour. Mensen
komen eruit; selfiesticks worden ten hemel geheven.
Feitelijk kom ik een zomer te vroeg. Strawberry Field wordt momenteel
herbouwd tot een buitenschoolse opvang voor kinderen met
leermoeilijkheden en er komt ook een informatiecentrum over hun
indringer van weleer, genaamd: John Lennon.
Ik reis een paar bushaltes verder door de lommerrijke en wat dorps aandoende
buitenwijk Woolton. In de Saint Peter’s Church vond op 6 juli 1957 de
eerste ontmoeting plaats tussen John en Paul. De eerste had op zijn
school, Quarry Bank High School, een bandje opgericht, The
Quarrymen. Ze speelden die middag op een feest in die kerk.
De 2 jaar jongere Paul kwam af op de lokale roem die dit groepje
inmiddels vergaard had en stelde zich voor aan John. Een paar maanden
later zou hij toetreden tot de band. Later kwam ook George Harrison
erbij en waren de Beatles al voor ¾ geformeerd.
PEACE staat in grote letters op een monument naast de kerk, maar dat
slaat op het einde van WO I in 1918, en het monument stond er al lang
voordat John Lennon Give Peace a Chance zong. Op het kerkhof is het
graf van Eleanor Rigby, door de Beatles bezongen op het album Revolver
uit 1966, en in Stanley Street in Liverpool vereeuwigd in brons, met
hand- en boodschappentas.
Op de laatste dag van mijn vakantie in Liverpool, zondag, maak ik een
excursie per Achttax naar de ‘childhood homes’ van Lennon en
McCartney. Het gaat uit van de National Trust, hoeder van
Brittanniës erfgoed, die beide huizen heeft gekocht. Alleen via die
excursie kun je er binnen komen. En helaas mag je er binnen niet
fotograferen, zodat je het moet doen met het portret van ondergetekende
in de tuin. De foto’s zijn geschoten door de chauffeur.
Ik deel de taxi met onder meer een Liverpudlian van mijn leeftijd die
zijn zoon en kleinzoon heeft meegetroond. De laatste is een jaar of 11
en kijkt of hij wel 10 leukere activiteiten weet te bedenken voor een
vrije zondag. Maar opa verteld enthousiast hoe dol hij was en is op de
Beatles, The Searchers, Gerry…
Het gezin McCartney verhuisde begin 1956 naar dit
eengezinshuisje met tuintje op het adres 20 Forthlin Road in de wijk
Allerton. Het was al de 6e of 7e verhuizing in het 14-jarige leven van
Paul, die in 1942 geboren was in de wijk Speke. Maar de McCartneys
konden zich langzaam verbeteren op de woningmarkt en het huisje was net
groot genoeg voor 4. Pauls jongere broer Michael zou ook de muziek in
gaan en onder de artiestennaam Mike McGear met zijn band The Scaffold
in 1968 een grote kersthit scoren: Lily the Pink.
Moeder was dolblij met dit huisje, maar kwam nog geen jaar later te
overlijden aan kanker. Vader en zoons bleven wonen aan Forthlin Road.
Dit piepkleine museumpje heeft niet meer het originele meubilair, maar
is wel in jaren-50-stijl ingericht. Je moet er niet binnenvallen met
meer mensen dan in een busje passen.
Het kreeg eerder dit jaar bezoek van niemand minder dan Paul McCartney
zelf, die er sinds zijn jonge jaren niet meer was binnen geweest. Je
ziet die scene in de aflevering van Carpool Karaoke met de komiek James
Corden, die beroemde zangers en zangeressen meetroont in zijn auto voor
een soms nog redelijk geslaagd duet. De Carpool Karaoke met Paul mag door
geen Beatle-fan gemist worden en is al 33 miljoen keer bekeken op
YouTube.
Paul vertelt dat hij in dit huis met John Lennon ‘She Loves You’
gecomponeerd had, wat de meest succesvolle Beatles-single aller tijden
zou worden. Ze lieten het nummer horen aan vader McCartney. Die was er
best enthousiast over, maar één klein minpuntje. Waarom nou dat
irritante Amerikaanse ‘yeah, yeah yeah?’ Konden ze niet gewoon zingen:
‘She loves you, yes, yes, yes? ‘
Mmm, ik weet niet. Klinkt niet echt top. Soms moeten vaderlijke
adviezen in de wind worden geslagen.
Van Paul’s childhood home naar dat van John is maar een paar
straathoeken om met de taxi; het ritje duurt nog geen 3 minuten. Wat
wel bijzonder is, gezien het verhaal over het ontstaan van Penny Lane.
Paul kwam daar altijd als hij op weg was met de bus van zijn
huis naar John’s, en hij moest overstappen bij die shelter. Maar dat is
echt mijl op zeven, terwijl het maar 20 minuten lopen zou zijn. Lopend
ben je er vermoedelijk sneller dan met de bus. Maar ja, 15-jarigen
hebben meestal zwaar de pest aan wandelen.
De blauwe plaquette van de English Heritage Trust krijgt een
beroemdheid pas op zijn gevel als hij minstens 100 jaar oud is of
minstens 20 jaar dood. Vandaar dat John (1940-1980) er wel een heeft en
Paul (pas 76, en nog steeds actief in de platenstudio en op het podium)
geen.
Huize Mendips, 251 Menlove Avenue, ligt in de redelijk gegoede buurt
Woolton en is een stuk ruimer dan dat van de McCartney’s. John
musiceerde er in het klein opkamertje aan de voorkant. Als je het van
binnen wilt zien zonder ervoor naar Liverpool te reizen en de tour te
boeken, kun je ook wel een filmpje vinden op YouTube. Maar pas als je
hier aanwezig bent, beleef je de magie ervan; te staan in de kamers
waar de eerste Beatle-composities ontstonden!
Johns vader was zeeman en zelden thuis. Zijn moeder kon de opvoeding
niet aan. John werd in huis genomen en met strenge hand opgevoed door
zijn tante Mimi en met mildere hand door oom George, die echter jong
overleed. Johns moeder, met wie hij nog goede contacten onderhield,
kwam in 1958 aan haar einde door een noodlottig ongeval. Ze werd
vlakbij huize Mendips doodgereden door een automobilist, een dronken
politieagent.
Tante Mimi verdiende de kost door kost en inwoning te verschaffen aan
studenten, die vaak uit hun studieconcentratie gehaald werden door
gratis muziek van John. Regelmatig maande tante haar neef, eens iets
nuttigers te gaan uitvoeren , met de woorden: ‘Jongen, dat gitaarspelen
van jou is allemaal wel leuk en aardig. Maar daar kun je later toch je
brood niet mee verdienen?’
Later die zondagmiddag wilde ik de Quarry Bank High School nog
fotograferen, in een park, maar ik bleek de verkeerde school op de
plaat gezet te hebben.
Wel heb ik de Dovedale Primary School, de basisschool waar John Lennon
en George Harrison op hebben gezeten. De school, een ouderwets gebouw
met een moderne aanbouw, een kindercrèche, ligt aan Dovedale Street,
parallel aan Penny Lane. Het motto van de school, Imagine, believe,
achieve’, is vast en zeker geïnspireerd op het nummer Imagine van John.
Men spaarde er de roede niet. En Lennon had een gruwelijke hekel aan
het schooluniform.
Ik geloof dat lijfstraffen tegenwoordig niet meer uitgedeeld worden in
het Britse onderwijs. Maar nog steeds is op 90% van de lagere en
middelbare scholen het uniform verplicht. Zo rond 15:00 uur zie je op
doordeweekse dagen trossen geüniformeerde scholieren bij de bushaltes.
Eén school in Liverpool is zelfs genoemd naar wat de leerlingen dragen
moeten. Het is de Blue Coat School, een prestigieus gymnasium waarvoor
je een strenge toelatingsprocedure moet doorlopen.
Waarom een uniform? Als schoolhater zou ik denken dat het is vanwege de
eenheidsworst die ze aan de maatschappij willen afleveren, en dat
niemand uit de toon mag vallen en niemand boven het maaiveld mag
uitsteken. Maar het heeft een andere achtergrond: als iedereen
hetzelfde draagt, kan niemand anderen de ogen uitsteken met dure
kleding en kan niemand gepest worden met wat hij aan heeft.
Het kost de ouders wel een lieve cent, die uniformen: honderden euro’s
per jaar. Het luxe warenhuis John Lewis (John Lennon, las ik in de
gauwigheid) heeft ‘schoolware’ te koop voor alle scholen uit de buurt,
waaronder natuurlijk ook de blauwe-jassenschool.
Ik ben Lewis binnengelopen voor een kop koffie en 3 paar sokken, want
ik ben de mijne vergeten in te pakken in de koffer, ontdekte ik
vanmorgen. De winkel bevindt zich in het immense winkel- en
vermaakscentrum Liverpool ONE.
Dan tot slot – niet onbelangrijk op vakantie - het eten. De Engelse
keuken heeft geen grootse reputatie. Het ontbijt in het hotel is
gelukkig continental; geen spek. Verder noordelijk in Groot-Brittannië
schijnen ze graag schapendarmen en -hersenen te consumeren. Ikzelf
dineerde drie keer bij een Thai met lopend buffet in Hanover Street,
die me bij de eerste keer goed beviel, en een keer bij een Italiaan in
dezelfde straat.
Maar ik wilde Engeland niet verlaten zonder de nationale schotel te proeven: Fish and chips. Daartoe ging ik op een avond een cafetaria binnen, de Lobster Pot, tegenover station Liverpool Central. Het bleek een ongezellig, klein hok, zeer minimalistisch ingericht met niet veel meer dan een toonbank en een paar armetierige tafeltjes. Later zag ik dat Lobster Pot een hele keten vormt; de volgende dag zag ik die zaakjes overal.
Een portie fish and chips bestaat uit een plastic bak met bremzoute frieten, van die dikke, blommige Vlaamse, een bonk vis daarbovenop (meestal kabeljauw heb ik me laten vertellen, hoewel je aan de gefrituurde vis niet meer afziet wat voor beestje het precies geweest is toen het nog zwom) en dat alles bedekt met een groene, snotterige brij van het een of ander. Bij nader inzien en inproeven blijken dat tot pap gekookte doperwten te zijn.
Vinegar erbij? Ja, waarom niet; ik ben met dit diner toch al verzekerd van brandend maagzuur, dus waarom ook nog niet eens azijn erover?
Dit alles krijg je opgedist op een stuk gekleurd pakpapier om het in naar huis te transporteren, of als onderlegger voor de kledders, als je het ter plaatse consumeert, wat ik ga doen, aan zo’n tafeltje.
Het geheel ziet eruit of het al een keer eerder gegeten is. Maar ik moet zeggen dat het beter smaakt dan dat het eruitziet. Ik heb de hele middag door de stad gezworven, daar krijg je trek van, en honger maakt rauwe bonen zoet en zelfs dit summum van de Britse keuken eetbaar.
Daarmee ben ik heen door de plaatjes en de verhalen over de stad aan de Mersey. In een volgende aflevering nemen we de befaamde veerpont over die rivier en ook de bus, MerseyRail en de taxi.
Frans Mensonides
30 september 2018
Er geweest: woensdag 5 t/m maandag 10 september 2018.
Laatste aanvulling: 17 mei 2020
©
Frans Mensonides, Leiden, 2018