Voor deze heruitgave is het exemplaar gebruikt van de Bibliotheek Wageningen UR
5
* 10 * * * * 15 *
20
25
30
* * 35
40
45
50
55
60
65
* * * 70 * *
75
80 * * *
85
90 *
95
100
104 |
[alleen ‘De Verstoorde’ in de titel staat in Gotische druk; de rest is romein, met de namen etc. cursief]
De Verstoorde, en NOYT GESTORVEN FLORA
WAt donderend ghebrul, met opgesperde kaken Hoor ick van hersens dul, en rijmen op mijn maken! Van een deel licht gespuys, daer toe gehuyrt met gelt Die niet alleene my: maer alle deught gewelt En overlast aen doen, tot koelingh haerder lusten, Die tot uytspouwens toe, versmoort zijn in onrusten, 'tIs maer ghepuffelt dan, en schuym van al 'tgheboeft Die voor gehuyrden loon, met herssens ongheschroeft Wtspouwen vier en vlam, om dat ick gae afsond'ren Mijn Echt geteelde kint, dat lievende Gods wond'ren In mijn natuyr en aert syn hooghste lusten heeft Van die verbastert zijn, en basterlijcken leeft, Die niet en lieven mijn, noch Godt, noch syne gaeven: Maer met een geyle lust naer vuyle winste draeven, En haer vergiftight nat al had gestort soo veel Dat by naer 't Echte-volck, verbasterden geheel. En niet meer op mijn BLOM en achten als sy plegen: Maer most met pont en aes juyst in een schaele wegen, Verbrandt en soo ghesenght was meest 't geheele volck Door uytgesonden brandt van d'onder-aertschen kolck, Soo dat ick yv'ren most, en yv'ren sal ick moeten Tot dat ick reyn sal sien, betreden en begroeten Mijn Saelen en Salet, gesuyvert van't ghespuys, En Bacchus weder doodt, en Pluto weder t'huys; Het welck ick u beveel mijn Echt-getroude liede, Op dat ick weder u mijn oude gunste biede! Daer ick toe ben gheneyght, en sal gheneyght altijdt V streelen wederom, tot wraeck van die't benijt Soo ghy u dwaelingh laet, en weder gaet herstellen Op mijn ghewijden wegh, daer ghy van scheent te hellen, En wederomme comt, soo ghy wel waert gewoon Te coopen mijne BLOM als ick u die vertoon, En soo ghy dan noch wilt, by een u gaen vermaecken Om coopen eenigh Bol, soo wilt voor al doch staecken Het aes en ponde-goet, waer over ick soo gram Eerstmael met mijne Roe daerom beneden quam 't Is om 't misbruycken dan dat ick u wat moet siften Om te behouden die ghesont en sonder schiften Naer mijn ghegeven wet haer altijdt stelden wel, Ghy bent mijn Voester-kindt: daerom doet mijn bevel, En drijftse van u wegh die anders mijn ghenaecken Als om een soete winst, en eerelijck vermaecken Soo weynigh als ghy cont! laet Prince nochte Heer Genaecken niet mijn Blom, oock niet met u verkeer, Ten zy uyt puyre lust: want anders can 't u letten, En die Wet-gevers zijn, binden haer aen geen Wetten; Dit is dan nu mijn volck, mijn oude eerste wet Daer in ick u gevoed, en mijn vast heb gheset, Soo ghy u daer aen hout, sal ick u gaen vermeeren Met een seer soet gheslacht, die mijn soo sullen eeren Dat hare Godes-dienst daer mee niet wort besmeurt, En geen ontuchtigh mal, dat eerbaer herten treurt, En sal van haer gehoort, veel min werden bedreven, En ick sal oock in haer met lusten weder leven; Dan sal dit helsch-ghespuys van slangen opgevoet, Van adderen geteelt, en padden uytgebroet, Haer uytghespogen vuyl, doch weder moeten eten Met wroegingh haers ghemoet, en knagingh haers geweten Die doch maer mensch in schijn: maer sonder menschen geest Geheel ontaerdet zijn, verandert als een beest; Wat is doch al haer werck? anders als slangh en padden En vise spokery daer sy't pampier mee cladden? 't Zijn dieven vanden tijdt, en beulen van haer Vrou, Oock kinderen verdriet, en voor Godt eenen grou, En blijckt haer dolheydt niet? en haer verwoedet rasen Aen haer verlemt gerijm, grillen en visevasen? Hier met een Graf-geschrift, daer met een Doode-rol, En ick en weet niet wat uyt haren sotten-bol Gesmedet noch al wort, als of ick waer ontslaepen: Maer neen, ghy sotten raest: want ick ben soo geschaepen Dat ick blijf al den tijdt en sal nimmer vergaen, Tot dat dees weerelts ront niet meer sal blyven staen, En sal noch alle daegh mijn kinderen wel voede Als ghy maer tot een spot, en afgeschuymt van 't goede Verworpen en verplet, sult liggen als een aes Daer ghy geloont sult zijn, als al der dwasen dwaes. Waerom verkeert gheslacht gaet ghy met loogen-taelen In u geloogen rijm, soo schandelijck afdwaelen, En stelt met naemen veel, selfs die ick niet en ken, En dat ick al ben doodt, daer ick noch levend ben; Ghy seght mijn 't clamme sweet, en dan noch yets van't geele Wtbrack, en soo afgingh, en dat ick dat ten deele Mijn volck gelaeten heb: daerom ghy schijnt misnoeght Om dat het uwe was: en niemandt anders voeght; Want niet alleen u nest, of ander legher-steden Begeelt en is geheel: maer selfs oock al u leden Soo gantsch vervuyllet zijn, dat u niet anders wermt Van hooft tot voeten toe, jae selfs al u gedermt; Daerom met reden ghy u wel te recht verstoorde Om dat een ander creegh 't geen u alleen toehoorde. Om maken een besluyt, soo keer ick weer tot u Mijn kint en kind'ren al, en weest doch geensins schu Van dit Momus ghedrocht, en rechte Zoyelisten In ontught opghevoedt, ghebaert in alle twisten: Maer blijft soo ghy eerst waert, ghesont in wesen puyr Ghy kent doch mijnen aert! en eyghene natuyr, Hoe ick wel ben ghewoon, nu en ontrent dees tijden Mijn te verbergen wat, en in de aerd te glijden! En dan weer op syn tijdt mijn heerlijckheydt vertoon Aen die het weerdigh zijn, met lusten ick beloon Soo sal ick weder doen ghelijck ick heb voor desen Met vol ghewenschten lust u volle lust weer wesen, Ick blyve die ick was, blijft soo ghy u nu toont Soo sult ghy weer van mijn worden met lust gheloont.
Mijn haeters zijn bot.
|
Verstoorde: kwade
dul: dol; onwijs een deel licht gespuys: een horde lichtzinnig geboefte (Flora doelt op de schrijvers van spotliedjes over haar) haerder: van hun onrusten: beroering ghepuffelt: gepeupel; tuig van de richel ongheschroeft: losgeslagen (?; tegendeel van WNT schroeven I,A,1: bevestigen) - om dat: zodat - r. 9-16: Flora wil onderscheid maken (afsond’ren) tussen haar echte kinderen (de bloemenliefhebbers) en bastaardkinderen (nl. de ontaarde floristen die alleen in geld zijn geďnteresseerd) verbastert: verdorven; ontaard geyle: begerige nat: sap by naer: bijna als sy plegen: zoals zij gewoon waren Maer … wegen: (Flora richt zich vooral tegen de floristen die geld verdienden met azenhandel en handel in pondsgoed; zie 2.4) - meest: vrijwel - d’onder-aertschen kolck: de hel Tot dat … ghespuys: totdat ik mijn zalen en ontvangstkamers gezuiverd zal hebben van het gespuis, en ze weer kan betreden, en u weer kan begroeten Bacchus: (god van de wijn) - Pluto: (god van de onderwereld)
streelen: liefkozen; beminnen Soo … hellen: als u tenminste afziet van uw dwalingen, en weer op het rechte pad komt, de door mij geheiligde weg, waarvan u leek af te dwalen
(r. 33-34: Flora hoopt blijkbaar op herstel van de “oude“ tulpenhandel) aes en ponde-goet: (vergelijk r. 18) - gram: kwaad Roe: (strafwerktuig) dat … siften: dat ik u grondig moet onderzoeken schiften: wijken Naer … wel: zich altijd goed voegden naar de wet ik die gesteld heb Voester-kindt: pleegkinderen, beschermelingen die anders …vermaecken: die mij om een andere reden benaderen dan om een winstje en eerlijk vermaak. Soo …cont: (wijst terug naar drijftse van u wegh); doet wat u kunt, als is het nog zo weinig (?) - Genaecken: naderen, aanraken - verkeer: de mensen met wie u omgaat - lust: plezier - letten: nadeel berokkenen En die … Wetten: en (laat) zij die wetgevers zijn, hen (mijn bloemen) aan geen wetten binden mijn vast heb gheset: mij op heb vastgelegd (?) vermeeren: verrijken
En sal … bedreven: van hun zal worden gehoord, noch door hen bedreven zal worden dit helsch-ghespuys: (vanaf hier gaat het weer over de schrijvers van spotliedjes; vgl. r. 1-9) Haer … eten: de smerige woorden die ze hebben uitgebraakt, weer moeten inslikken
vise spokery: humeurige zinsbegoochelingen ’t Zijn … verdriet: ze verspillen hun tijd en doen hun vrouw en kinderen veel kwaad en verdriet (door gedichtjes te schrijven, in plaats van de kost te verdienen) - blijckt … Aen: blijkt … uit verlemt: lam; kreupel (lamlendig?) - visevasen: muggenzifterij r. 67-72: Flora richt zich tegen de pamflettisten die haar hebben doodverklaard en spreken over haar testament; zij is echter onsterfelijk en zal blijven leven totdat de wereld vergaat raest: raaskalt
afgeschuymt: ontrukt aan aes: lijk Daer … dwaes: dat zal dan uw verdiende loon zijn, zoals geldt voor alle dwazen-der-dwazen - verkeert: verdorven
naemen veel: (de vele namen van onbekenden, genoemd in pamfletten als Dood-Rolle) (r. 81 e.v. verwijzen naar de slot-scčne uit Dood-Rolle: Flora zou gal nagelaten hebben aan haar bewonderaars)
Om dat … voeght: omdat het uw eigen gal was, en niemand anders past ander legher-steden: andere slaapplaatsen Begeelt: vol gal wermt: warm houdt gedermt: darmen verstoorde: kwaad maakte Om dat … toehoorde: (nl.: de gal) (r. 91 e.v.: vanaf hier richt Flora zich weer tot de ware bloemenliefhebbers) Momus: (God van de kritiek; ook wel van dichters en schrijvers; werd door de overige goden verdreven van de Olympus) - Zoyelisten: criticasters (Zoďlus: Grieks sofist, 4e eeuw v. C.; harde, bitse criticus van o.a. Homerus) nu … tijden: (in de winter)
ghelijck ick heb voor desen: zoals ik voorheen altijd gedaan heb(?)
|