<< naar thuispagina Frans Mensonides
Halte Ternoot
Eindelijk ziet dan het De digitale reiziger-vakantieplakboek 2005 het licht. Het wordt een soort blog, waar ik eigenlijk helemaal niet van houd. En wat heet vakantie?
Mijn academische zomerreces komt dit jaar wat langzaam op gang. Gisteren vond in het universiteitsmuseum van Utrecht de langverbeide opening plaats van de Sidrac-tentoonstelling waaraan 20 studenten, onder wie ik, hebben meegewerkt. Het boec van Sidrac was het 14e eeuwse equivalent van Google. Volg de link, en je zult het zien. Het universiteitsmuseum ligt op loopafstand van de andere attractie die je deze zomer beslist moet bezoeken (nl. het vernieuwde Spoorwegmuseum); er is dus weinig reden om eraan voorbij te lopen, en in november met schaamte te moeten erkennen dat het gemist hebt.
Door de tentoonstellingsdrukte bleek niemand zijn werkstuk af te hebben, dat eigenlijk al op 7/7 ingeleverd had moeten worden (precies het soort voor derden niet interessante informatie die je kunt verwachten in een dagblog). Onze onvolprezen professor, Orlanda Lie, verleende ons respijt tot 2 augustus. Ik viel in een put; mijn werkstuk was al in een aardig gevorderde staat van nascendi, en ik dreigde ineens te verdrinken in die zee van extra tijd die ik had. Vaak is dat niet eens gunstig, extra tijd te krijgen; je gaat uitstellen wat nog gebeuren moet, en twijfelen aan wat alreeds gedaan is; de vaart is eruit.
Over verdrinken gesproken; het werkstuk handelt over de zondvloed, die een belangrijke rol speelt in Het boec van Sidrac. Ik ben gelovig noch bijgelovig, maar ik begrijp nog steeds niet, waarom telkens wanneer ik me achter de computer zet om aan dat werkstuk te werken, de hemelsluizen zich openen. Al weken en weken van deze zomer zijn verregend, en dat is volgens mij mijn schuld met mijn rare onderwerpskeuzen. Tijdens het openingsfeest, dat in de buitenlucht plaatsvond, was het even droog; het mag een klein wondertje heten.
Kort en goed: ik moet op de morgen van deze inderdaad wat donkere zaterdag in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag zijn om nog iets na te slaan. Sommige naslagwerken in deze eerbiedwaardige instelling staan in de Bronnenzaal. De eerste keer dat ik daaruit een boek moest hebben, had ik me er een wat overspannen voorstellingen van gemaakt. Een bronnenzaal, daar zag ik iets bij als een gedimd verlichte ruimte, waar murmelende beekjes uit de grond opwellen, en waar je in een gedistingeerde omgeving, in fraaie priëlen, onder pergola’s, kunt snoepen van de boom der Kennis. Misschien zou je in een bronnenzaal kunnen dobberen op een ligbed, en lekker op je rug kunnen blijven liggen lezen.
Niets van dat al. Ik liet me erheen tronen door een bibliotheekmedewerker, maar de bronnenzaal bleek een doodgewone leeszaal te zijn. Die bovendien in staat van verbouwing verkeerde; de boeken waren tijdelijk verplaatst naar een wat muffig magazijn.
Zo’n nationale bibliotheek trekt trouwens een aparterig publiek. Je ziet er zelden mensen van mijn leeftijd. De leeftijdscurve piekt bij 23-jarigen (studenten van een jongere generatie dan ik) die fanatiek zitten te rammelen op de computers die hier ter beschikking staan, en 80-plussers, louter mannen, die – buiten noodzaak en buiten de tijd - hier kennis zitten te vergaren over God weet wat voor onderwerpen. Het lijken wel spoken; elke bibliotheek of archiefbewaarplaats kent wel een paar van die geestverschijningen die niet sterven en altijd terugkeren. Ze maken de indruk, er zelf nog bij geweest te zijn: de Tiendaagse Veldtocht, Napoleon, de beeldenstorm, de Hoekse en Kabeljouwse twisten. De naslagwerken kunnen ze amper meer torsen, hun kleding was een generatie geleden al oudmodisch, computertoetsen beroeren ze niet, maar ze studeren en studeren, alsof niet ergens in al die boeken staat dat alle kennis ijdel is, en vergeefs. Maar hier, in de bronnenzaal, geldt zij nog als deugd.
Dit was slechts de inleiding. De rest gaat over openbaar vervoer, want dit is nu eenmaal een OV-rubriek, hoewel passages over bijzaken doorgaans interessanter zijn.
Rond halfeen begeef ik me naar de uitgang. De KB ligt op een minuut of 3 lopen van Den Haag CS; de tram slingert zich er als een achtbaan omheen. Vandaag besluit ik, de andere kant op te lopen (evenals vorige week; een gedeelte van de foto’s dateert van 2 juli, zeg ik erbij, voor de zorgvuldigheid van de bronnen).
Je belandt dan op hectaren vol glazen kantoorkolossen, waaronder veel justitiegebouwen. Ik dwaal hier rond in een bibliotheekachtige stilte. Weinig plekken zijn naargeestiger en tegelijk geruststellender dan kantoorwijken in het weekend. Er loopt hier vandaag geen ambtenaar rond, die een vormfout zou kunnen maken, waarover de minister dan weer opheldering zou moeten verschaffen in de Tweede Kamer. En niemand zal hier een zelfmoordaanslag plegen, bij gebrek aan slachtoffers. Als je aan de hemelpoort klopt met het cijfer ‘0’ op je scorebord, stuurt Allah je subiet terug.
Doel van mijn wandeling is de Prinses Beatrixlaan, een autogeul. Aan mijn rechterhand heb ik geïnspireerde, moderne kantoorbouw; links van die akelige, nare Oostblok-blokken die ze in Berlijn afgezworen hebben, maar in Nederland thans tot de grote mode behoren. Daar waren ze goorgrijs; hier donkerbruin; geen ponem.
In de Prinses Beatrixstraat wordt gebouwd aan de Randstadrail, die hier volgend jaar om deze tijd al moet rijden. Randstadrail, waaraan 12 jaar zware discussie is voorafgegaan, is een vervoerssysteem voor de driehoek Rotterdam – Zoetermeer – Den Haag, de drie grootste steden van Zuid-Holland.
Het project behelst onder andere het ombouwen van de Zoetermeer- en Hofpleinlijn tot sneltram- annex metrolijn. Tevens wordt de Zoetermeerse ‘krakeling’ verrijkt met een zijtak naar de nieuwe wijk Oosterheem. Vanaf station Den Haag Laan van Nieuw Oost Indië zullen de trams via een viaduct naar Den Haag CS geleid worden. De trams uit Zoetermeer vervolgen daarna via de in 2004 geopende tramtunnel hun weg naar hun eindbestemming: Zichtenburg of Loosduinen. De metro’s uit Rotterdam gaan niet verder dan Den Haag CS.
Het viaduct over de Beatrixlaan krijgt een opvallende vorm. Het wordt een zogenaamde ‘netkous’; de trams komen te rijden door een ronde, open constructie van stalen buizen. Op, of liever: boven de Beatrixlaan komt een halte. In de bocht naar station Laan van NOI zal de parkeergarage van Siemens zo te zien moeten wijken voor de trambaan. Maar wie heeft nog een parkeergarage nodig, als hij met Randstadrail naar zijn werk kan?
De aanleg van de netkous is al bezienswaardig. Het ‘gebouw’ op de foto lijkt op een kantoor van Sdu, maar dat is fake; in werkelijkheid is het een mobiele bouwplaats.
Ooit, ver vóór de verkantoring van deze wijk, heette de Beatrixlaan nog Adelheidstraat, genoemd naar de echtgenote van koning Willem III. De Blauwe Trams Leiden – Den Haag reden hier, evenals de lokaaldienst Voorburg – Scheveningen. ‘Adelheidstraat’, dat is nog steeds een magische klank in deze streek, net als ‘Boedapester’, ‘Wachtje’ en alles wat maken heeft of zelfs maar vaag doet denken aan het era van de Blauwe Tram van de NZH, die werd opgeheven in 1961.
Uit de richting Voorburg passeerde de tram eerst het viaduct onder de spoorbaan, en maakte rond de plek waar nu de Haagse Poort staat, een bocht naar links. Daar was de halte Adelheidstraat. Daarna vervolgde de tram zijn weg via ongeveer de boog die de treinen nu afleggen op het trajectje van Laan van NOI naar Den Haag CS. Deze thans zo volgebouwde hectaren bestonden toen uit een onherbergzaam gebied dat ooit iets geweest was, en ooit weer iets moest worden; ‘Nova Zembla’ heette het in de volksmond. De trams passeerden vervolgens Den Haag Staatsspoor. De blauwe tram uit Leiden had zijn eindpunt langs het Malieveld, bij het ‘Wachtje’.
Ik weet dat alles uit boeken uit één of andere bronnenzaal. Mijn geheugen wil dit tramritje niet meer weergeven. Ik heb, zoals ik laatst memoreerde, als 0- tot 5-jarige Voorburger vaak in de Blauwe tram gezeten, maar wij gingen meestal de andere kant op, naar Leiden. De term light-rail was nog niet uitgevonden, en zou ook volkomen misplaatst zijn voor die Boedapesters, die tientallen tonnen wogen per wagon.
Op het laatste stukje naar Den Haag CS zullen de trams van de Randstadrail gebruik maken van het in 1976 voltooide tramviaduct dat thans bereden wordt door de lijnen 2, 3 en 6. Station Ternoot, daterend uit hetzelfde jaar, lag precies op de plek waar de Randstadrail moest aantakken. Dit station, in 1997 nog grondig gerenoveerd, werd een paar jaar geleden even grondig afgebroken. Daarvoor in de plaats is nu op een iets andere plek een halte gekomen, die eergisteren in gebruik is genomen. Hij ligt temidden van alweer van die walgelijke Oostblokken.
Een verrekt slechte ruil, een station voor een halte. Het ding heeft niet meer zoiets als een hal, en is niets anders dan een eng hoog perronnetje langs de trambaan, met een roltrap ernaartoe. Het gevaarte kan slechts met gevaar voor eigen leven betreden worden. Je moet een drukke weg oversteken; de zebra’s eindigen in niemandsland, en niet bij een roltrap. Mooi is ook anders.
Het ding is al te drastisch verso(m)berd. Hetzelfde geldt ook voor de Randstadrail (die zelf niet op Ternoot zal stoppen, maar vlak daarvóór afslaat naar de netkous). Het Randstadrailproject is in de loop van jaren meerdere malen opgeblazen tot angstwekkend megalomane proporties, en even vaak ook weer lekgeprikt. De variant uit 1993, met voor Den Haag onder meer metrotunnels naar Loosduinen en Scheveningen, zou 10 miljard ouderwetse, harde guldens gaan kosten. Dat was natuurlijk volstrekt onhaalbaar.
Maar ten minste een doorkoppeling van de Randstadrail naar Scheveningen had er wel mogen komen. Den Haag CS – Scheveningen is één van de drukste routes van het Haagse tramnet, maar de reiziger is nog steeds veroordeeld tot lijn 9 die propvol van halte naar halte sukkelt, en op elke straathoek stopt.
De originele Hofpleinlijn, die nu bijna 100 jaar oud is, kende wel een zijtak naar Scheveningen. Kort na de Bezetting verloor de badplaats zijn spoorverbinding. Jammer, jammer, jammer, dat zo’n publiekstrekker niet bereikbaar is met snel en hoogwaardig OV. Het heeft beleidsmakers in de loop van de eeuw nooit ontbroken aan gebrek aan visie.
Later deze middag zullen we weer een foto nemen van mensonterende taferelen bij de tramhalte van lijn 9 naast Den Haag CS, hoewel het nog niet eens echt gunstig strandweer is, in deze zomer die zijn kruit te vroeg lijkt te hebben verschoten. Maar daaruit moet je niet opmaken, dat lijn 9 louter een lijn is voor strandbezoekers. De route voert dwars door een groot kantorenareaal. Ook het spitsvervoer op deze lijn is dagelijks een hel. En dan ligt op de route nog wel het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waar al het geld verdeeld wordt voor die mooie prestigeprojecten. Deze keer hadden de ambtenaren wel iets minder onkreukbaar mogen zijn dan gewoonlijk, en enkele tientallen miljoenen euro’s mogen uittrekken voor een doorkoppeling van de Randstadrail naar Scheveningen; voor hun eigen gemak en belang.
Er kleven meer tekortkomingen aan het Randstadrailplan dat nu gerealiseerd wordt; we zullen er nog een paar tegenkomen als we later deze zomer het zuidelijke gedeelte van het traject gaan verkennen.
Als ik rondloop in de omgeving van het nieuwe Ternoot zie ik plotseling een bordje Adelheidstraat. Dat maakt deze middag nog goed. De straat is dus niet, zoals ik altijd gedacht had, geheel verdwenen; het noordelijke gedeelte ervan bestaat nog. Waarom die rare hoge halte dan Ternoot heet, en geen Adelheidstraat, is een voorshands nog onopgelost raadsel.
Frans Mensonides
13 juli 2005
© Frans Mensonides, Leiden, 2005