De digitale wandelaar
Aandachtsvol in Ammerstol

Ammerstol

 

Het was zo’n zaterdag waarop ik niets te doen had. Ik besloot naar Gouda te gaan om nog een paar chipkaarttestritjes te maken; waarom niet; zo'n dag moet toch óm; linksom of rechtsom. Met camera; misschien zou ik er nog een of twee foto’s-van-de-week uitpuren.

In Gouda vond ik het te warm om door de stad te lopen, dus besloot ik de eerste de beste bus naar buiten te nemen. Dat was lijn 197 naar Schoonhoven. Ik stapte uit in het dorp Bergambacht, liep naar de rivier de Lek die daar langs stroomt, liep langs de Lek naar Ammerstol, een nog onooglijker dorpje dan Bergambacht, en liep daarvandaan naar de Provincialeweg om de bus terug te nemen.

Een te mager uitje voor een verhaal, eigenlijk, en ik zou er niets over verteld hebben als ik ’s morgens niet dat vreemde artikel had gelezen in de krant, en als ik langs de Lek niet gestuit was op het meest lawaaierige en vervuilende evenement van onze provincie.

Wat ik in de krant las, bij een heel laat ontbijt, was een artikel over mindfulness, een nieuwe vorm van idioterie die erg en vogue schijnt te raken. Iedereen is er heel erg enthousiast over, maar niet zo enthousiast dat er al een Nederlandse term voor bedacht is.

Wat houdt mindfulness in? Je leert kijken. Gewoon met je bolle ogen; alles registreren, en naderhand vertellen. Daar word je gezonder, bewuster, aardiger en minder gestresst van, en daar wordt de wereld ook beter van, als we het allemaal gingen doen; vast en zeker, navelstaarderij helpt! Maar het is nog zo moeilijk dat je er een intensieve training van acht lessen à 3 uur voor nodig hebt, inclusief een flinke stapel dagelijks huiswerk.

Kijken dus, met aandacht, maar zonder je ergens druk om te maken, zonder te oordelen en zonder iets te willen veranderen. Het stamt uit het boeddhistische denken, zoals het meeste van dit soort meditatieve flauwekul. Het werkt vooral tegen overmatige werkstress en een negatief zelf- en wereldbeeld. Nu heb ik van het eerste geen last, zoals al blijkt uit de inleiding tot dit verhaal. Van het tweede vaak wel, maar ik noem dat: realisme, en zie niet, waarom ik het anders zou moeten zien. Want het meeste wat je ziet, áls je dan eenmaal kijkt, is voos, lelijk, slecht, belachelijk en droevig; toch? Laat een ander maar leven in een roze wolk; ik niet.

Tijdens les één, zo las ik, moesten de cursusdeelnemers rozijnen ervaren. Dat wil zeggen: niet achteloos, zonder te proeven een ons ervan achter hun huig kwakken, maar ze echt erváren: een voor een bekijken, van alle kanten observeren, beknijpen, beruiken, belikken, proeven…. Eén van de deelnemers barstte van ontroering spontaan in snikken uit: ‘Boe...hoe…hoe, dat kleine, gerimpelde rozij…hijntje….’. Een ernstig geval, maar hij komt er wel, dank zij mindfulness.

Een beetje kijken, alles mooi vinden wat lelijk is, nergens over oordelen en daarom ook nergens iets aan hoeven veranderen. Als we dat allemaal altijd eens gedaan hadden, als mensheid, sedert de vroege steentijd, dan hadden we helemaal nooit iets bereikt. Wat goedkoop allemaal, dacht ik, boven mijn kopje thee. Maar ook dat is alweer een oordeel. Echt duur is het trouwens niet: 225 euro, inclusief rozijnen.

 

 

Uren later stap ik in Bergambacht uit de bus bij een molen waaraan de Brasserie ‘Onder de molen’ is vastgebouwd. Bergambacht vormt samen met Ammerstol en Berkenwoude een der laatsten der Mohikanen: plattelandsgemeenten met een inwonertal lager dan 10.000. Het gemeentehuisje is, als vele andere gebouwen, versierd met trossen witte ballonnen; ik zal spoedig merken, waarom.

Bergambacht is niet genoemd naar de berg die hier niet is, maar naar de Heer van den Berge die het dorp ergens in de 13e eeuw gesticht heeft. De kerk is niet veel jonger. Wim Kok is in Bergambacht geboren, een schandvlek waarover niemand graag zal praten. De bevolking geldt als rood, dwars en links; hoe komt hier iemand ter wereld die van vakbondsheld via premier afzakte tot een van de prominentste leden van het graaiersgilde in dit land?

De Wikipedia is beknopt over de geschiedenis van de gemeente, en meldt slechts de touwslagerijen uit de Gouden Eeuw en de zalmvangst in Lek, die is doorgegaan tot in de 20ste. Maar gewoon door hier rond te wandelen kun je de rest aardig reconstrueren. Het laatste decennium van de 19 e eeuw moet een bloeiperiode geweest zijn. Het dorpshart van Bergambacht telt vele panden in chaletstijl, waarop fier een geboortejaar uit die era vermeld staat. De era van mijn grootouders. Ik had er vier, zoals iedereen, en die zijn, onafhankelijk van elkaar, en zonder het van elkaar te weten, geboren in vier opeenvolgende jaren: 1894 t/m 1897.

In de 20ste eeuw kwam de industrialisatie. Maar die heeft zijn beste tijd gehad. Het blijkt uit de wat vervallen fabriekspanden langs de Lek, die ik straks zal zien; het blijkt ook uit de arbeiderswoninkjes langs het kadetje in de buurtschap Bergstoep (kleine kade, bedoel ik, geen kleine kadet). De huidige bevolking is welvarend. In het hart van Bergambacht staan een paar enorme, luxueuze nieuwe winkelpanden die er eigenlijk te groot voor zijn.

 


Er staat een opvallend lelijke watertoren temidden van een parkje. Ik sla linksaf, de Lekdijk op en zie een iets eenvoudiger winkeltje dan daarnet, een houten kraampje. Het is onbemand. Je kunt er zakjes peren en appels kopen, pakjes zaad, kalebassen, rozijnen, potjes met ondefinieerbare inhoud. Het geld laat je gewoon achter. Noch de dagomzet, noch de koopwaar wordt gestolen; zo zijn de mensen hier niet. Voor levende have moet je even een 06-nummer bellen. Jonge haantjes, ras: Twentse hoenders, kleurslag: patrijs en geel patrijs, leeftijd: ca. 3 maanden. 5 euro het stuk; het is geen geld.




Dit zou een normale dijkwandeling zijn als er niet iets in de lucht hing. Mensen staan verwachtingsvol langs de weg, waarover voorlopig niet veel meer bijzonders komt aanrijden dan een tractor met het waarschuwingsbord MAAIEN achterop. Met de rug tegen de muur van weer zo’n verlaten fabrieksruïne zit een groepje simpele, schamele luiden, hier gearriveerd per motorfiets, zich te warmen aan de klanken van hun ghettoblaster. Guus Meeús bulkt uit de luidspreker: ‘Het is een nacht, die je normaal alleen in films ziet’.

Een nachtMERRIE zal hij bedoelen; Meeús is betrokken bij het faillissement van Marco Borsato’s The Entertainment Group, die de afgelopen week het hoofdpunt vormde van het showbiz-nieuws.

Er worden veel grapjes gemaakt over Borsato; tekstvarianten op zijn liedjes. Bijvoorbeeld: ‘Vandaag is rood… de kleur van mijn saldo’. En: ‘Binnen… ik wás binnen’. En deze, die ik zelf bedacht heb: ‘De meeste dromen zijn bedrog. Maar als ik wakker wordt, dan is die schuld er nog’. Noem hem flauw of voor de hand liggend, maar er is gisterenmiddag van harte om gelachen op de afdeling. Het past ook mooi in het jambische ritme van de tekst.

Een beetje leedvermaak is wel op zijn plaats, hoe zielig het allemaal ook is. Hoe krijgt iemand het voor elkaar; jarenlang het honderdvoud verdienen van de fans die zijn concerten bezoeken, en dan nog aan de grond eindigen.

Bergambacht en Ammerstol mogen dan aan de Lek liggen; die rivier zie je vrijwel nergens. Maar verder is er alles wat er wezen moet: idyllische huisjes onder aan de dijk; nog twee à drie van die simpele onbemande winkeltjes.

Natuurgebied De Snakkert, in bezit van de Stichting Zuid-Hollands Landschap, biedt eindelijk de kans om iets van water te zien. Het gebied is genoemd naar de zalmvisserij die hier eens was. Later was er zware industrie, maar nog later heeft men het gebiedje teruggegeven aan de natuur. De Snakkert bestaat uit paadjes door hoog riet, met houten vlondertjes over kreekjes. Bij de ingang ervan zitten weer mensen vol verwachting voor hun auto’s in de berm; beslist geen wandelaarstypes.

 


De dichter Bloem had het eens over een stukje natuur ‘ter grootte van een krant’, maar dit is hooguit een postzegel. Met de rust is het nu ook abrupt gedaan. Ik fotografeer nog wel een groepje rustieke watervogels in een plas, maar heb mijn hoofd er al lang niet meer bij. Een ouderwetse, groene vrachtwagen, met een boeket bloemen voorop, komt aanrijden over de dijk. De wagen is helemaal volgehangen met luidsprekers waaruit muziek boert, nog een graadje erger dan Guus Meeús: carnavalsmuziek. Een megafoonstem brult iets; ik vang iets op van trucks.

Die verschijnen kort daarop ten tonele. Het is een hele colonne van stinkende, ronkende, toeterende vrachtwagens, bestelwagens, een touringcar ertussen. Er is politie bij om de stoet te begeleiden; blijkbaar is er bij de gemeente vergunning aangevraagd en afgegeven voor deze vorm van overlast. Die vindt notabene plaats in het weekend dat meer milieubewustere gemeenten hun binnenstad geheel afsluiten voor autoverkeer. Die gedwongen autoloze zondagen, daar zet ik ook vraagtekens bij, maar dit lijkt een soort provocatie en protestactie daartegen.

Bizar, dat ik nou voor het eerst en misschien voor het laatst in Ammerstol kom, en daar net voor het eerst en misschien voor het laatst zo'n idiote stoet zie. Onder oorverdovend kabaal, dreunend getoeter dat doordringt tot in je ingewanden, loop ik over het pad onderaan de dijk, totdat ik de smalle straten van Ammerstol nader en niet meer verder kan.

 


Ik moet de hele optocht uitstaan; die wegmonsters zijn net zo breed als de dijk, en is geen plaats meer voor voetgangers. Het gaat maar door, de auto’s hebben volgnummers en we zitten al boven de honderd. Maar de bevolking van dit plaatsje reageert uitgelaten op misschien het enige verzetje per jaar en zwaait met brede armgebaren naar de opvarenden.

En ergens in een dijkhuisje zit vast een gestresste Ammerstoller zijn huiswerk mindfulness te maken, met twee oren vol herrie en een neus vol dieseldampen. En zonder recht om een en ander met kracht te veroordelen.

Maar wat denken die mindvollen nou eigenlijk? Dat onze neus, ogen, oren en tong zo maar een beetje los in ons hoofd rondwapperen, zonder vast te zitten aan onze hersenen, ons oordelend verstand? Daar zijn zintuigen toch voor bedoeld, als input voor het denken; daar zijn zelfs creationisten en evolutionairen het over eens.

Als je zover heen bent dat je je voor zo'n cursus opgeeft, kun je beter een website beginnen en een fotocamera kopen, en op zoek gaan naar onderwerpen om te fotograferen en te beschrijven. Je ziet, hoort en ruikt dan tien keer zoveel als wanneer als je zonder camera rondloopt en geen blog hebt. En lever vooral overal commentaar op, natuurlijk, en loop niet alleen maar waar te nemen. Want anders waren we zelf niet meer dan camera's, registratieapparaten, en dat kan de bedoeling toch niet zijn; ook niet van mindfulness. Ik bedoel: ook navel- en rozijnenstaarderij moet uiteindelijk tot iets leiden.

De stoet is voorbij. Desgevraagd meldt een dorpeling dat ik getuige ben geweest van de truckrun van De Waardse Truckers. Die wordt gehouden speciaal voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen, die mogen meerijden met die wegkastelen. Daar kun je natuurlijk niks van zeggen (en daar speculeren ze op); wat je organiseert voor de kreupelen van lijf of geest, kan nooit een schande zijn.

Deze truckrun is zo’n evenement ‘waarover lang wordt nagepraat’, zoals ik later ergens lees. Ik hoor ook inderdaad overal in het minuscule dorpskerntje mensen napraten over het gebeuren. ‘Het waren er nog meer dan vorige jaar’, zegt een man begeesterd.

 

Ammerstol, is die naam nou ontleend aan een (kerst)stol of aan een tol? Het laatste lijkt me waarschijnlijker. Het klopt ook, sla ik later na in de Wikipedia. Maar wie of wat Ammer(s) is geweest, blijft in het ongewisse. Bij Ammerstol staat dat het dorp genoemd is naar iemand die Theoloneum de Ambers heette en hier ooit tol hief. Maar bij Groot-Ammers, een dorp pal aan de overkant, vermeldt de populaire, doch niet altijd betrouwbare encyclopedie dat een ammer een waterloop is.

Ammerstol bezit een dorpspomp met het gemeentewapen erop. Het kerkje heeft een spandoek met daarop VOEL JE THUIS in kleurige letters. Langs de lange asfaltweg die uitkomt op de Provincialeweg gedijen zonnebloemen van vier meter hoog in een strookje zand van een decimeter breed, tussen een schutting en het plaveisel. Aan weerszijden van deze weg is het groen en lopen schapen rond. Maar er staan ook twee hypermoderne villa's of kantoorgebouwen. De bus, die ik had willen halen, zie ik langsstuiven als ik nog 200 meter van het kruispunt verwijderd ben. Dat wordt een halfuur wachten in een abri langs de weg.

Ik onderga het, ik stel het vast, ik zeg er niets van, ik keur het niet af, ik gisp of laak het niet, ik betuig er ook geen adhesie mee, ik schrijf het op omdat het gezien is, en niet onopgemerkt gebleven.

Frans Mensonides
17 oktober 2009
Er geweest: zaterdag 19 september 2009.

Eenden in De Snakkert. Tevens een mooi meditatieplaatje, voor wie het staren niet kan laten.


© Frans Mensonides, Leiden, 2009.


<< naar thuispagina Frans Mensonides