De Dordtse arts Johan van Beverwijck (1594-1647) zou je de Dr. Gisolf van de Gouden Eeuw kunnen noemen, of misschien ook wel – gezien zijn interesse voor de menselijke geest – de Dr. Phil van de Gouden Eeuw. In tienduizenden gezinnen werden zijn boeken, zoals Schat der gezondheid, veelvuldig geraadpleegd.
Van Beverwijck was een vooruitstrevende arts en medische onderzoeker. Hij wilde zijn kennis delen met het lekenpubliek. Daarbij kreeg hij hulp van volksschrijver Jacob Cats, die zijn medische encyclopedieën voorzag van gedichten. ‘Alles met mate’ was het beste advies dat beide heren hun lezers konden geven.
Johan van Beverwijck studeerde en promoveerde in het Italiaanse Padua. In 1616 raakte hij daar besmet met pest. Van Beverwijck overleefde de ziekte ternauwernood. Altijd heeft hij belangstelling behouden voor het bestrijden van epidemieën. Net als vrijwel iedereen in die tijd zag hij de pest als een straf van God. Dat vond hij echter geen excuus voor een lijdzame houding. Behalve een straf voor de menselijke zonden, was de pest ook een gewone besmettelijke ziekte. De mensen konden en mochten zich wel degelijk tegen die ziekte verdedigen door het nemen van goede preventieve maatregelen.
Na zijn studie begon Van Beverwijck een praktijk in zijn geboortestad Dordrecht. Daarnaast was hij stadsarts, had hij zitting in het stadsbestuur en vertegenwoordigde hij zijn stad in de Staten van Holland. Zoals vrijwel alle prominente vaderlanders uit die tijd, behoorde hij tot het netwerk van Constantijn Huygens.
In de jaren 30 vatte Van Beverwijck het plan op, een medisch handboek te schrijven in het Latijn. Jacob Cats, raadspensionaris van Holland, bezwoer hem om in het Nederlands te schrijven; dan zou hij een veel groter publiek bereiken. Cats schreef een groot aantal gedichten voor het boek en vertaalde er ook enkele van klassieke auteurs.
Schat der gezondheid verscheen in 1636 bij de boekverkoper (‘schat’ in de titel van boeken verwijst naar de wijsheid of de schoonheid die erin is verzameld). Het was een kloek boekwerk met meer dan 700 pagina’s, verdeeld in twee delen.
Het eerste deel behandelt de gezondheidsleer. Alles draait om harmonie: evenwicht tussen de vier lichaamssappen, evenwicht in het menselijk gemoed. De harmonie in het menselijk lichaam kon hersteld worden door indertijd vaak toegepaste methoden als aderlaten, purgeren en klisteren. Maar voor de harmonie in de geest moest de mens zelf zorgen; het was een kwestie van levenshouding.
Deel 2 van Schat der gezondheid is gewijd aan de praktijk. Cats leidt het in:
TReet dieper in de kunst, en
leert gemeene gronden |
Nu u de oorzaak bekend is van ziekte en gezondheid, moet u nu dieper doordringen in de materie en leren wat de basis is van alles. Leer hoe u voedsel, drank en lucht kunt gebruiken om uw bloed fris en jeugdig te maken. En om voor u alvast een tipje van de sluier op te lichten en de basis te leggen voor het verdere werk: leer van nu af, dat ‘alles met mate’ de beste raad is. Een mens moet niet te lui zijn, maar hij moet zijn lichaam ook niet voortdurend belasten met te zwaar werk. Zorg dat uw kok niet al te karige maaltijden serveert, maar eet ook niet te gulzig. Slaap niet te lang, maar blijf ook niet te lang op. Maak er geen gewoonte van, u op gezette tijden vol te laten lopen met drank, totdat drinken een leefregel wordt en u er niet meer buiten kunt. Verzin niet uit lichtzinnigheid steeds maar nieuwe redenen, ik weet niet wat, om te drinken. Door te vasten, kalm te zijn en rustig te leven, wordt uw koorts soms zonder meer verdreven. Wees toch matig, verwend volkje; ook zonder grote offers kunt u van pijn, van ongemak en ziekten verlost worden. |
Ioh. Van Beverwyck, Schat der gesontheyt. Tweede Druck, Met veersen verçiert door Heer Iacob Cats. (…). Dordrecht 1638. Exemplaar KB Den Haag, signatuur KW 2216 B 29. p. 557.
Van Beverwijck’s proza was zeer vlot en pakkend. Hij illustreerde de stof met voorbeelden uit zijn eigen praktijk en schuwde ook niet, komische anekdoten toe te voegen. Zoals in het hoofdstuk over diagnostiek door onderzoek van urine (piskijken, in de volksmond). Van Beverwijck vertelt het verhaal van een dienstbode die urine van haar patrones naar de dokter moest brengen. Onderweg liet zij het potje per ongeluk vallen. Zij ving nu maar de plas van een koe op, en de dokter constateerde na onderzoek, dat de patiënte de laatste tijd wel erg veel gras gegeten had.
Van Beverwijck’s werken bevatten veel gegevens over geneeskrachtige kruiden. Volgens de arts hoefde je daar nooit lang naar te zoeken. God zorgde ervoor dat in elke landstreek kruiden groeiden tegen de ziekten die er heersten.
Over seksuele zaken zweeg men liever in die tijd. Maar Van Beverwijck gaat het onderwerp niet uit de weg en betrekt het bij zijn raadgevingen.
Al schijnt het oock datter verschil is onder de oude Doctoren, of het gesonder is, hier toe met een volle, ofte een ledige maegh te comen: soo is even-vvel het beste gevoelen, dat het niet gesont en is terstont nae den eten met een vollen buyck, maer is morgens als de spijse verteert is, het lichaem lucht ende de geest lustigh is, dat heugelijck vverck te beginnen: en daer dan vvat op te slapen: ofte altijt vvat te rusten, sonder terstont op te staen, volgens het Spreeck-woort, Op gedaen vverck is goet rusten. |
Onder de artsen uit de oudheid schijnt er meningsverschil te bestaan over de vraag, of het gezonder is, met volle of lege maag te komen tot een bijslaap. Maar over het algemeen is men toch van mening dat het ongezond is, meteen na het eten met een volle maag te beginnen met dit plezierige werk. Beter kan men dat ’s morgens doen, als het eten verteerd is, het lichaam licht en de geest opgewekt. En daarna moet men dan een poosje slapen, of in ieder geval wat rusten, en niet meteen opstaan. Het spreekwoord luidt niet voor niets: ‘Na gedane arbeid is het goed rusten’! |
Ioh. Van Beverwyck, Schat der gesontheyt. Tweede Druck, Met veersen verçiert door Heer Iacob Cats. (…). Dordrecht 1638. Exemplaar KB Den Haag, signatuur KW 2216 B 29. p. 740.
Op de moderne lezer komen de opvattingen van de Dordse arts over als een ratjetoe van geloof, bijgeloof, volksgeloof, praktijkervaring en achterhaalde theorieën uit voorbije eeuwen. In de 17e eeuw golden de boeken van Van Beverwijck echter als vernieuwend. Naast theorieën uit de oudheid onderwees hij ook nieuwe ontdekkingen, zoals de bloedsomloop. Ook verrichte van Beverwijck zelf wetenschappelijke experimenten. Hij was vertegenwoordiger van een medische wetenschap die zich langzamerhand begon te bevrijden uit de ketenen van de oudheid en de middeleeuwen.
Na Johan van Beverwijck’s dood werden zijn werken in één band uitgegeven. De bundel bleef gedurende de rest van de 17e eeuw populair en werd diverse malen herdrukt.
Joh. van Beverwijck, De schat der gezondheid. Met gedichten van Jacob Cats. Samenstelling L. van Gemert. Amsterdam 1992. Griffioen.
L. van Gemert, 'Johan van Beverwijck als 'instituut'. In: De zeventiende eeuw. Cultuur in de Nederlanden in multidisciplinair perspectief. Tijdschrift van de Werkgroep Zeventiende Eeuw. 8 (1992) 1, p. 99-106.