Waarzeggers en nachthuilers; bedelaarstypen

Zedeprinten Startpagina <<< De bedelaar (inleiding) <<< De bedelaar (vertaling) <<<


In Adriaen van de Venne’s satire Tafereel van de belacchende werelt (Schets van de lachwekkende wereld, 1635) komt een beschrijving voor van maar liefst 42 typen bedelaars. Een kleine greep:

12. Schwanfelders,

Laeten hun kleederen in de Slaep-hocken, en gaen naeckt, beven en trillen, doch hebben sich eerst bestreken met Netelen-Saet, en ander dingen, segghen datse van Roovers ontbloot zijn, om de goede Luyden behendigh door bidden te berooven.

12. Dalvers

Laten hun kleren achter op hun slaapplek en lopen naakt over straat. Ze beven en trillen, maar hebben zich eerst tegen de kou ingewreven met brandnetelzaad en ander spul. Dan zeggen ze dat ze van hun kleren zijn beroofd, om goede lieden op listige wijze geld af te bedelen.

15. Dutsbetters,

Dese spreyen sich voor de Kerck neder met lyne doecken over-deckt, ende noch eenighe by-voeghselen, al of het Kraem-Vrouwen waren, ende nochtans zijnīt somwijl Mans die onder ītkleet Leuy-Sacken. Foy! ellendigh bedrogh!

15. Aanstellers

Deze mensen gaan voor de kerk liggen, overdekt met linnen doeken en andere dingen, zodat het lijkt of ze hoogzwanger zijn. Maar soms zijn het mannen die onder zulke lappen liggen te luieren. Bah, wat een misselijk bedrog!

23. Veraniers,

Verthoonen sich al offe gedoopte Ioden ware[n], en datse Kersten zijn, derve[n] seggen aende Luyde[n] datse weten, off haren Vader en Moeder in de Helle is, oft niet. Dese Giel-Tonghen locken yemants kleederen van īt Lijff. Al quade treken.

23. Waarzeggers

Doen zich voor als gedoopte joden die bekeerd zijn tot het christendom. Ze durven te beweren dat ze weten of iemands vader en moeder in de hel is of in de hemel. Deze rasbedelaars praten de mensen de kleren van het lijf, allemaal rotstreken!

27. Gens-scheerders,

Doen goede kleederen aen, en trogghelen op Straet, roemen dat sy handt-wercks-Knechten zijn, ende datse langh sieck gheweest hebben, ende al verteert watse hadden, ende noyt gebeden: segghen datse voor alle Man schamen te bedelen, maer eyschen juyst aen een seffens: Is dat goet werck?

27. Ganzenplukkers

Trekken goede kleren aan en lopen overal op straat te verkondigen dat ze arbeiders zijn, en dat ze langdurig ziek zijn geweest en daardoor geen cent meer bezitten. Ze schamen zich er zogenaamd voor dat zij met bedelen de kost moeten verdienen, maar ondertussen vragen ze wel om geld. Is dat nou eerlijk werk?

37. Zee-schalkers,

Die slenteren in vreemde Steden, ende huyren dan eenighe Schippers bepeckte besmette Kleeren, en Mutsen, en meerder dat tot dies behoort, seggende, aen de luyden, datse by quaet mis-gheluck verzeylt zijn, ende wel drye dagen op plancken gedreven hebben, of aen de Mast geklautert; waer mede krijgen sy dan ‘tgene daer andere Eerlijcke voor hebben zitten Wercken. Ach! wee sulke Zee-Haenen!

37. Zeeschuimers

Die lopen te slenteren in vreemde steden en huren dan wat vuile schipperskleren, schippersmutsen en wat er zoal bij hoort. Dan maken ze de mensen wijs dat ze na een schipbreuk drie dagen lang op zee gezworven hebben. Al die tijd hebben zij rondgedreven op planken, of hebben ze zich vastgeklemd aan de mast. Met zulke praatjes krijgen ze dan andermans eerlijk verdiende geld in handen. Och, och, wat moet je toch met zulke zeebonken?

39. Drinck-lof-tuyters,

Stappen by eenighe ghelaghen vande drinckebroers, en spele[n] op Lier, Fleuyt, en Veel, terwijl de Waerdinne niet en vergheet te schrijven, als de gulpers droncken zijn, ende slaperigh: dan speelmen hant inde sack: ende de Lier is stil, 'tghevoel is dan boven ‘tgehoor; dies halven zijn die speel-prachers maer geneughelijcke Dieven.

39. Flierefluiters

Stappen zomaar ergens binnen waar stevig gedronken wordt en spelen dan op de lier, de fluit en de vedel. De waardin blijft wel schrijven terwijl die zuiplappen dronken en doezelig worden. Ten slotte valt de lier stil en verdwijnen er handen in andermans zakken; het komt nu meer aan op de tastzin dan op het gehoor. Een fraai stelletje dieven, die muzikale schooiers!

41. Avont-Star-kijkers,

Derven by daghen voor de deuren niet komen locke-munten, maer inden avont spreken sy de Lieden aen die op hun Stoepen sitten, ende dan geven sy te kennen hoe datse geen gelt hebben om een slaep-stee: oft datse anders op Straet mosten slapen in perijkel om ghevat te worden van de Schutter-Wacht.

41. Sterrenkijkers

Hebben overdag het lef niet om langs te deuren te leuren. Maar ’s avonds spreken zij mensen aan die voor hun huis zitten. Dan komen ze met het verhaal dat ze geen geld hebben voor een slaapplek en dat ze anders op straat moeten slapen, met de kans dat ze in de kraag worden gevat door de nachtwacht.

42. Nacht-be-huylers,

Ligghen met kinderen jammerlijck en stenen ende klaghen onder eenighe bancken voor de besloten deuren, om sonder kloppen de huysen te doen openen, opdat yder medelijden mocht krijghen on die selve huylers binnen te nemen; maer, als sulcks geschiet, dan gaen sy al stille inder Nacht wegh, sonder karmen, met het gheene datse de Vromen af-draghen; derhalven moeten alle voorsichtige geseydt zijn:


Sluyt Guyt Uyt.

42. Nachthuilers

Liggen ’s nachts, als alle deuren op slot zitten, met hun kinderen ergens onder een bank te jammeren en te kermen. Zo krijgen ze voor elkaar dat de deuren open gaan, zonder dat ze hoeven aan te kloppen. Ze hopen medelijden te wekken, zodat ze binnen geroepen worden. Maar als dat gebeurt, dan gaan ze er in het holst van de nacht vandoor met wat ze van hun vrome gasten gestolen hebben – deze keer zonder gekerm. Dus geldt voor alle verstandige mensen:

Sluit je huis voor dat gespuis!

Tafereel van de belacchende werelt, p. 144-154.


Adriaen van de Venne (1589-1662) was schilder, graveur en schrijver. Zijn Tafereel van de belacchende werelt is een caleidoscopisch werk, met een bonte afwisseling van monologen en dialogen in rijm en proza. Van de Venne voorzag het zelf van illustraties. Het speelt zich af op de Haagse meikermis, een grote jaarmarkt die werd gehouden op en rond het Binnenhof.

Tamme Lubbert en Fijtje Goris, een boerenjongen en -meisje, lopen rond over de kermis en raken verzeild in allerlei avonturen. Ze leveren commentaar op alles wat lachwekkend is op de kermis en in de wereld: het hofleven, de bedriegerijen, de extravagante kleding van de Hagenaars, de vrijages van geliefden.

Op een gegeven moment worden Tamme en Fijtje aangevallen door een bende straatschoffies. Er ontstaat een vechtpartij. Als de vrede weer getekend is, onthullen de schoffies de geheimtaal van de boeven en komen ze met een lange lijst Bargoense woorden. Ene Roembout, een vriendelijke, oude baas, waarschuwt de omstanders vervolgens voor de 42 bedelaarstypen.

Dergelijke lijstjes waren populair in de 16e- en 17e-eeuwse volksliteratuur. Van de Venne heeft de meeste bedelaarstypen ontleend aan andere werken, waaronder Duitse; dit verklaart namen als Schwanfelders. Zulke kijkjes in de onderwereld waren bedoeld als amusement, maar ook als serieuze waarschuwing tegen bedriegerspraktijken.

Natuurlijk zijn er ook eerlijke bedelaars:

De eerlijcke Armen moet me[n] noodige hantreyckinghe doen. Wie rijckeljick [sic] is gheseghent sal van toverschot uytdeelen aen die een deel van noode hebben. In geval eenighe goederen misbruyckt werden by somige Mal-arme, daer over blijft de misdaet op den ontfanger.

Eerlijke armen, die moet je de nodige hulp geven. Wie gezegend is met rijkdom moet van zijn overvloed delen met mensen die het hard nodig hebben. En mocht het eens gebeuren dat een dwaze arme misbruik maakt van wat hij gekregen heeft, dan komt dat op het conto van de ontvanger, en niet van de gever.

Tafereel van de belacchende werelt, p.152, in margine


Meer weten?

Adriaen van der Venne 1589-1662 (DBNL-auteurspagina).

M. van Vaeck, Adriaan van de Vennes ‘Tafereel van de belacchende werelt’ (Den Haag 1635). Dl. I: Prolegomena. Dl. II: Facsimile-editie. Dl. III: Studie. Gent 1994. Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 121. (Dissertatie).


Đ Frans Mensonides, Leiden, 2007, 2009.