In de slotpassage van Een boer vertelt Huygens een anekdote over de Griekse filosoof Diogenes. Die ontzegde zich de luxe van een drinknap, nadat hij een bedelaar water had zien drinken uit de kom van zijn hand.
Diogenes van Sinope (ca. 400 - 323 v. C.) was een van de meest spraakmakende denkers van zijn tijd. Na zijn verbanning uit zijn geboorteplaats nam hij - volgens een andere anekdote - in Athene zijn intrek in een wijnvat. Hij gedroeg zich als een hond: hij deed zijn behoefte op straat en at wat men hem toewierp. Atheense burgers zagen hem in het volle daglicht over het marktplein lopen met een lantaarntje. Hij zei dan dat hij op zoek was naar een rechtschapen mens.
Diogenes trachtte de brave burgers van Athene met prikkelende opmerkingen en provocerend gedrag aan het denken te zetten. Geen mens ontsnapte aan zijn spotlust. Hij had iets weg van de provo´s in het Amsterdam van de jaren 60, die de normen en waarden van de gevestigde orde op speelse wijze ter discussie stelden.
Ook voor de heerser Alexander de Grote had Diogenes weinig ontzag. Alexander zocht de wijsgeer op in zijn wijnvat en vroeg hem of hij iets voor hem kon betekenen. ‘Jawel’, antwoordde Diogenes nuchter, ‘ga uit mijn licht.’
Tientallen van dergelijke verhalen doen de ronde over Diogenes. Voor de waarheid ervan kan natuurlijk niet worden ingestaan. Zelf heeft Diogenes geen geschriften nagelaten. Wel heeft hij vele andere denkers beïnvloed. Hij geldt als de grondlegger van de cynische (letterlijk: hondse) stroming in de filosofie.
De cynici predikten soberheid. Volgens de cynische filosofie kan een mens ook zonder rijkdom gelukkig zijn. De waarde van een persoon wordt niet bepaald door zijn bezittingen, noch door zijn positie in de maatschappij; slaven zijn niet minder dan vorsten. Door te leven in rijkdom en luxe verloochent de mens zijn ware aard.
Diogenes beperkte zich niet tot denken; hij wilde zijn ideeën ook in de praktijk brengen en een voorbeeld zijn voor zijn medeburgers. Jan en Trijn hebben in Een boer dezelfde rol. Evenals Diogenes bespotten ze hun rijke stadsgenoten: de Hagenaars aan het hof, die zo gesteld zijn op dure kleren. Zelf zijn de boeren hardwerkende, godvrezende mensen, wars van iedere opsmuk. Zonder het zelf te beseffen houden ze de mensen een spiegel voor. Met hun gedrag prikken ze door alle dikdoenerij en geleerdheid heen. In Huygens’ ogen zijn zij een voorbeeld voor iedereen.
Diogenes de cynicus (Kees Koopman).