Dit is deel 1 van een kort reeksje artikelen rond de Nederlandse literatuur uit de Gouden Eeuw. Ze vormen het verslag van enkele lees- en kijkervaringen, eerder dan wetenschappelijke beschouwingen. In dit deel een spotprent uit 1618, waarmee je anno 2009 nog een punt kunt maken.
Dit jaar is het exact 500 jaar geleden dat de Franse kerkhervormer Jean Calvijn (1509-1564) werd geboren. Ook is het op de kop af 400 jaar geleden dat in Nederland een godsdiensttwist uitbrak over zijn leerstellingen.
De strijdende partijen waren de aanhangers van twee Leidse professoren: Franciscus Gomarus en Jacobus Arminius. De gomaristen (ofwel: contraremonstranten, ofwel: preciezen) waren met Calvijn van mening dat God het noodlot van alle mensen voorbeschikt had (‘predestinatie’) en dus ook of men in de hemel of in de hel zou belanden. De mens kon daarop zelf geen invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door het verrichten van goede werken. De arminianen (ofwel: remonstranten, ofwel: rekkelijken) geloofden echter in de vrije wil en de eigen verantwoordelijkheid van de mens.
Meer informatie over de godsdiensttwisten op mijn website over Zedeprinten van Constantijn Huygens.
Het gekrakeel tussen beide theologen, met ernstige politieke consequenties, is het onderwerp van bovenstaande spotprent, getiteld Op de Waeg-schael - ook bekend onder de titel Opde Jonghste Hollantsche Transformatie (Over de laatste Hollandse omwenteling). En Calvijn zelf is het onderwerp van maar liefst drie tentoonstellingen in Dordrecht, waarvan de belangrijkste, ’Calvijn & wij’ in de Grote Kerk, vooral bedoeld lijkt om het imago op te pimpen van de man die zo’n grote invloed op ons land heeft gehad - zonder dat hij het ooit bezocht heeft.
Laten we eerst eens naar die spotprent kijken. Voor de beschouwer in 1618 zal alleen het plaatje al wel duidelijk genoeg geweest zijn. Desondanks is het voorzien van een begeleidend gedicht. Dat was anoniem, maar we weten dat het geschreven is door Joost van den Vondel, een aanhanger van de arminianen. De hertaling van het onderschrift luidt:
Op de weegschaal
Gomarus en Arminius streden voor het Hof over het ware geloof. Beiden legden hun meegebrachte bewijsstukken in de weegschaal. Doctor Gomarus, die arme drommel, had een heel slechte start. Want de slimme Arminius had tegenover Beza en Calvijn de rok van advocaat Van Oldenbarneveldt in de schaal gelegd, de kussens van de Staten van Holland, een geest die niet geheel gespeend leek van gezond verstand, en ten slotte documenten die overduidelijk het heilige recht van iedere stad vermeldden. Gomarus keek steeds in de rondte, totdat de prins zijn schaal, die hoger hing, te hulp kwam met zijn stalen zwaard. Dat was zo zwaar, dat het al het andere overtrof. Toen ging iedereen Gomarus’ beeltenis aanbidden en kreeg Arminius een schop onder z’n krent.
Wat is hier aan de hand? De stadhouder Prins Maurits (uiterst linksonder) uit het kamp van Gomarus (rechts achter de linker schaal, met gevouwen handen), heeft de godsdienststrijd beslecht met botte machtspolitiek, althans naar het oordeel van tekenaar en dichter. In Utrecht (rechtsboven afgebeeld door het venster) heeft hij de waardgelders, de eigen troepen van die stad, naar huis gestuurd. Daarmee heeft hij de privilegiën geschonden die de steden sedert de middeleeuwen bezaten. Die privilegiën behoren tot de voorwerpen die in de rechterschaal gelegd zijn. Aanvankelijk gaven die de doorslag boven wat in de linkerschaal lag: de boeken van Calvijn en zijn geestverwant Beza. Toen legde Maurits echter zijn zwaard (symbool van militaire macht) bij de boeken en zie: de weegschaal sloeg ineens naar zijn zijde door. Daarmee bezorgde hij de remonstranten de nederlaag.
Bij de remonstranten zien we Arminius zelf (meteen achter de rechterschaal) en Johan van Oldenbarneveldt (tweede van rechts op de prent), de politieke vijand van Maurits. Van Oldenbarneveldt, de raadspensionaris of landsadvocaat van Holland, is hier nog in het bezit van zijn hoofd. Een jaar later zou hij het door toedoen van Maurits verliezen op het schavot.
Weegschalen kwamen vaak voor op spotprenten uit die tijd. In een oogopslag kon je zien, wat volgens de ontwerper van de prent het zwaarst moest wegen. Er zijn bijvoorbeeld veel protestantse prenten bekend waarin de bijbel de doorslag geeft op de balans. Zelfs al nemen in de andere schaal diverse zwaargewichten plaats met mijters en bisschopsstaven: het Woord blijft zwaarder wegen dan alle RK-prelaten bij elkaar.
Deze spotprent-met-onderschrift uit 1618 kan moeilijk anders uitgelegd worden dan als een anti-gomaristisch, en daarmee anti-calvinistisch pamflet. Ja, je zou nog staande kunnen houden dat het een pamflet is tegen inmenging van de staat in religieuze kwesties in het algemeen; ook de staatsgezinden rechts leggen allerlei politieke zaken in de schaal. Maar een pro-Calvijn-prent kun je er niet van maken.
Toch is dat precies wat gebeurt op de tentoonstelling ‘Calvijn & wij’. Volgens het onderschrift ‘blijken [de boeken van Calvijn en Beza] zwaarder dan de opvattingen van de remonstranten, die ook nog het gewicht van de kussens van de politici aan hun kant hebben.’ Het cruciale zwaard wordt dus over het hoofd gezien. Wie zoiets schrijft, heeft het niet erg ingewikkelde gedicht van Vondel niet begrepen of überhaupt niet gelezen, en ook niet echt goed naar de prent gekeken.
Het is tekenend voor de invalshoek waaronder deze tentoonstelling is samengesteld. Ik viel van de ene verbazing in de andere. Allereerst de slogan al, waarmee het driedubbele evenement in Dordrecht wordt aangekondigd: ‘Wie zouden we zijn zonder Calvijn?’ Het doet me net iets te veel denken aan ‘Waar zouden we zijn zonder de trein?’ Het is een reclamekreet, eerder dan een oproep om een tentoonstelling te bezoeken over zaken van bijna een half millennium geleden. Het is bepaald geen aansporing, de toestanden uit die tijd te bekijken met de afstandelijke, objectieve blik van de historicus.
Uit de vele krantenartikelen en documentaires die met deze Dordtse drieslag gepaard gaan, blijkt dat zo’n objectieve blik ook nadrukkelijk niet de bedoeling is. Calvijn heeft een slechte naam, en die moet worden gezuiverd. Calvinisme, het wordt typerend geacht voor ook de moderne, 21e-eeuwse Nederlander. Maar als je vraagt, wat het precies is, krijg je vaak heel negatieve dingen te horen: bekrompenheid, zwaaien met het vermanende vingertje, nooit plezier hebben en zeker niet op zondag, soberheid, somberheid, het fantasieloze ‘doe nou maar normaal, dan doe je al gek genoeg’, zuunigheid, strengheid, onverdraagzaamheid, een grote neiging tot het veroorzaken van kerkscheuringen, de trommel met Mariakaakjes die na één keer presenteren hermetisch wordt dichtgeklapt en diep in het dressoir wordt weggestoken… Er komt bijna geen eind aan de akelige associaties die de naam Calvijn wekt.
Hier moet een imago opgepoetst worden. In de tentoonstelling gebeurt dat met verve. Calvijn was niet die asceet waarvoor wij hem houden. Je mocht van hem, als je het niet te gortig maakte, best genieten van seks, lekker eten, de mooie natuur en een wijntje op zijn tijd. Wat dan weer niet mocht: dansen, of er zelfs er maar naar kijken. Je kreeg in Genève gegarandeerd stront met het consistoire, de kerkenraad in de stad waar Calvijn het grootste deel van zijn werkzame leven heeft doorgebracht en heel wat in de melk had te brokken.
Dan de verdraagzaamheid van Calvijn. Hij kon en wilde in 1553 niet verhinderen dat de theoloog Michael Servet, die niet geloofde in de heilige drievuldigheid, naar de brandstapel gestuurd werd. Dat was nu eenmaal de Keizerlijke wet: ketters moesten levend verbrand worden. Calvijn pleitte nog wel – tevergeefs - voor onthoofding, een veel humanere methode van executie. Uit het commentaar bij de tentoonstelling blijkt, dat we dit erg nobel en sympathiek van hem moeten vinden.
Het werd me vreemd te moede, op dat moment. De boodschap luidde blijkbaar dat Calvijn alleszins meeviel. Maar ik rook tijdens mijn bezoek een steeds bedomptere geur van orthodoxe benepenheid, als het niet de schroeilucht was van verbrande andersdenkenden en dreigementen met de verdommenis.
Hoe meer ik leer over Calvijn, hoe groter mijn hekel aan hem en zijn leer. Maar voor anderen neemt hij ‘Idols-achtige proporties aan’, althans dat zei onze oppercalvinist Balkenende laatst zonder blikken of blozen, volkomen voorbijgaande aan juist het oncalvinistische van zulk dwaas gedweep. Calvijn is natuurlijk ook een sterkte troef in de hedendaagse godsdiensttwisten: die met de eveneens jubilerende Darwin en die met lieden die posters ophangen over een waarschijnlijk niet bestaande god.
De tentoonstelling vergde een geestelijke worsteling (nog even afgezien van die met de krakkemikkige AudioTour, die mij alleen zijn complete verhaal in het oor wilde fluisteren als ik roerloos voor de desbetreffende attractie ging staan en die houding volhield tot het verhaal uit was). Maar die worsteling leidde uiteindelijk tot een loutering. Ik noem me al heel lang atheïst. Maar nog nooit ben ik, tot op die meimiddag in Dordt, zo blij geweest dat ik het was. Je zou atheïsme bijna een Genade noemen.
Ik voelde een sterke aandrang om die kerk hardlopend te verlaten en wat frisse lucht in te ademen. Maar deed dat niet voor de spotprent met die weegschaal bekeken te hebben, plus het kant noch wal rakende bijschrift. Van kerkgeschiedenis heb ik geen verstand. Ik ga er op zo’n tentoonstelling van uit dat althans de feiten kloppen. Maar als het enige onderdeel waarvan ik de juistheid kan controleren, verkeerde of zelfs tendentieuze informatie bevat, dan zegt me dat genoeg over de rest.
Grote Kerk, Dordrecht
De twee andere Calvijn-tentoonstellingen in Dordrecht waren, tegen mijn verwachting in, heel aardig. ‘Calvijn & ik’ in het Hof laat amateurfoto’s zien waarop de fotografen het begrip ‘calvinisme’ in beeld hebben gebracht. ‘Calvijn in beeld’, in het tijdelijke Dordrechts Museum aan Haven, geeft de liefhebbers van vroegmoderne tekeningen en pamfletten echt het volle pond. Daar zag ik opnieuw Op de Waeg-schael. En deze keer met een geheel andere uitleg dan in de Grote Kerk; een uitleg die wél recht deed aan de bedoelingen van de auteurs. Calvijn blijft me verbazen, in zijn jaar.
Frans Mensonides
20 juni 2009.
Er geweest: 22 mei en 4 juni 2009.
©
Frans Mensonides , Leiden, 2009.
Afbeelding Calvijn afkomstig uit de Wikipedia, spotprent
met weegschaal afkomstig van ‘Joost van den Vondel: Profiel’ op
de site van de Koninklijke Bibliotheek, Portret van Vondel overgenomen
uit J.F.M. Sterck et al., De werken van Vondel.
Dl. 5. 1645-1656. Amsterdam 1931. p. 54.
Webeditie op DBNL